15 MEI 2014. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de landinrichting van de landeigendommen

De Waalse Regering,

Gelet op het Waalse Landbouwwetboek, inzonderheid op de artikelen D.269, D.275, D.279, D.283, D.284, D.298, D.301, D.309, D.310, D.335 en D.426, § 2, 6°;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 oktober 1970 tot uitvoering van de artikelen 44, vierde lid, en 48 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 februari 1971 houdende het modelreglement van de ruilverkavelingscomités;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 februari 1971 houdende het modelreglement van orde van de commissies van advies die de ruilverkavelingscomités bijstaan;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 oktober 1978 houdende uitvoering van de artikelen 4, 10, 56 en 75 van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 oktober 1978 tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd overeenkomstig de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 december 1981 houdende het modelreglement van de provinciale comités voor de ruilverkaveling van landeigendommen in der minne in het Waalse Gewest;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 december 1981 tot vaststelling, in het Waalse Gewest, van de bedragen voorzien bij artikelen 21, vierde lid, 42, vierde lid en 55 van de wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 24 juni 1993 tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruil- of verkavelingscomités en die voortvloeiend zijn uit de bouw van de hoge snelheidstrein;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 juli 1996 tot vaststelling van de vergoedingen en de presentiegelden die aan de leden van de ruilverkavelingscomités en de adviescommissies voor de ruilverkaveling toegekend moeten worden, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 21 november 1996;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 28 februari 2008 tot bepaling van de bijdrage van het Waalse Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruil- of verkavelingscomités;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2008 betreffende de investeringen in de landbouwsector, artikel 14;

Gelet op het ministerieel besluit van 1 september 1971 tot bepaling van de bijdrage van de Staat in de uitgaven voor de werken uitgevoerd door de ruil- of verkavelingscomités;

Gelet op het ministerieel besluit van 12 december 1981 tot bepaling, voor het Waalse Gewest, van de bijdrage van het Gewest in de uitgaven voor de werken uitgevoerd in toepassing van de wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 februari 2014;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 20 maart 2014;

Gelet op het advies nr. 2014/000617 van de Autonome adviescel voor Duurzame ontwikkeling, gegeven op 6 maart 2014;

Gelet op advies nr. 56.088/4 van de Raad van State, gegeven op 12 mei 2014, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "Wetboek", het Waalse Landbouwwetboek.

HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de comités

Afdeling 1. - Comité voor landinrichting

Art. 2. De Minister richt de comités voor landinrichting bedoeld in artikel D.269 van het Wetboek op en benoemt hun leden.

De Minister wijst de voorzitter onder de leden van het bestuur aan.

Art. 3. Het in artikel D.269, § 1, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde bestuur is:

  1. ofwel het Departement Steun;

  2. ofwel het Departement Ontwikkeling;

  3. ofwel de Directie Plattelandsontwikkeling

    Het in artikel D.269, § 1, tweede lid, 3°, van het Wetboek bedoelde bestuur is het Departement Natuur en Bossen.

    Het in artikel D.269, § 1, tweede lid, 4°, van het Wetboek bedoelde bestuur is het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van het Operationeel Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie van de Waalse Overheidsdienst.

    Het in artikel D.269, § 2, van het Wetboek bedoelde bestuur is de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de FOD Financiën.

    Art. 4. Op verzoek van de Minister verzoekt het bestuur elke administratie bedoeld in artikel D.269, § 1, 1° tot 4° hem binnen dertig dagen na het verzoek de identiteit van de gewone en plaatsvervangende leden die hem vertegenwoordigen mede te delen.

    Op verzoek van de Minister verzoekt het bestuur het provinciecollege bedoeld in artikel D.269, § 1, tweede lid, 5° hem binnen zestig dagen na het verzoek de identiteit van de gewone en plaatsvervangende leden die worden voorgesteld om hem te vertegenwoordigen, mede te delen.

    Op verzoek van de Minister verzoekt het bestuur de provinciale landbouwkamer bedoeld in artikel D.269, § 1, tweede lid, 6° hem binnen zestig dagen na het verzoek de identiteit van de gewone en plaatsvervangende leden die worden voorgesteld om hem te vertegenwoordigen, mede te delen.

    Art. 5. Op verzoek van de Minister verzoekt het bestuur in geval van overgangsinrichting de opdrachtgever bedoeld in artikel D.269, § 1, derde lid, van het Wetboek hem binnen dertig dagen na het verzoek de identiteit van de gewone en plaatsvervangende leden die hem vertegenwoordigen mede te delen.

    Art. 6. De Minister ontbindt de comités voor landinrichting wanneer ze de verrichtingen gebonden aan landinrichting waarvoor ze zijn opgericht, hebben geëindigd.

    Afdeling 2. - Subregionaal comité voor landinrichting

    Art. 7. De Minister richt het Subregionaal comité voor landinrichting bedoeld in artikel D.335 van het Wetboek op volgens de in de artikelen 2 tot 4 bedoelde modaliteiten en bepaalt zijn zetel.

    ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT