Uittreksel uit arrest nr. 141/2022 van 27 oktober 2022 Rolnummer 7846 In zake : de vordering tot schorsing van de artikelen 3 en 6 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2022 « tot

Uittreksel uit arrest nr. 141/2022 van 27 oktober 2022

Rolnummer 7846

In zake : de vordering tot schorsing van de artikelen 3 en 6 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2022 « tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming » (invoeging van de artikelen 37/1 en 52/1 in het decreet van 18 januari 2018), ingesteld door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune en E. Bribosia, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de vordering en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 5 augustus 2022 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 8 augustus 2022, heeft de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Fierens, advocaat bij de balie te Brussel, een vordering tot schorsing ingesteld van de artikelen 3 en 6 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2022 « tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming » (invoeging van de artikelen 37/1 en 52/1 in het decreet van 18 januari 2018), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 juli 2022.

    Bij hetzelfde verzoekschrift vordert de verzoekende partij eveneens de vernietiging van dezelfde decreetsbepalingen.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de context ervan

    B.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging en de schorsing van de artikelen 3 en 6 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2022 « tot wijziging van het decreet van 18 januari 2018 houdende het Wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming » (hierna : het decreet van 23 juni 2022).

    B.2. Het decreet van 23 juni 2022 heeft een dubbel doel :

    - enerzijds, voert het een wachtdienst in voor adviseurs voor hulpverlening aan de jeugd en voor directeurs voor jeugdbescherming (artikelen 1 en 5 van het decreet van 23 juni 2022);

    - anderzijds, verschaft het een wettelijke basis aan de beslissingen van het openbaar ministerie die ertoe strekken bij dringende noodzakelijkheid een kind buiten zijn leefomgeving te doen huisvesten, wanneer een ernstig gevaar de lichamelijke en psychische integriteit van het kind onmiddellijk en rechtstreeks bedreigt, werkelijk en zulks buiten de openingsuren van de diensten voor hulpverlening aan de jeugd en voor jeugdbescherming, of indien de adviseur voor hulpverlening aan de jeugd of de directeur voor jeugdbescherming niet kunnen worden bereikt tijdens die uren (bestreden artikelen 3 en 6 van het decreet van 23 juni 2022).

    B.3.1. Het bestreden artikel 3 van het decreet van 23 juni 2022 voegt in het decreet van de Franse Gemeenschap van 18 januari 2018 « houdende het Wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming » (hierna : het Jeugdwetboek) een artikel 37/1 in dat bepaalt :

    § 1. Bij dringende noodzakelijkheid, wanneer een ernstig gevaar thans de lichamelijke en psychische integriteit van het kind rechtstreeks en buiten de openingsuren van de diensten voor hulpverlening aan de jeugd [bedreigt] of als de adviseur niet kan worden bereikt tijdens de betrokken uren, kan het Openbaar Ministerie de maatregel bedoeld in artikel 51, eerste lid, 2° nemen. De maatregel eindigt uiterlijk aan het einde van de eerste werkdag volgend op het ogenblik waarop de maatregel genomen is.

    § 2. De jeugdrechtbank neemt kennis van de betwistingen met betrekking tot de maatregel bedoeld in paragraaf 1 genomen door het Openbaar Ministerie en die hem voorgelegd werden door de personen bedoeld in artikel 36, eerste lid

    .

    B.3.2. Het bestreden artikel 6 van het decreet van 23 juni 2022 voegt in het Jeugdwetboek een artikel 52/1 in dat bepaalt :

    § 1. Bij dringende noodzakelijkheid, wanneer een ernstig gevaar thans de lichamelijke en psychische integriteit van het kind rechtsreeks en buiten de openingsuren van de diensten voor jeugdbescherming bedreigt of als de directeur niet kan worden bereikt tijdens de betrokken uren, kan het Openbaar Ministerie de maatregel bedoeld in artikel 51, eerste lid, 2° nemen. De maatregel eindigt uiterlijk aan het einde van de eerste werkdag volgend op het ogenblik waarop de maatregel genomen is.

    § 2. De jeugdrechtbank neemt kennis van de betwistingen met betrekking tot de maatregel bedoeld in paragraaf 1 genomen door het Openbaar Ministerie en die hem voorgelegd werden door de personen bedoeld in artikel 54, eerste lid

    .

    B.3.3.1. Bij de « maatregel bedoeld in artikel 51, eerste lid, 2° » van het Jeugdwetboek, waarnaar de bij de bestreden bepalingen ingevoegde artikelen 37/1 en 52/1 van het Wetboek verwijzen, wordt de beslissing beoogd « in uitzonderlijke omstandigheden [...] dat het kind [tijdelijk] buiten zijn leefomgeving zal worden gehuisvest met het oog op zijn opvoeding of [...] zijn behandeling ».

    B.3.3.2. Een beroep tegen die maatregel kan bij de jeugdrechtbank worden ingesteld door de « personen bedoeld in artikel 36, eerste lid » en door de « personen bedoeld in artikel 54, eerste lid » van het Jeugdwetboek. Het gaat om (1) de personen die het ouderlijk gezag over het kind uitoefenen, (2) de personen die het kind in rechte of in feite huisvesten, (3) de personen die het recht hebben persoonlijk contact met het kind te onderhouden, (4) het kind dat ten minste veertien jaar oud is, (5) het kind dat ten minste twaalf jaar oud is, bijgestaan door een advocaat die, in voorkomend geval, van ambtswege wordt aangesteld op aanvraag van de adviseur, en (6) het kind dat minder dan twaalf jaar oud is of zijn ad hoc-voogd indien de personen die het ouderlijk gezag over het kind uitoefenen, de personen die het kind in rechte of in feite...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT