Vonnis/arrest, Hof van beroep van Gent, 2025-02-11

2024/FA/263 - In de zaak van:
VDW.,
appellante,
hebbende als raadsman mr. VER ELST Hilde, advocaat te 8530 HARELBEKE, Lindenlaan 8
tegen
F. B.,
geïntimeerde in persoon,
wijst het hof het volgend arrest:
I. RELEVANTE FEITELIJKE EN PROCEDURELE ELEMENTEN
1.
De relevante feiten en oorspronkelijke vorderingen van de partijen werden door de eerste rechter op een correcte en voldoende wijze uiteen gezet in het beroepen vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, familie- en jeugdrechtbank, kamer G18U, d.d. 7 maart 2024 (het beroepen vonnis) zodat het om reden van beknoptheid volstaat hiernaar te verwijzen.
Het hof herneemt slechts en duidelijkheidshalve dat Kr. Vdw. (moeder) en B. F. (vader) de ouders zijn van Br. F., geboren te (plaats, datum) 1999 (Br.), van Ko. F., geboren te (plaats, datum) 2001 (Ko.) en van Ma. F., geboren te (plaats, datum) 2004 (Ma.).
In dit beroepen vonnis is als volgt beslist:
“(…)
Verklaart de hoofd- en tegenvordering ontvankelijk en gegrond als volgt:
1.
Veroordeelt de verweerder tot het betalen van een maandelijkse onderhoudsbijdrage van
350,00 euro voor Ma. vanaf april 2023, jaarlijks te indexeren.
Bepaalt dat de onderhoudsbijdrage jaarlijks op 1 april en voor het eerst op 1 april 2024 dient aangepast aan de schommeling van het indexcijfer der consumptieprijzen.
Verwijst, conform art. 1321, §3 Ger. W., naar de opdracht van de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO) van de FOD Financiën (DAVO Gent — Gaston Crommenlaan 6,
bus 110 te 9050 Gent) tel. 0257/732.50 of 0257/257.57 - Contactcenter:
davo.intake.gent@minfin.fed.be davo.centraal@minfin.fed.be. Website: www.secal.belgium.be - tel. 0800/12302 - betreffende het toekennen van voorschotten op onderhoudsbijdragen aan onderhoudsgerechtigden en de invordering van verschuldigde onderhoudsbijdragen ten laste van de onderhoudsplichtigen.
2.
Bepaalt dat het Groeipakket voor Ma. integraal dient toe te komen aan de eiseres, vanaf
april 2023.
3.
Bepaalt dat de buitengewone kosten worden verdeeld volgens de verdeelsleutel 54% door de
verweerder en 46% door de eiseres.
Wijst het meer of anders gevorderde af als ongegrond.
Zegt dat deze beslissing rechtens uitvoerbaar is bij voorraad niettegenstaande alle verhaal en zonder zekerheidstelling.
Gelet op de toepassing van de procedure van de blijvende saisine, zijn geen gerechtskosten verbonden aan deze procedure.
Bepaalt dat er geen rechtsplegingsvergoeding verschuldigd is, gelet op het familiaal karakter van het geschil.
(...)”
II. HOGER BEROEP
2.
Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het hof van beroep te Gent op 23 april 2024 stelt Kr. Vdw. hoger beroep in tegen het vonnis van 7 maart 2024 van de familiekamer bij de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, kamer G18U.
3.
Partijen leggen geen stukken voor waaruit blijkt dat het beroepen vonnis is betekend.
4.
Op 21 mei 2024 is de zaak ingeleid voor de 11de septies kamer.
Bij afwezigheid van partijen -in persoon- kon de voorzitter overeenkomstig artikel 1253ter/1, §2 Ger.W. de partijen niet horen over de wijze waarop ze getracht hebben om het geschil op minnelijke wijze op te lossen voor de inleiding van de zaak, en om vast te stellen of een minnelijke oplossing overwogen kan worden.
Bij beschikking van 21 mei 2024 verleent het hof aan partijen conclusietermijnen en een rechtsdag op 14 januari 2025. Bij deze beschikking is een duidelijke lijst gevoegd van de stukken die moeten worden neergelegd in het kader van de beoordeling van onderhoudsgeschillen.
5.
Blijkens conclusie van 13 september 2024 beoogt Kr. Vdw. om:
“ Het principaal hoger beroep wordt ontvankelijk en gegrond verklaard.
Het incidenteel beroep wordt als ongegrond afgewezen.
Het vonnis a quo wordt teniet gedaan, opnieuw wijzende, wordt de vordering van appellante ontvankelijk en gegrond verklaard.
Dienvolgens wordt als volgt geoordeeld :
1.
Er wordt voor recht gezegd dat vanaf 1.1.2021 appellante gerechtigd is het integrale groeipakket voor Ma. voor zich te houden.
Geïntimeerde wordt veroordeeld tot terugbetaling aan appellante van het bedrag van 3.079,65 EUR meer rente vanaf inleiding 9.5.2023 tot de dag der integrale betaling.
2.
Er wordt bepaald dat geïntimeerde een geïndexeerde onderhoudsbijdrage aan appellante verschuldigd is voor Ma. , deze als volgt bepaald :
Periode 1.1.2021-31.12.2021 een onderhoudsbijdrage van 351,00 EUR.
Periode 1.1.2022-31.12.2022 onderhoudsbijdrage van 410,69 EUR
Periode vanaf 1.1.2023 onderhoudsbijdrage van 439,44 EUR
3.
Er wordt voor recht gezegd dat geïntimeerde gehouden is bij te dragen in de buitengewone kosten voor de periode vanaf 1.1.2021 tem 31.12.2021 ad. 58 % en vanaf 1.1.2022 ad. 60 % .
4.
Geïntimeerde wordt veroordeeld tot de kosten van het geding , aan de zijde van appelante begroot op de rechtsplegingsvergoeding in eerste aanleg ad. 1.800,00 EUR, de bijdrage voor het fonds Juridische tweedelijnsbijstand ad. 24,00 EUR en de rechtsplegingsvergoeding in beroep ad. 1.800,00 EUR”.
6.
Blijkens conclusie van 15 oktober 2024 beoogt B. F. om:
“ 1° Geïntimeerde vraagt dat de vorderingen van appellante ongegrond zouden worden verklaard, ttz:
➢ Toekenning van het integrale groeipakket voor Ma. vanaf 1/1/2021
➢ Onderhoudsbijdrage te betalen door geïntimeerde van 351 EUR (2021), 410,69 EUR (2022), en
439,44 EUR vanaf 2023
➢ Bijdrage in de buitengewone kosten door geïntimeerde van 58% in 2021 en van 60% vanaf 1/1/2022
➢ Het ten laste leggen van de rechtsplegingsvergoeding ad 1800 EUR Eerste Aanleg, 1800 EUR in Beroep en 24 EUR fonds juridische tweedelijnsbijstand bij geïntimeerde
2° Geïntimeerde verzoekt om de volgende elementen als ontvankelijk en gegrond te verklaren:
➢ Terugbetaling door geïntimeerde aan appellante van de helft van het groeipakket voor Ma.
vanaf 1/4/2023, subsidiair vanaf 1/1/2022 (zie hoger)
➢ Groeipakket voor Ma. komt vanaf 1/4/2023, subsidiair vanaf 1/1/2022, integraal toe aan
appellante
➢ Te betalen maandelijkse onderhoudsbijdrage voor Ma. aan appellante van 54 EUR door
geïntimeerde (indien verblijfskost Ma. op 300 EUR wordt begroot), subsidiair 108 EUR per maand (indien verblijfskosten Ma. op 400 EUR worden begroot)
➢ Buitengewone kosten worden ten belope van 54% betaald door geïntimeerde en ten belope van 46% door appellante
➢ Elke partij draagt zijn eigen kosten voor rechtsplegingsvergoeding en juridische Tweedelijnsbijstand.”
7.
Het hof heeft de partijen gehoord in hun middelen en conclusies ter zitting van 14 januari 2025.
B. F. is daarbij in persoon aanwezig.
Kr. Vdw. is daarbij niet in persoon aanwezig.
Hierop sluit het hof het debat en neemt het hof de zaak in beraad.
Het hof aanziet de conclusie van Kr. Vdw. van 13 september 2024 en de conclusie van B. F. van 15 oktober 2024 als alomvattende syntheseconclusies in de zin van artikel 748bis Ger.W., om ze aldus (met alle bijhorende stukken), met instemming van de partijen, ter zitting van 14 januari 2025 in het debat te houden.
8.
Het hof heeft het dossier van de rechtspleging en de overgelegde stukken ingezien.
III. BEOORDELING
9.
Het hoger beroep is tijdig en regelmatig naar de vorm. De ontvankelijkheid van het hoger beroep wordt niet betwist. Het hof ziet ambtshalve niet waarom het hoger beroep niet ontvankelijk zou zijn. Het hoger beroep is ontvankelijk.
10.
De in beroep blijvende betwisting tussen partijen betreft de onderhoudsregeling voor de meerderjarige Ma.
De eerste rechter heeft, beknopt samengevat, beslist dat vader met ingang van april 2023 een vaste maandelijkse onderhoudsbijdrage van 350 EUR moet betalen, dat...