Vonnis/arrest, Hof van Cassatie van België, 2023-03-07

JurisdictionBélgica
Judgment Date07 mars 2023
ECLIECLI:BE:CASS:2023:ARR.20230307.2N.16
CourtHof van Cassatie van België
Docket NumberP.23.0287.N
Link to Original Sourcehttps://juportal.be/content/ECLI:BE:CASS:2023:ARR.20230307.2N.16
Nr. P.23.0287.N P. V. H inverdenkinggestelde, aangehouden eiseres met als raadsman mr. Luc Arnou, advocaat bij de balie West-Vlaanderen I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent, kamer van inbeschuldigingstelling, van 21 februari 2023. De eiseres voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, een middel aan. Raadsheer Erwin Francis heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Alain Winants heeft geconcludeerd. II. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Middel Eerste onderdeel 1. Het onderdeel voert schending aan van de artikelen 16, § 1, 23, 4°, en 30, § 3, Voorlopige Hechteniswet: de redenen die het arrest overneemt van de schriftelijke vordering van het openbaar ministerie en die betrekking hebben op de ernstige aanwijzingen van schuld, de woonst van de eiseres in geval van haar invrijheidstelling, de impact van de detentie van de eiseres op haar kind en de teneur van het boek dat de eiseres zou hebben geschreven naar aanleiding van de geboorte van haar kind, kunnen niet wettig worden aanvaard als feitelijke omstandigheden van de zaak en die welke eigen zijn aan de persoonlijkheid van de eiseres, die haar voorlopige hechtenis wettigen gelet op de criteria vermeld in artikel 16, § 1, Voorlopige Hechteniswet; die redenen staan immers los van enig gevaar op recidive, onttrekking of collusie bij de eiseres, waarover geen eigen onderzoek is gevoerd; het argument in verband met het vermelde geboorteboekje is niet meer actueel op het moment van de uitspraak; het arrest beantwoordt niet het verweer van de eiseres dat uit dit boekje geen gevaar voor de openbare veiligheid blijkt. 2. Op grond van de artikelen 16, § 5, eerste en tweede lid, 22 en 30, § 1, en § 4, Voorlopige Hechteniswet stelt de kamer van inbeschuldigingstelling die oordeelt over de handhaving van de voorlopige hechtenis onder meer de ernstige aanwijzingen van schuld vast voor het feit waarvoor het bevel tot aanhouding is verleend en vermeldt het de feitelijke omstandigheden van de zaak en die welke eigen zijn aan de persoonlijkheid van de inverdenkinggestelde, die de voorlopige hechtenis wettigen gezien de criteria bepaald in artikel 16, § 1, Voorlopige Hechteniswet. Overeenkomstig die criteria moet de handhaving van de voorlopige hechtenis volstrekt noodzakelijk zijn voor de openbare veiligheid en moeten er, behoudens in hier niet toepasselijke gevallen, ernstige redenen bestaan om te vrezen dat de in vrijheid...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT