Vonnis/arrest, Raad van State, 2023-03-09

JurisdictionBélgica
Judgment Date09 mars 2023
ECLIECLI:BE:RVSCE:2023:ARR.255.993
Link to Original Sourcehttps://juportal.be/content/ECLI:BE:RVSCE:2023:ARR.255.993
Docket NumberA. 237307/XIV-39075
CourtRaad van State
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VOORZITTER VAN DE XIVe KAMER nr. 255.993 van 9 maart 2023 in de zaak A. 237.307/XIV-39.075 In zake : XXXX bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Rob Trips kantoor houdend te 9990 Maldegem Mottedreef 10 bij wie woonplaats wordt gekozen tegen de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Binnenlandse Zaken die woonplaats kiest bij de Federale Politie DGR/Legal/CTX gevestigd te 1050 Brussel Kroonlaan 145A -------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van de vordering 1. De vordering, ingesteld op 23 september 2022, strekt tot de schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur-generaal van de Federale gerechtelijke politie van de Federale politie van 20 juli 2022, waarbij aan verzoeker als tuchtsanctie het ontslag van ambtswege wordt opgelegd II. Verloop van de rechtspleging 2. De verwerende partij heeft een nota ingediend Eerste auditeur Geert De Bleeckere heeft een verslag opgesteld XIV-39.075-1/72 De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 18 januari 2023. Kamervoorzitter Geert Debersaques heeft verslag uitgebracht. Advocaat Rob Trips, die verschijnt voor verzoeker en adviseur Kirsten Peeters, die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord. Eerste auditeur Geert De Bleeckere heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven. Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. III. Feiten 3.1. Verzoeker is inspecteur van politie bij de Federale politie. 3.2. Met twee brieven van 30 september 2020 meldt de procureur des Konings van het parket van de procureur des Konings van Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, aan de dienst TIWK, dat lastens verzoeker een opsporingsonderzoek is geopend “inzake (doods-)bedreigingen tegenover HC [P] en mogelijks schending beroepsgeheim” en één “inzake belaging (IFG), overlast via electronische communicatiemiddelen en hacking”. In beide brieven wordt gemeld dat het verder onderzoek wordt toevertrouwd aan de dienst enquêtes van het Comité P, dat op heden geen inzage of afschrift van de dossiers kan worden verleend en dat hij de dienst TIWK op de hoogte houdt omtrent het verder verloop van de zaken. 3.3. Met een brief van 1 juli 2021 bezorgt de procureur des Konings van het parket van de procureur des Konings van Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, aan de dienst TIWK een afschrift van het strafdossier lastens XIV-39.075-2/72 verzoeker “inzake bedreigingen en schending beroepsgeheim.” Tevens wordt gemeld dat het strafdossier is geseponeerd wegens voorrang aan de tuchtrechtelijke afhandeling en dat het afschrift van het dossier is overgemaakt voor verder gevolg op tuchtgebied. Met een brief van dezelfde dag bezorgt de procureur des Konings van het parket van de procureur des Konings van Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, aan de dienst TIWK een afschrift van het strafdossier lastens verzoeker “inzake belaging (IFG), overlast via elektronische communicatiemiddelen en hacking.” Tevens wordt gemeld dat het strafdossier is geseponeerd wegens “misdrijf van relationele aard” en dat het afschrift van het dossier is overgemaakt voor eventueel verder gevolg op tuchtgebied. 3.4. Op 26 november 2021 stelt de hogere tuchtoverheid een inleidend verslag op met daarin een voorstel van zware tuchtstraf van ontslag van ambtswege. Als datum van kennisneming van de feiten is 1 juli 2021 vermeld. 3.5. Op 9 februari 2022 stelt de hogere tuchtoverheid voor verzoeker de zware tuchtstraf van ontslag van ambtswege op te leggen. Tegen dat voorstel dient verzoeker een verzoek tot heroverweging in bij de Tuchtraad. 3.6. Op 8 juni 2022 adviseert de Tuchtraad “dat het ten laste gelegde feit sub 2.b niet bewezen is, dat de ten laste gelegde feiten sub 1, 2.a en 3, zoals omschreven in punt 5.1., bewezen zijn en aan verzoeker dienen te worden toegerekend, dat het ten laste gelegde feit 2.a geen tuchtinbreuk uitmaakt in de zin van art. 3 van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, dat de feiten sub 1 en 3 een tuchtinbreuk uitmaken in de zin van art. 3 van de wet van 13 mei 1999 houdende het XIV-39.075-3/72 tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten [en] dat de door de hogere tuchtoverheid voorgestelde zware straf van het ontslag van ambtswege een gepaste straf is voor de bewezen feiten sub 1 en 3.” In punt 5.1. van het advies stelt de Tuchtraad dat hij van oordeel is dat op basis van het tuchtdossier aan verzoeker de volgende tuchtvergrijpen ten laste worden gelegd: “1. tussen enkele dagen voor 28 augustus 2020 en 25 september 2020 zijn ex- partner I.M. op diverse manieren, zowel fysiek als via smartphone, mogelijks met behulp van internetinbraak, te hebben lastiggevallen; 2. door op schriftelijke wijze dreigend taalgebruik, onder meer aangaande de dood, te hebben geformuleerd a. ten aanzien van zijn directeur op 18 januari 2019, b. alsmede ten aanzien van zijn vorige levenspartner; 3. door informatie over de werking van de Federale Politie, informatie die onder zijn discretieplicht valt, te hebben meegedeeld aan een journalist van de geschreven pers in de periode van 21 tot en met 28 mei 2020.” 3.7. Op 1 juli 2022 formuleert de hogere tuchtoverheid haar intentie om van het advies van de Tuchtraad af te wijken. 3.8. Op 9 juli 2022 dient verzoeker een aanvullend schriftelijk verweer in. 3.9. De hogere tuchtoverheid beslist op 20 juli 2022 aan verzoeker de zware tuchtstraf van het ontslag van ambtswege op te leggen. Dit is de bestreden beslissing. De aan verzoeker ten laste gelegde feiten worden in de bestreden beslissing als volgt gekwalificeerd: “7. Kwalificatie van de tuchtvergrijpen Na analyse van het tuchtdossier ben ik van oordeel dat de feiten bedoeld in punt 3, de volgende tuchtinbreuken in de zin van art. 3 van de Tuchtwet uitmaken: ‘Als personeelslid van de Federale Politie tekort te zijn gekomen aan de beroepsplichten, meer bepaald de integriteitsplicht, de plicht om de wetten en reglementen na te leven, de voorbeeldfunctie en de verplichting om te allen tijde bij te dragen tot de bescherming van de medeburgers en tevens de waardigheid van XIV-39.075-4/72 het ambt in het gedrang te hebben gebracht, meer bepaald het vertrouwen dat de publieke opinie, zijn collega’s en hiërarchie, de leden van het openbaar ministerie en van de dienst Enquêtes P dienen te hebben in een politieambtenaar, door tussen enkele dagen voor 28 augustus 2020 en 25 september 2020 zijn ex-partner I.M. op diverse manieren, zowel fysiek als via smartphone, met behulp van internetinbraak, te hebben lastiggevallen.’ […] ‘Als personeelslid van de Federale Politie tekort te zijn gekomen aan de beroepsplichten, meer bepaald de integriteitsplicht, de plicht om de wetten en reglementen na te leven, de voorbeeldfunctie en de verplichting om te allen tijde bij te dragen tot de bescherming van de medeburgers en tevens de waardigheid van her ambt in het gedrang te hebben gebracht, meer bepaald het vertrouwen dat de publieke opinie, zijn collega’s en hiërarchie, de leden van het openbaar ministerie en van de dienst Enquêtes P dienen te hebben in een politieambtenaar, door op schriftelijke wijze dreigend taalgebruik, onder meer aangaande de dood, te hebben geformuleerd ten aanzien van zijn directeur. […]. ‘Als personeelslid van de Federale Politie tekort te zijn gekomen aan de beroepsplichten, meer bepaald de integriteitsplicht, de plicht om de wetten en reglementen na te leven, de voorbeeldfunctie en de discretieplicht en tevens de waardigheid van het ambt in het gedrang te hebben gebracht, meer bepaald het vertrouwen dat de publieke opinie, zijn collega’s en hiërarchie, de leden van het openbaar ministerie en van de dienst Enquêtes P dienen te hebben in een politieambtenaar, door informatie over de werking van de Federale Politie, informatie die onder zijn discretieplicht valt, te hebben meegedeeld aan een journalist van de geschreven pers.’ […].” IV. Regelmatigheid van de rechtspleging Over de pleitnota en de erbij gevoegde stukken 4. Ter terechtzitting legt verzoeker een pleitnota neer betreffende het eerste en het tweede middel, te samen met zes stukken waarvan hij erkent dat hij ze niet had gevoegd bij het enig verzoekschrift. 5. De toepasselijke procedureregeling voorziet niet in de mogelijkheid tot de neerlegging van een pleitnota na het auditoraatsverslag. In zoverre deze pleitnota de neerslag vormt van de uiteenzetting ter terechtzitting wordt ze niet als een processtuk, maar als een loutere inlichting in aanmerking genomen. In zoverre verzoeker in zijn mondelinge opmerkingen ter terechtzitting of in de pleitnota die er derhalve de schriftelijke neerslag van vormt, nieuwe argumenten ter adstructie van het eerste en het tweede middel ontwikkelt waarvan hij - zoals te dezen - niet aantoont dat hij die niet in zijn enig XIV-39.075-5/72 verzoekschrift kon ontwikkelen, zijn zij niet-ontvankelijk en worden ze uit het debat geweerd. Een overeenkomstige beoordeling geldt wat de bij de pleitnota gevoegde overtuigingsstukken betreft. Verzoeker zet uiteen dat hij pas recent – volgens het overgelegde nieuwe stuk 1 sinds 9 december 2022 – toelating tot inzage verkreeg in het bij de arbeidsauditeur lopende gerechtelijk dossier dat, naar verzoeker stelt, een dossier wegens pesterijen betreft dat nog evolutief is en aanvankelijk werd opgestart lastens eerste hoofdcommissaris van politie P. en lastens de directeur-generaal. Wat die stukken betreft (stukken 1, 5 en 6) zijn er geen redenen om ze, ambtshalve, uit het debat te weren nu niet blijkt dat verzoeker die stukken bij zijn verzoekschrift kon voegen. Anders is het evenwel wat de toegevoegde stukken 2 en 3 betreft die betrekking hebben op de intrekking van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT