Vonnis/arrest, Hof van Cassatie van België, 2022-01-27

JurisdictionBélgica
Judgment Date27 janvier 2022
ECLIECLI:BE:CASS:2022:ARR.20220127.1N.6
Link to Original Sourcehttps://juportal.be/content/ECLI:BE:CASS:2022:ARR.20220127.1N.6
CourtHof van Cassatie van België
Docket NumberC.21.0137.N
Nr. C.21.0137.N LAMO nv, met zetel te 8755 Ruiselede, Industriestraat 19, ingeschreven bij de KBO onder het nummer 0414.811.293 eiseres vertegenwoordigd door mr. Martin Lebbe, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1060 Brussel, Jourdanstraat 31, waar de eiseres woonplaats kiest tegen GEMEENTE NAZARETH, vertegenwoordigd door haar College van burgemeester en schepenen, met kantoor te 9810 Nazareth, Dorp 1, ingeschreven bij de KBO onder het nummer 0207.453.801 verweerster, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1170 Brussel, Terhulpensesteenweg 177/7, waar de verweerster woonplaats kiest. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 23 december 2020. Sectievoorzitter Geert Jocqué heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal met opdracht Michèle Deconynck heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan. III. FEITEN Uit het arrest blijkt dat: - op 4 maart 2011 olie afkomstig van het bedrijfsterrein van de eiseres in de riolering terecht kwam; - de verweerster (hierna de gemeente) dezelfde dag opdracht gaf aan Vlerick om tot reiniging over te gaan; - de gemeente op dat ogenblik kennis had van de voor de vervuiling aansprakelijke persoon, namelijk de eiseres; - nadat de betaling werd geweigerd en de vordering van Vlerick tegen de eiseres door de rechter werd afgewezen, Vlerick zich keerde tegen de gemeente; - bij dagvaarding van 2 februari 2018 Vlerick van de gemeente de betaling van de door haar uitgevoerde ruim- en reinigingswerken vorderde; - de gemeente hierop de eiseres op 9 maart 2018 in tussenkomst en vrijwaring heeft gedagvaard; - de eiseres opwierp dat de tegen haar ingestelde vordering verjaard was. IV. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling 1. Krachtens artikel 2257, derde lid, Oud Burgerlijk Wetboek loopt de verjaring niet ten aanzien van een vordering tot vrijwaring zolang de uitwinning niet heeft plaatsgehad. Deze bepaling vormt een toepassing van het principe dat de verjaring van een vordering pas kan beginnen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT