Jugement/arrêt, Cour de Cassation de Belgique, 2021-12-28

JurisdictionBélgica
Judgment Date28 décembre 2021
ECLIECLI:BE:CASS:2021:ARR.20211228.2N.4
Docket NumberP.21.1654.N
Link to Original Sourcehttps://juportal.be/content/ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20211228.2N.4
CourtCour de Cassation de Belgique
Nr. P.21.1654.N Y S inverdenkinggestelde, aangehouden eiser met als raadsman mr. Christian Clement, advocaat bij de balie Antwerpen I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen, kamer van inbeschuldigingstelling, van 16 december 2021. De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, drie middelen aan. Raadsheer Filip Van Volsem heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Els Herregodts heeft geconcludeerd. II. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste middel 1. Het middel voert schending aan van artikel 16, § 1, eerste lid, en § 5, Voorlopige Hechteniswet: het arrest laat na de territoriale en temporele beperking van de feiten zoals die blijken uit het bevel tot aanhouding van 12 maart 2021, namelijk “te Zandvliet op 11 maart 2021” in aanmerking te nemen, terwijl de eiser in zijn appelconclusie uitdrukkelijk heeft gewezen op de noodzaak de voorlopige hechtenis te evalueren in het licht van die beperkingen; daardoor is het niet mogelijk na te gaan of de kamer van inbeschuldigingstelling haar saisine heeft overschreden dan wel zich de exclusieve bevoegdheid van de onderzoeksrechter heeft toegeëigend. 2. Geen enkele bepaling verplicht het onderzoeksgerecht dat moet oordelen over de handhaving van de voorlopige hechtenis in de beslissing uitdrukkelijk melding te maken van de plaats- en de tijdsbepaling van de feiten waarvoor het bevel tot aanhouding werd verleend, tenzij de inverdenkinggestelde over die plaats- en tijdsbepaling betwisting heeft gevoerd. 3. Uit het enkele feit dat een inverdenkinggestelde heeft aangevoerd dat het onderzoeksgerecht de noodzakelijkheid van de voorlopige hechtenis moet evalueren in het licht van de in het bevel tot aanhouding vermelde plaats- en tijdsbepaling, volgt niet dat de inverdenkinggestelde over die plaats- en tijdsbepaling betwisting heeft gevoerd. 4. Indien de beslissing van het onderzoeksgerecht geen melding maakt van de plaats- en tijdsbepaling heeft zij de voorlopige hechtenis beoordeeld rekening houdend met de plaats- en tijdsbepaling welke zijn vermeld in het bevel tot aanhouding of desgevallend in een latere beslissing tot handhaving van de voorlopige hechtenis die deze plaats- en tijdsbepaling heeft gewijzigd. 5. In zoverre het middel uitgaat van andere rechtsopvattingen, faalt het naar recht. 6. Uit het arrest blijkt niet dat de kamer van inbeschuldigingstelling de voorlopige hechtenis van de eiser heeft...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT