Besluit van de Vlaamse regering betreffende de Basismobiliteit in het Vlaamse Gewest., de 29 novembre 2002

HOOFDSTUK I. - Definities.

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :

  1. decreet : decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen;

  2. VVM : de Vlaamse Vervoermaatschappij " De Lijn ";

  3. NMBS : de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;

  4. administratie van het Vlaamse Gewest : de afdeling Personenvervoer en Luchthavens van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, administratie Wegen en Verkeer;

  5. halte : stopplaats van geregeld vervoer, aangeduid met een haltebord, waar reizigers mogen worden opgenomen of mogen worden afgezet;

  6. hoofdhalte : één halte of verschillende haltes met dezelfde naam die één geheel vormen, aangeduid met het opschrift hoofdhalte;

  7. vraagafhankelijk geregeld vervoer : geregeld vervoer binnen een bepaald bedieningsgebied waarbij de theoretisch vastgestelde ritten enkel na boeking effectief worden uitgevoerd;

  8. bedieningstijd : de periodes van de dag, uitgedrukt in uren, waarbinnen het geregeld vervoer wordt aangeboden;

  9. spitsuren : van maandag tot vrijdag, met uitzondering van wettelijke feestdagen, tussen zes en negen uur en tussen zestien en negentien uur;

  10. daluren : van maandag tot vrijdag, met uitzondering van wettelijke feestdagen, tussen negen en zestien uur en tussen negentien en eenentwintig uur;

  11. bedieningsfrequentie : het aantal bedieningen per tijdseenheid dat door geregeld vervoer in een of meer, niet-tegenovergestelde bestemmingsrichtingen wordt aangeboden;

  12. maximale wachttijd : het maximale tijdsinterval tussen twee opeenvolgende geregelde vervoerdiensten die niet in tegenovergestelde bestemmingsrichtingen rijden;

  13. voertuig van de VVM : elk publiek toegankelijk vaar- of voertuig dat wordt ingezet voor het geregeld vervoer dat door de VVM wordt georganiseerd;

  14. vervoersgebied : de verzameling van gemeenten en/of delen van gemeenten, bedoeld in artikel 9 van het decreet;

  15. minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het vervoer.

    HOOFDSTUK II. - Normen voor het minimumaanbod.

    Afdeling I. - Algemeen.

    Art. 2. § 1. Om basismobiliteit te garanderen binnen de woonzones van de grootstedelijke gebieden, stedelijke gebieden, randstedelijke gebieden, kleinstedelijke gebieden en buitengebieden wordt een minimumaanbod van geregeld vervoer gewaarborgd.

    § 2. Het minimumaanbod van geregeld vervoer kan worden gewaarborgd door vraagafhankelijk geregeld vervoer, behalve tijdens de spitsuren in de grootstedelijke gebieden en de stedelijke gebieden.

    § 3. De normen voor het minimumaanbod van geregeld vervoer worden vastgelegd door middel van minimale bedieningstijden, minimale bedieningsfrequenties, maximale wachttijden en maximale afstanden, gemeten in vogelvlucht, van het vertrekpunt in een woonzone tot een halte van geregeld vervoer.

    Afdeling II. - Normen voor de grootstedelijke gebieden.

    Art. 3. § 1. De maximale afstand, gemeten in vogelvlucht, van het vertrekpunt in een woonzone tot een halte van geregeld vervoer bedraagt vijfhonderd meter.

    § 2. Van maandag tot vrijdag, met uitzondering van wettelijke feestdagen, omvat het minimumaanbod van geregeld vervoer de volgende bedieningsfrequenties :

  16. tijdens de spitsuren : minstens vijf vervoersdiensten per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van vijftien minuten;

  17. tijdens de daluren : minstens vier vervoersdiensten per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van twintig minuten.

    § 3. Op zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen omvat het minimumaanbod van geregeld vervoer tussen acht en drieëntwintig uur minstens drie vervoersdiensten per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van dertig minuten.

    § 4. Ter uitvoering van artikel 5, § 7, van het decreet, wordt de afbakening van de woonzones waar de normen voor de grootstedelijke gebieden gelden, als bijlage I bij dit besluit gevoegd.

    § 5. De normen, bedoeld in § 1 tot en met § 3, gelden in alle woonzones van het grootstedelijk gebied vanaf het ogenblik dat de afbakening wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 5, § 7, tweede lid, van het decreet.

    Afdeling III. - Normen voor de stedelijke gebieden.

    Art. 4. § 1. De maximale afstand, gemeten in vogelvlucht, van het vertrekpunt in een woonzone tot een halte van geregeld vervoer bedraagt vijfhonderd meter.

    § 2. Van maandag tot vrijdag, met uitzondering van wettelijke feestdagen, omvat het minimumaanbod van geregeld vervoer de volgende bedieningsfrequenties :

  18. tijdens de spitsuren : minstens vier vervoersdiensten per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van twintig minuten;

  19. tijdens de daluren : minstens drie vervoersdiensten per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van dertig minuten.

    § 3. Op zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen omvat het minimumaanbod van geregeld vervoer tussen acht en drieëntwintig uur minstens twee vervoersdiensten per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van veertig minuten.

    § 4. Ter uitvoering van artikel 5, § 7, van het decreet, wordt de afbakening van de woonzones waar de normen voor de stedelijke gebieden gelden, als bijlage II bij dit besluit gevoegd.

    § 5. De normen, bedoeld in § 1 tot en met § 3, gelden in alle woonzones van het stedelijk gebied vanaf het ogenblik dat de afbakening wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 5, § 7, tweede lid, van het decreet.

    Afdeling IV. - Normen voor de randstedelijke gebieden.

    Art. 5. § 1. De maximale afstand, gemeten in vogelvlucht, van het vertrekpunt in een woonzone tot een halte van geregeld vervoer bedraagt zeshonderd vijftig meter.

    § 2. Van maandag tot vrijdag, met uitzondering van wettelijke feestdagen, omvat het minimumaanbod van geregeld vervoer de volgende bedieningsfrequenties :

  20. tijdens de spitsuren : minstens drie vervoersdiensten per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van dertig minuten;

  21. tijdens de daluren : minstens twee vervoersdiensten per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van veertig minuten.

    § 3. Op zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen omvat het minimumaanbod van geregeld vervoer tussen acht en drieëntwintig uur minstens één vervoersdienst per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van vijfenzeventig minuten.

    § 4. Ter uitvoering van artikel 5, § 7, van het decreet, wordt de afbakening van de woonzones waar de normen voor de randstedelijke gebieden gelden, als bijlage III bij dit besluit gevoegd.

    § 5. De afbakening, bedoeld in § 4, vervalt voor zover de woonzones behoren tot een grootstedelijk gebied of een stedelijk gebied op het ogenblik dat de afbakening wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 5, § 7, tweede lid, van het decreet.

    De normen, bedoeld in § 1 tot en met § 3, blijven gelden in alle overeenkomstig § 4 afgebakende woonzones van het randstedelijk gebied, voor zover die woonzones niet behoren tot een grootstedelijk gebied of een stedelijk gebied op het ogenblik dat de afbakening wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 5, § 7, tweede lid, van het decreet.

    De Vlaamse regering kan binnen de randstedelijke gebieden extra woonzones aanduiden, waar de normen, bedoeld in § 1 tot en met § 3 gelden, voor zover die woonzones niet behoren tot een grootstedelijk gebied of een stedelijk gebied op het ogenblik dat de afbakening wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 5, § 7, tweede lid, van het decreet.

    Afdeling V. - Normen voor de kleinstedelijke gebieden.

    Art. 6. § 1. De maximale afstand, gemeten in vogelvlucht, van het vertrekpunt in een woonzone tot een halte van geregeld vervoer bedraagt zeshonderd vijftig meter.

    § 2. Van maandag tot vrijdag, met uitzondering van wettelijke feestdagen, omvat het minimumaanbod van geregeld vervoer de volgende bedieningsfrequenties :

  22. tijdens de spitsuren : minstens drie vervoersdiensten per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van dertig minuten;

  23. tijdens de daluren : minstens twee vervoersdiensten per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van veertig minuten.

    § 3. Op zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen omvat het minimumaanbod van geregeld vervoer tussen acht en drieëntwintig uur minstens één vervoersdienst per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van vijfenzeventig minuten.

    § 4. Ter uitvoering van artikel 5, § 7, van het decreet, wordt de afbakening van de woonzones waar de normen voor de kleinstedelijke gebieden gelden, als bijlage IV bij dit besluit gevoegd.

    § 5. De normen, bedoeld in § 1 tot en met § 3, gelden in alle woonzones van het kleinstedelijk gebied vanaf het ogenblik dat de afbakening wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 5, § 7, tweede lid, van het decreet.

    Afdeling VI. - Normen voor de buitengebieden.

    Art. 7. § 1. De maximale afstand, gemeten in vogelvlucht, van het vertrekpunt in een woonzone tot een halte van geregeld vervoer bedraagt zevenhonderd vijftig meter.

    § 2. Van maandag tot vrijdag, met uitzondering van wettelijke feestdagen, omvat het minimumaanbod van geregeld vervoer de volgende bedieningsfrequenties :

  24. tijdens de spitsuren : minstens twee vervoersdiensten per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van veertig minuten;

  25. tijdens de daluren : minstens één vervoersdienst per uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van vijfenzeventig minuten.

    § 3. Op zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen omvat het minimumaanbod van geregeld vervoer tussen acht en drieëntwintig uur minstens één vervoersdienst om de twee uur, regelmatig in de tijd gespreid, met een maximale wachttijd van honderd veertig minuten.

    § 4. De woonzones waar de normen voor de buitengebieden gelden, zijn de woonzones waarvoor de bepalingen van artikel 3 tot en met 6 niet van toepassing zijn.

    HOOFDSTUK III. - Invoering van basismobiliteit.

    Art. 8. § 1. Voor de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT