Vonnis/arrest, Hof van Cassatie van België, 2023-03-07

JurisdictionBélgica
Judgment Date07 mars 2023
ECLIECLI:BE:CASS:2023:ARR.20230307.2N.1
CourtHof van Cassatie van België
Docket NumberP.22.1478.N
Link to Original Sourcehttps://juportal.be/content/ECLI:BE:CASS:2023:ARR.20230307.2N.1
Nr. P.22.1680.N D. A. A beklaagde eiser met als raadsman Nicholas De Mot, advocaat bij de balie Gent I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent, correctionele kamer, van 15 november 2022. De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, drie middelen aan. Raadsheer Peter Hoet heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Alain Winants heeft geconcludeerd. II. BESLISSINGEN VAN HET HOF Beoordeling Eerste en derde middel 1. Het eerste middel voert schending aan van artikel 6.1 EVRM en artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering: het arrest oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden maar verzwaart de aan de eiser opgelegde straf door de beroepsverboden op te leggen voor een termijn van zeven jaar waar de eerste rechter die slechts had opgelegd voor een termijn van vijf jaar; voor de eiser is de straf verzwaard omdat voor hem de beroepsverboden zwaarder doorwegen dan de opgelegde hoofdgevangenisstraf. Het derde middel voert schending aan van artikel 6.1 EVRM en artikel 211bis Wetboek van Strafvordering: het arrest verzwaart de bestraffing van de eiser in vergelijking met het beroepen vonnis zonder eenparigheid van stemmen. 2. Om na te gaan of er een strafverzwaring is in de zin van de in het middel vermelde bepalingen, moeten in de eerste plaats de door de eerste rechter en het appelgerecht opgelegde hoofdstraffen worden vergeleken. Indien het appelgerecht een lagere hoofdstraf uitspreekt dan die werd opgelegd door de eerste rechter is er geen strafverzwaring en dit ongeacht de uitgesproken bijkomende straffen en hun maat. Het subjectief aanvoelen door de veroordeelde zwaarder te zijn gestraft door een verzwaring van de bijkomende straffen, ondanks een vermindering van de opgelegde hoofdstraf, doet hieraan geen afbreuk. In zoverre de middelen uitgaan van een andere rechtsopvatting, falen ze naar recht. 3. Het arrest oordeelt dat “er een (beperkte) overschrijding is van de redelijke termijn, zodat het passend voorkomt om de op te leggen bestraffing te verminderen tot een gevangenisstraf van tien maanden en een geldboete van 500,00 euro” en vermindert de aan de eiser opgelegde bestraffing in vergelijking met de door het beroepen vonnis opgelegde bestraffing. Aldus legt het arrest een door het artikel 21ter Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering vereiste reële en meetbare...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT