Urteil, Verfassungsgerichtshof (Schiedshof), 2025-09-18

Verfassungsgerichtshof
Entscheid Nr. 122/2025
vom 18. September 2025
Geschäftsverzeichnisnr. 8357
e In Sachen: Klage auf Nichtigerklärung von Artikel 5 des Dekrets der Flämischen Region
rt vom 19. April 2024 « zur Abänderung des Dekrets vom 25. April 2014 über die Umgebungsgenehmigung, was die Ausführung der Aufgaben für das UVP-Projekt-Screening betrifft », erhoben von der VoG « Aktiekomitee Red de Voorkempen » und anderen.
Der Verfassungsgerichtshof, se es zusammengesetzt aus dem Präsidenten Luc Lavrysen, dem vorsitzenden Richter Thierry Giet, und den Richtern Joséphine Moerman, Sabine de Bethune, Emmanuelle Bribosia, rb
Willem Verrijdt und Kattrin Jadin, unter Assistenz des Kanzlers Nicolas Dupont, unter dem Vorsitz des Präsidenten Luc Lavrysen, ve
erlässt nach Beratung folgenden Entscheid:
t
I. Gegenstand der Klage und Verfahren ch
Mit einer Klageschrift, die dem Gerichtshof mit am 12. November 2024 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt wurde und am 14. November 2024 in der Kanzlei eingegangen ist, erhoben Klage auf Nichtigerklärung von Artikel 5 des Dekrets der Flämischen ni
Region vom 19. April 2024 « zur Abänderung des Dekrets vom 25. April 2014 über die Umgebungsgenehmigung, was die Ausführung der Aufgaben für das UVP-Projekt-Screening betrifft » (veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 10. Mai 2024): die VoG « Aktiekomitee Red de Voorkempen », Hugo Bogaerts, Inge Huygen, André Didden, Dirk Bus und Jan Gheysens, unterstützt und vertreten durch RA Philippe Vande Casteele, in Antwerpen zugelassen.
Die Flämische Regierung, unterstützt und vertreten durch RA Bart Martel und RA Kristof Caluwaert, in Brüssel zugelassen, hat einen Schriftsatz eingereicht, die klagenden Parteien haben einen Erwiderungsschriftsatz eingereicht, und die Flämische Regierung hat auch einen Gegenerwiderungsschriftsatz eingereicht.
Durch Anordnung vom 21. Mai 2025 hat der Gerichtshof nach Anhörung der referierenden Richterinnen Joséphine Moerman und Emmanuelle Bribosia beschlossen, die Parteien
2
aufzufordern, in einem synthetischen Ergänzungsschriftsatz, der spätestens am 10. Juni 2025
per Einschreiben zur Post aufgegeben wird und wovon sie innerhalb derselben Frist eine Abschrift an die anderen Parteien sowie per E-Mail an die E-Mail-Adresse « griffie@const-court.be » übermitteln, einen Standpunkt über die Auswirkungen des Urteils des Gerichtshofs der Europäischen Union vom 5. Mai 2025 in der Rechtssache C-236/24 auf vorliegende Rechtssache einzunehmen.
Ergänzungsschriftsätze wurden eingereicht von
- den klagenden Parteien,
- der Flämischen Regierung.
e Durch Anordnung vom 18. Juni 2025 hat der Gerichtshof nach Anhörung der referierenden Richterinnen Joséphine Moerman und Emmanuelle Bribosia beschlossen, dass die Rechtssache
rt verhandlungsreif ist, dass keine Sitzung abgehalten wird, außer wenn eine Partei innerhalb von sieben Tagen nach Erhalt der Notifizierung dieser Anordnung einen Antrag auf Anhörung eingereicht hat, und dass vorbehaltlich eines solchen Antrags die Verhandlung nach Ablauf
se dieser Frist geschlossen und die Rechtssache zur Beratung gestellt wird.
Da keine Sitzung beantragt wurde, wurde die Rechtssache zur Beratung gestellt.
es Die Vorschriften des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof, die sich auf das Verfahren und den Sprachengebrauch beziehen, wurden zur Anwendung rb
gebracht.
ve
II. Rechtliche Würdigung ht
(…)
c
In Bezug auf die angefochtene Bestimmung und deren Kontext ni
B.1.1. Die klagenden Parteien beantragen die Nichtigerklärung von Artikel 5 des Dekrets der Flämischen Region vom 19. April 2024 « zur Abänderung des Dekrets vom 25. April 2014
über die Umgebungsgenehmigung, was die Ausführung der Aufgaben für das UVP-Projekt-Screening betrifft » (nachstehend: Dekret vom 19. April 2024), der sich auf die Behörden bezieht, die für Anträge auf eine Umgebungsgenehmigung und für Entscheidungen über diese Anträge zuständig sind.
3
Der angefochtene Artikel 5 des Dekrets vom 19. April 2024 fügt in Artikel 15/1 des Dekrets der Flämischen Region vom 25. April 2014 « über die Umgebungsgenehmigung »
(nachstehend: Dekret vom 25. April 2014) einen Absatz 3 mit folgendem Wortlaut ein:
« Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing als louter een project-MER-screening aan de aanvraag wordt toegevoegd. In dat geval is artikel 20, tweede lid, respectievelijk artikel 39, tweede lid, van toepassing ».
B.1.2. Die Absätze 1 und 2 von Artikel 15/1 des Dekrets vom 25. April 2014 bestimmen:
e « Voor de kennisneming van en de beslissing over een vergunningsaanvraag voor een
rt project of voor de verandering van een project, waarvoor overeenkomstig artikel 15 het college van burgemeester en schepenen bevoegd is, is evenwel de deputatie bevoegd als voldaan is aan volgende twee voorwaarden :
se 1° voor het project moet een milieueffectrapport worden opgesteld en is er geen ontheffing van de rapportageverplichting verkregen;
es 2° het college van burgemeester en schepenen is initiatiefnemer en aanvrager van het project.
rb
Voor de kennisneming van en de beslissing over een vergunningsaanvraag voor een project of voor de verandering van een project, waarvoor overeenkomstig artikel 15 de deputatie ve
bevoegd is, is evenwel de Vlaamse Regering bevoegd als voldaan is aan volgende twee voorwaarden:
1° voor het project moet een milieueffectrapport worden opgesteld en is er geen ontheffing ht
van de rapportageverplichting verkregen;
2° de deputatie is initiatiefnemer en aanvrager van het project ».
c ni
B.1.3. Artikel 15/1 des Dekrets vom 25. April 2014 bildet eine Ausnahme von der in Artikel 15 § 1 dieses Dekrets aufgenommenen Zuständigkeitsregelung betreffend das Erkennen und Entscheiden über Genehmigungsanträge.
Artikel 15 § 1 des Dekrets vom 25. April 2014 bestimmt:
« De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar is in eerste administratieve aanleg bevoegd voor de volgende aanvragen van :
1° de Vlaamse projecten;
4
2° de projecten die uitsluitend mobiele of verplaatsbare inrichtingen of activiteiten omvatten als vermeld in artikel 5.1.1, 10°, van het DABM [lees : het decreet van 5 april 1995
‘ houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid ’] over twee of meer provincies.
De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over de vergunningsaanvraag kan beslissen.
De deputatie is voor haar ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor de volgende aanvragen van :
1° de provinciale projecten;
2° de projecten die uitsluitend mobiele of verplaatsbare inrichtingen of activiteiten
e omvatten als vermeld in artikel 5.1.1, 10°, van het DABM over twee of meer gemeenten in hun provincie;
rt 3° de projecten die in de eerste klasse ingedeelde inrichtingen of activiteiten omvatten die noch een Vlaams noch een gemeentelijk project of een onderdeel van een van beide zijn.
se Het college van burgemeester en schepenen is voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van :
es 1° de gemeentelijke projecten;
rb
2° andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse Regering of de deputatie bevoegd is ».
ve
B.2.1. Die in Artikel 15/1 des Dekrets vom 25. April 2014 enthaltene Ausnahmeregelung beinhaltet im Wesentlichen, dass das Bürgermeister- und Schöffenkollegium nicht die zuständige Behörde ist, um über einen Genehmigungsantrag zu entscheiden, wenn dieses ht
Kollegium Initiator und Antragsteller des Projekts ist und für das Projekt ein Umweltverträglichkeitsbericht erstellt werden muss. In dieser Situation ist das c
Provinzialkollegium die zuständige Behörde, um über den Genehmigungsantrag zu ni
entscheiden. Diese Regelung beinhaltet auch, dass das Provinzialkollegium nicht die zuständige Behörde ist, um über einen Genehmigungsantrag zu entscheiden, wenn dieses Provinzialkollegium Initiator und Antragsteller des Projekts ist und für das Projekt ein Umweltverträglichkeitsbericht erstellt werden muss. In dieser Situation ist die Flämische Regierung die zuständige Behörde, um über den Genehmigungsantrag zu entscheiden.
B.2.2. Die vorerwähnte Ausnahmeregelung wurde durch Artikel 20 des Dekrets der Flämischen Region vom 23. Dezember 2016 « zur Abänderung des Dekrets vom 5. April 1995
zur Festlegung allgemeiner Bestimmungen über die Umweltpolitik, des Dekrets vom 27. Oktober 2006 über die Bodensanierung und den Bodenschutz, des Dekrets vom 25. April
5
2014 über die Umgebungsgenehmigung und des Dekrets vom 25. April 2014 über komplexe Projekte in Bezug auf die Umweltverträglichkeitsprüfung bei bestimmten öffentlichen und privaten Projekten » in das Dekret vom 25. April 2014 eingefügt (nachstehend: Dekret vom 23. Dezember 2016).
Aus den Vorarbeiten zum Dekret vom 23. Dezember 2016 ergibt sich, dass Artikel 15/1
« eine Folge der Umsetzung des neuen Artikels 9a der Richtlinie 2011/92/EU, eingefügt durch die Richtlinie 2014/52/EU, [ist] » (Parl. Dok., Flämisches Parlament, 2016-2017, Nr. 965/1, S. 22).
e rt B.2.3. Artikel 9a der Richtlinie 2011/92/EU des Europäischen Parlaments und des Rates vom 13. Dezember 2011 « über die Umweltverträglichkeitsprüfung bei bestimmten
se öffentlichen und privaten Projekten (Kodifizierter Text) » (nachstehend:
Richtlinie 2011/92/EU) bestimmt:
es « Die Mitgliedstaaten stellen sicher, dass die...