Uittreksel uit arrest nr. 2/2022 van 13 januari 2022 Rolnummer 7470 In zake : het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van artikel 2 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 15 mei 2020

Uittreksel uit arrest nr. 2/2022 van 13 januari 2022

Rolnummer 7470

In zake : het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van artikel 2 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 15 mei 2020 « tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft het invoeren van een overgangsbepaling voor de geldigheidsduur van de startdatum, vermeld in artikel 1.1.3, 113°/2 » (invoeging van artikel 15.3.5/22 in het Energiedecreet van 8 mei 2009), ingesteld door de nv « E-Wood Energiecentrale » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters J.-P. Moerman, R. Leysen, Y. Kherbache, T. Detienne en S. de Bethune, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen,

wijst na beraad het volgende arrest :

I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 november 2020 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 1 december 2020, is beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging ingesteld van artikel 2 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 15 mei 2020 « tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft het invoeren van een overgangsbepaling voor de geldigheidsduur van de startdatum, vermeld in artikel 1.1.3, 113°/2 » (invoeging van artikel 15.3.5/22 in het Energiedecreet van 8 mei 2009), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 mei 2020, door de nv « E-Wood Energiecentrale », de nv « Slib en Co Verwerkingscentrale », de nv « SUEZ R&R Belgium » en de nv « Indaver », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. F. Vandendriessche, Mr. C. Degreef en Mr. C. Mathieu, advocaten bij de balie te Brussel.

(...)

II. In rechte

(...)

Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan

B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 2 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 15 mei 2020 « tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft het invoeren van een overgangsbepaling voor de geldigheidsduur van de startdatum, vermeld in artikel 1.1.3, 113°/2 » (hierna : het decreet van 15 mei 2020), dat een artikel 15.3.5/22 invoegt in het decreet van 8 mei 2009 « houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid » (hierna : het Energiedecreet). Die bepaling voorziet in een schorsing van de geldigheidsduur van de startdatum van bepaalde « groenestroom »- en warmtekrachtprojecten.

B.2.1. De bestreden bepaling houdt verband met de in het Energiedecreet vervatte regeling betreffende de groenestroom- en warmtekrachtcertificaten.

B.2.2. Een groenestroomcertificaat is een uniek, verhandelbaar, elektronisch en overdraagbaar immaterieel goed dat aantoont dat een bepaalde productie-installatie in een bepaalde periode een hoeveelheid elektriciteit heeft opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen (artikel 1.1.3, 60°, van het Energiedecreet).

Een warmtekrachtcertificaat is een uniek, verhandelbaar, elektronisch en overdraagbaar immaterieel goed dat aantoont dat een bepaalde productie-installatie in een bepaalde periode een hoeveelheid primaire energiebesparing heeft gerealiseerd door gebruik te maken van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling ten opzichte van een moderne referentiecentrale en een moderne referentieketel (artikel 1.1.3, 135°, van het Energiedecreet).

B.2.3. Het stelsel van de groenestroom- en warmtekrachtcertificaten houdt in grote lijnen het volgende in :

- De producenten van « groene stroom », dit is elektriciteit opgewekt door gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen, kunnen een groenestroomcertificaat verkrijgen wanneer zij een bepaalde hoeveelheid « groene stroom » hebben opgewekt (artikel 7.1.1 van het Energiedecreet). De producenten van energie opgewekt in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties kunnen een warmtekrachtcertificaat verkrijgen wanneer zij een bepaalde primaire energiebesparing hebben gerealiseerd (artikel 7.1.2 van het Energiedecreet). De certificaten worden toegekend door de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) (artikel 7.1.3 van het Energiedecreet).

- De producenten kunnen hun certificaten aanbieden hetzij op de markt tegen de marktprijs, hetzij aan een netbeheerder, die dan ertoe is gehouden het certificaat op te kopen tegen een bepaalde minimumwaarde. Wat de groenestroomcertificaten betreft, varieert de minimumwaarde naar gelang van de gebruikte energiebron en productietechnologie. De verplichting voor de netbeheerders om de certificaten op te kopen tegen een bepaalde minimumwaarde is ingegeven door de zorg om voor de desbetreffende producenten een zekere opbrengst te waarborgen. De netbeheerders brengen minstens één keer per jaar de verworven certificaten op de markt om de kosten ervan te recupereren (artikelen 7.1.6 en 7.1.7 van het Energiedecreet).

- De leveranciers van elektriciteit (de zogenaamde « toegangshouders ») moeten elk jaar een aantal groenestroom- en warmtekrachtcertificaten bij de VREG inleveren dat overeenstemt met een percentage « groene stroom » of stroom opgewekt in een warmtekrachtinstallatie in verhouding tot het totaal van de door hen in het voorgaande kalenderjaar aan de eindafnemers geleverde elektriciteit. Zij kunnen aan die verplichting voldoen door certificaten aan te kopen bij de producenten of bij de netbeheerders (artikelen 7.1.10 en 7.1.11 van het Energiedecreet).

B.2.4. Wat de toekenning van groenestroomcertificaten betreft, bepaalt artikel 7.1.1, § 2, van het Energiedecreet in het bijzonder :

Wat installaties betreft die elektriciteit opwekken uit hernieuwbare energiebronnen met startdatum vanaf 1 januari 2013 en gelegen in het Vlaamse Gewest, worden groenestroomcertificaten toegekend aan de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen.

[...]

Een installatie met startdatum vanaf 1 januari 2013 krijgt enkel groenestroomcertificaten gedurende de afschrijvingsperiode die in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top voor die hernieuwbare energietechnologie wordt gehanteerd.

Het aantal groenestroomcertificaten dat wordt toegekend voor elke 1 000 kWh elektriciteit die wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen in installaties met startdatum vanaf 1 januari 2013, is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde bandingfactor.

De Vlaamse Regering kan de toekenning van groenestroomcertificaten ook beperken op basis van het aantal vollasturen die gehanteerd worden in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top voor die hernieuwbare energietechnologie. De Vlaamse Regering kan daarnaast voor nieuwe installaties en verlengingsaanvragen met betrekking tot de periodes, vermeld in artikel 7.1.1, § 1, vierde en vijfde lid, van bestaande installaties het aantal groenestroomcertificaten begrenzen tot een bepaalde hoeveelheid groenestroomcertificaten.

[...]

.

Wat de toekenning van warmtekrachtcertificaten betreft, bepaalt artikel 7.1.2, § 2, van het Energiedecreet :

Wat betreft kwalitatieve warmte-krachtinstallaties of ingrijpende wijzigingen met startdatum vanaf 1 januari 2013 en gelegen in het Vlaamse Gewest, worden warmte-krachtcertificaten toegekend aan de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen.

Een installatie of ingrijpende wijziging met startdatum vanaf 1 januari 2013 krijgt enkel warmte-krachtcertificaten gedurende de afschrijvingsperiode die in de berekeningsmethodiek voor de onrendabele top voor de WKK-technologie wordt gehanteerd.

Het aantal warmte-krachtcertificaten dat voor installaties of ingrijpende wijzigingen met startdatum vanaf 1 januari 2013 wordt toegekend voor elke 1 000 kWh primaire energiebesparing, gerealiseerd door gebruik te maken van een kwalitatieve warmte-krachtinstallatie ten opzichte van referentie-installaties, is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde bandingfactor.

De Vlaamse Regering kan, in afwijking van het tweede lid, een alternatieve methode voor toekennen van warmte-krachtcertificaten vastleggen op basis van het aantal vollasturen gehanteerd in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top voor die warmte-krachttechnologie

.

B.3. De startdatum voor « groenestroom »- en warmtekrachtprojecten wordt in artikel 1.1.3, 113°/2, van het Energiedecreet bepaald als volgt :

voor wat betreft projecten die niet over een omgevingsvergunning dienen te beschikken, de datum van indienstneming van de installatie;

voor wat betreft projecten die over een omgevingsvergunning dienen te beschikken : de datum waarop een aanvraag voor de toekenning van certificaten voor het project is ingediend, of de datum waarop het project beschikt over de vereiste omgevingsvergunning, indien deze laatste datum een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT