Uittreksel uit arrest nr. 28/2023 van 16 februari 2023 Rolnummer 7705 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 48 van de wet van 2 juni 2021 « houdende diverse financiële bepalingen inzake

Uittreksel uit arrest nr. 28/2023 van 16 februari 2023

Rolnummer 7705

In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 48 van de wet van 2 juni 2021 « houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding » (invoeging van artikel 74/1 in de wet van 18 september 2017 « tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten »), ingesteld door het Instituut van de Belastingadviseurs en de Accountants en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen,

wijst na beraad het volgende arrest :

I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 16 december 2021 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 december 2021, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 48 van de wet van 2 juni 2021 « houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding » (invoeging van artikel 74/1 in de wet van 18 september 2017 « tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten »), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 juni 2021, door het Instituut van de Belastingadviseurs en de Accountants, Bart Van Coile en Frédéric Delrue, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. D. Dewandeleer, advocaat bij de balie te Leuven, en door Mr. J. Vanheule, advocaat bij de balie te Brussel.

(...)

II. In rechte

(...)

Ten aanzien van de bestreden bepaling

B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van een bepaling die de verplichting tot medewerking aan het UBO-register regelt. Het UBO-register is het centraal register van uiteindelijk begunstigden (Ultimate Beneficial Owners).

Het UBO-register beoogt toereikende, accurate en actuele informatie ter beschikking te stellen over de uiteindelijk begunstigden van in België opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten. De Administratie van de Thesaurie is belast met het verzamelen, bewaren, beheren en controleren van de kwaliteit van de gegevens (artikel 74 van de wet van 18 september 2017 « tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten », hierna : de wet van 18 september 2017).

De wet van 18 september 2017 strekt tot de omzetting in Belgisch recht van de richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 « inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie » (ook « vierde antiwitwasrichtlijn » genoemd, hierna : de richtlijn (EU) 2015/849).

De noodzaak van nauwkeurige en actuele informatie over de uiteindelijk begunstigden is een bepalende factor bij het opsporen van criminelen die hun identiteit anders achter een vennootschapsrechtelijke structuur kunnen verbergen. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat entiteiten opgericht op hun grondgebied overeenkomstig het nationale vennootschapsrecht, naast de basisgegevens zoals naam en adres van de vennootschap en het bewijs van oprichting en juridische eigendom, adequate, accurate en actuele informatie verkrijgen en bijhouden betreffende hun uiteindelijk begunstigden (zie overweging 14 van de richtlijn (EU) 2015/849).

Artikel 30, lid 4, van de richtlijn (EU) 2015/849, zoals gewijzigd bij de richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 « tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU » (hierna : richtlijn (EU) 2018/843), bepaalt :

De lidstaten verlangen dat de in het in lid 3 bedoelde centraal register bijgehouden informatie toereikend, accuraat en actueel is, en voorzien daartoe in mechanismen. Deze mechanismen houden onder meer in dat de meldingsplichtige entiteiten en, indien nodig en voor zover dit vereiste hun taken niet onnodig doorkruist, de bevoegde autoriteiten verplicht zijn melding te maken van iedere discrepantie die zij aantreffen tussen de informatie over uiteindelijk begunstigden in de centrale registers en de informatie over uiteindelijk begunstigden waarover zij beschikken. Wanneer er discrepanties worden gemeld, zorgen de lidstaten ervoor dat er passende maatregelen worden genomen om de discrepanties tijdig te verhelpen en dat er zo nodig ondertussen een specifieke vermelding in het centrale register wordt opgenomen

.

B.2. De bestreden bepaling, artikel 48 van de wet van 2 juni 2021 « houdende diverse financiële bepalingen inzake fraudebestrijding » (hierna : de wet van 2 juni 2021), voegt in de wet van 18 september 2017 een artikel 74/1 in, dat als volgt in de bedoelde meldingsplicht voorziet :

§ 1. De onderworpen entiteiten maken langs elektronische weg aan de Administratie van de Thesaurie melding van ieder verschil dat zij vaststellen tussen de informatie over uiteindelijke begunstigden in het UBO-register en de informatie over uiteindelijke begunstigden waarover zij beschikken.

In afwijking van het eerste lid moeten de advocaten die bij de uitoefening van de activiteiten opgesomd in artikel 5, § 1, 28°, worden geconfronteerd met een verschil bedoeld in hetzelfde lid, de Stafhouder van de Orde waartoe zij behoren daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen.

De Stafhouder controleert of de voorwaarden bedoeld in het vierde lid en artikel 5, § 1, 28°, zijn nageleefd. In voorkomend geval geeft hij de informatie en inlichtingen in overeenstemming met het eerste lid, onmiddellijk en ongefilterd, op elektronische wijze door aan de Administratie van de Thesaurie.

In afwijking van het eerste lid, delen de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 23° tot en met 28°, het vastgesteld verschil bedoeld in hetzelfde lid niet mee, wanneer de informatie en inlichtingen van één van hun cliënten ontvangen werd of over één van hun cliënten verkregen werd tijdens de bepaling van de rechtspositie van deze cliënt, of in de uitoefening van hun opdracht die cliënt in of in verband met een rechtsgeding te verdedigen of te vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie of inlichtingen vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen, tenzij de bedoelde onderworpen entiteiten zelf hebben deelgenomen aan de witwasactiviteiten of de activiteiten voor financiering van terrorisme, zij juridisch advies voor witwasdoeleinden of voor financiering van terrorisme hebben verstrekt, of zij weten dat hun cliënt juridisch advies wenst voor dergelijke doeleinden.

De meldingsplicht bedoeld in het eerste lid is, indien nodig en voor zover deze vereiste hun taken niet onnodig doorkruist, van toepassing op de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT