Wet op de verzachtende omstandigheden. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 13-03-2003), de 4 octobre 1867

Artikel 1. De beoordeeling van de verzachtende omstandigheden, in de gevallen bij hoofdstuk IX, 1ste boek van het Strafwetboek voorzien, berust bij het rechtsprekende college en zoals hierna is bepaald, bij de rechtsmachten belast met het onderzoek (en bij het openbaar ministerie).

Die verzachtende omstandigheden worden in (de) arresten en vonnissen medegedeeld.

Art. 2. (In de gevallen waarin er grond mocht zijn om alleen een correctionele straf uit te spreken wegens verzachtende omstandigheden of om reden van verschoning, kan de raadkamer bij een met redenen omklede beschikking de verdachte naar de correctionele rechtbank verwijzen.)

(Evenzo kan het openbaar ministerie, indien geen gerechtelijk onderzoek is gevorderd, de beklaagde rechtstreeks voor de correctionele rechtbank dagvaarden of oproepen met mededeling van de verzachtende omstandigheden of van de reden van verschoning wanneer het van oordeel is dat er wegens verzachtende omstandigheden of om reden van verschoning geen grond is om een hogere straf te vorderen dan een correctionele straf.)

(Alleen in de volgende gevallen kan de raadkamer wegens verzachtende omstandigheden verwijzen of het openbaar ministerie rechtstreeks dagvaarden of oproepen :

1 ° als de in de wet bepaalde straf twintig jaar opsluiting niet te boven gaat;

  1. als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 347bis van het Strafwetboek, wanneer de gijzeling voor de gegijzelden geen andere gevolgen heeft dan een blijvende fysieke of psychische ongeschiktheid, ongeacht de leeftijd van de gegijzelde persoon;

  2. als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 472 van het Strafwetboek die met toepassing van artikel 473 van hetzelfde Wetboek met opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar wordt gestraft, wanneer het geweld of de bedreiging voor het slachtoffer geen andere gevolgen heeft dan een blijvende fysieke of psychische ongeschiktheid;

  3. als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 510 van het Strafwetboek, die met toepassing van artikel 513, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt gestraft met opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar omdat de brand bij nacht is gesticht;

  4. als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 518, eerste lid, van het Strafwetboek, die met toepassing van het tweede lid van hetzelfde artikel wordt gestraft met tweeëntwintig jaar opsluiting;

  5. als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 530, laatste lid, van het Strafwetboek, die met toepassing van artikel 531 van hetzelfde Wetboek...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT