Koninklijk besluit houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen., de 26 septembre 2005

HOOFDSTUK I. - Definities.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. de wet van 22 maart 1993 : de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;

  2. de wet van 2 augustus 2002 : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

  3. CBFA : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bedoeld in hoofdstuk III van de wet van 2 augustus 2002;

  4. de vereffeningsinstellingen : de vereffeningsinstellingen bedoeld in artikel 23, § 1, van de wet van 2 augustus 2002, die geen in België gevestigde kredietinstellingen zijn;

  5. de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen : de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen die door de Koning zijn aangeduid met toepassing van artikel 23, § 7, van de wet van 2 augustus 2002.

    HOOFDSTUK II. - Vergunning van de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht.

    Afdeling I. - Bedrijfsvergunning van een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling.

    Art. 2. De met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht, die hun werkzaamheden in België wensen uit te oefenen, moeten, vooraleer die aan te vatten, een vergunning verkrijgen van de CBFA, ongeacht waar elders zij hun werkzaamheden uitoefenen.

    Art. 3. Bij de vergunningsaanvraag wordt een programma van werkzaamheden gevoegd dat beantwoordt aan de door de CBFA gestelde voorwaarden en waarin met name de aard en de omvang van de voorgenomen verrichtingen alsook de organisatiestructuur van de instelling worden vermeld en de nauwe banden die zij heeft met andere personen. De aanvragers bezorgen de CBFA tevens een financiële planning voor de eerstvolgende drie jaar. Zij moeten aan de CBFA alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn om hun aanvraag te kunnen beoordelen.

    Art. 4. De CBFA verleent de aangevraagde vergunning aan instellingen die voldoen aan de voorwaarden van afdeling II. Zij spreekt zich uit over een aanvraag binnen drie maanden na voorlegging van een volledig dossier en uiterlijk binnen negen maanden na ontvangst van de aanvraag.

    De beslissingen inzake vergunning worden binnen vijftien dagen met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de aanvragers.

    De CBFA kan, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de instelling, in haar vergunning voorwaarden stellen voor de uitoefening van bepaalde van de voorgenomen werkzaamheden.

    Art. 5. De CBFA maakt elk jaar een lijst op van de instellingen waaraan krachtens dit hoofdstuk een vergunning is verleend. Deze lijst en alle wijzigingen die er tijdens het jaar in werden aangebracht, worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

    Afdeling II. - Vergunningsvoorwaarden van met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht.

    Art. 6. De met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht moeten worden opgericht in de rechtsvorm van een handelsvennootschap, met uitzondering van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die is opgericht door één enkele persoon.

    Art. 7. Om een vergunning te verkrijgen, moet het volgestorte gedeelte van het kapitaal ten minste 2.500.000 EUR bedragen.

    Art. 8. Een vergunning wordt pas verleend nadat de CBFA in kennis is gesteld van de identiteit van de natuurlijke of rechtspersonen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een al dan niet stemrechtverlenende deelneming van ten minste 5 pct. bezitten in het kapitaal van de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling. De kennisgeving moet vermelden welke kapitaalfracties en hoeveel stemrechten deze personen bezitten. Wanneer verschillende personen de deelneming gezamenlijk of in onderling overleg bezitten, zijn de artikelen 2, §§ 2 en 3, tweede zin, van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen van toepassing alsmede de maatregelen die met toepassing van deze artikelen krachtens genoemde wet zijn genomen. Artikel 2, § 1, van dezelfde wet is van toepassing.

    De vergunning wordt geweigerd wanneer de CBFA, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de instelling, niet overtuigd is van de geschiktheid van de in het eerste lid bedoelde natuurlijke of rechtspersonen.

    Art. 9. De effectieve leiding van met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen. Voor de uitoefening van deze functies moeten zij de vereiste professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring bezitten.

    Personen die worden bedoeld in één van de gevallen als beschreven in de artikelen 1 tot 3, 3bis, §§ 1 en 3, en 3ter van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 waarbij aan bepaalde veroordeelden en aan de gefailleerden verbod wordt opgelegd om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen en waarbij aan de rechtbanken van koophandel de bevoegdheid wordt toegekend dergelijk verbod uit te spreken, mogen de functie van zaakvoerder, bestuurder of directeur niet uitoefenen, noch vennootschappen vertegenwoordigen die zo een functie uitoefenen.

    De in het eerste lid opgesomde functies mogen evenmin worden uitgeoefend door :

  6. personen die werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van minder dan drie maanden of een geldboete voor een misdrijf als bedoeld in voornoemd koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934;

  7. personen die werden veroordeeld wegens overtreding van :

    1. de artikelen 104 en 105 van de wet van 22 maart 1993;

    2. artikel 25 van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten;

    3. op de artikelen 31 tot 35 van de bepalingen betreffende de private spaarkassen, gecoördineerd op 23 juni 1967;

    4. de artikelen 13 tot 16 van de wet van 10 juni 1964 op het openbaar aantrekken van spaargelden;

    5. de artikelen 100 tot 112ter van titel V van boek I van het Wetboek van koophandel of de artikelen 75, 76, 78, 150, 175, 176, 213 en 214 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;

    6. artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 41 van 15 december 1934 tot bescherming van het gespaard vermogen door reglementering van de verkoop op afbetaling van premie-effecten;

    7. de artikelen 18 tot 23 van het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatie-ondernemingen;

    8. de artikelen 200 tot 209 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935;

    9. de artikelen 67 tot 72 van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen of artikel 34 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;

    10. de artikelen 4 en 5 van het koninklijk besluit nr. 71 van 30 november 1939 betreffende het leuren met roerende waarden en demarchage met roerende waarden en goederen of eetwaren;

    11. artikel 31 van het koninklijk besluit nr. 72 van 30 november 1939 tot regeling van de beurzen voor de termijnhandel in goederen en waren, van het beroep van de makelaars en tussenpersonen die zich met deze termijnhandel inlaten en van het regime van de exceptie van spel;

    12. artikel 29 van de wet van 9 juli 1957 tot regeling van de verkoop op afbetaling en van zijn financiering of de artikelen 101 en 102 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;

    13. artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 64 van 10 november 1967 tot regeling van het statuut van de portefeuille-maatschappijen;

    14. de artikelen 53 tot 57 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;

    15. de artikelen 11, 15, § 4, en 18 van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overname-aanbiedingen;

    16. de artikelen 148 en 149 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs;

    17. de artikelen 38 tot 42 van de wet van 2 augustus 2002.

  8. personen die werden veroordeeld door een buitenlandse rechtbank voor soortgelijke misdrijven als bedoeld in 1° en 2°; in deze gevallen is artikel 2 van voornoemd koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 van toepassing.

    Voor de personen bedoeld in het 2° en, voor de veroordelingen vermeld in dit 2°, in het 3° van het derde lid van dit artikel kan de CBFA afwijkingen toestaan op de verbodsbepalingen waarvan sprake in dit derde lid.

    Art. 10. § 1. De met vereffenings-instellingen gelijkgestelde instelling moeten voldoen aan de in de §§ 2 tot en met 9 gestelde organisatorische eisen.

    § 2. Zij stellen adequate beleidslijnen en afdoende procedures vast om te garanderen dat zij, hun bestuurders en hun werknemers, de verplichtingen van dit besluit nakomen.

    § 3. Zij handhaven en passen doeltreffende organisatorische en administratieve regelingen toe om alle redelijke maatregelen te kunnen nemen teneinde te voorkomen dat belangenconflicten de belangen van dienstbetrekkers schaden.

    § 4. Zij treffen redelijke maatregelen om continuïteit en regelmatigheid bij het verrichten van hun diensten te waarborgen. Te dien einde maken zij gebruik van passende en evenredige systemen, middelen en procedures.

    Ze voorzien in gepaste structurele maatregelen en urgentieplannen in geval van stoornissen in hun werking of betekenisvolle tekortkomingen in hoofde van deelnemers aan een vereffeningssysteem.

    § 5. Zij nemen, wanneer zij een beroep doen op derden voor de uitvoering van operationele taken die van kritiek belang zijn voor een continue en bevredigende dienstverlening aan de dienstbetrekkers en voor het verrichten van diensten op een continue en bevredigende basis, redelijke maatregelen om het operationele risico niet onverantwoord te...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT