Uittreksel uit arrest nr. 107/2021 van 15 juli 2021 Rolnummer 7261 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 23 maart 2019 « betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en

Uittreksel uit arrest nr. 107/2021 van 15 juli 2021

Rolnummer 7261

In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 23 maart 2019 « betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel », ingesteld door Michel Jacobs.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, de rechters P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache en T. Detienne, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus rechter T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 10 oktober 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 11 oktober 2019, heeft Michel Jacobs beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 23 maart 2019 « betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 11 april 2019).

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de context ervan

    B.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van de wet van 23 maart 2019 « betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel » (hierna : de wet van 23 maart 2019).

    B.2.1. Steunend op vier fundamentele beginselen, namelijk « continuïteit, kwaliteit, betrokkenheid en verantwoording », beoogt de wet van 23 maart 2019 « deze behoefte aan een wettelijk kader te regelen teneinde dit wettelijke deficit op te vangen », en « in het bijzonder om mechanismen in te stellen die van aard zijn bij te dragen tot de legitimiteit van de penitentiaire instellingen en erover te waken dat haar personeelsleden haar missie uitdragen » (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3351/001, p. 9) :

    De penitentiaire administratie is een schakel in de strafrechtsketen. In dat opzicht speelt zij een niet verwaarloosbare rol bij de veiligheid die de Staat de burgers moet waarborgen. Voor wat de penitentiaire administratie betreft, verstaan we veiligheid enerzijds in de statische betekenis van het woord, zijnde het in bewaring houden van die personen waarvan de justitie meent dat ze in een beveiligde omgeving moeten verblijven, en anderzijds in de dynamische betekenis van het woord en die rekening houdt met het gegeven dat deze personen op een gegeven moment terugkeren naar de vrije samenleving.

    De opsluiting raakt, door zijn aard, aan het fundamenteel recht op individuele vrijheid. Het past niet, in een democratische rechtsstaat, dat de wetgever zich niet uitspreekt [over de wijze] waarop de penitentiaire diensten moeten georganiseerd worden en functioneren. Het maatschappelijk belang waarvoor een gevangenis staat, noopt tot een reflectie op het hoogste niveau wat betreft het beschrijven van haar opdrachten, haar prioritaire doelstellingen, haar waarden en de verwachtingen die men ten aanzien van haar kan hebben en tot een verplichting om deze reflectie in een wettekst te gieten

    (ibid., p. 7).

    B.2.2. Artikel 4 van de wet van 23 maart 2019 definieert de opdrachten van de penitentiaire administratie als volgt :

    § 1. De penitentiaire administratie heeft tot opdracht de uitvoering van de vrijheidsberovende straffen en maatregelen te waarborgen, met respect voor de van kracht zijnde wetten en reglementeringen.

    In die context waarborgt en bevordert zij, ongeacht de omstandigheden, de effectieve uitoefening van de rechten van de gedetineerden en van haar personeelsleden.

    § 2. De diensten die door de personeelsleden van de penitentiaire administratie in de gevangenissen geleverd worden, worden beschouwd als essentiële diensten in de zin van de bepalingen van ' La Liberté syndicale. Compilation des décisions du Comité de la liberté syndicale ' van het Internationaal Arbeidsbureau van 2018 en meer bepaald de bepalingen n° 830 en n° 836.

    [...]

    .

    B.2.3. Wat het statuut van het penitentiair personeel betreft, wordt in de parlementaire voorbereiding vastgesteld dat « de missie, de opdrachten, rechten en plichten van het penitentiair personeel [...] evenzeer een wettelijke verankering [dienen] te krijgen die op een coherente wijze spoort met de bepalingen die het statuut van de gedetineerden regelen » (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3351/001, p. 7).

    De wet van 23 maart 2019 voert daarnaast een ander beginsel uit, namelijk dat van « de noodzaak om in alle omstandigheden de uitvoering van de opdrachten van de penitentiaire administratie te waarborgen », waarbij het federale regeerakkoord van 2014 « de invoering van een gegarandeerde dienstverlening tijdens stakingsperiodes dan ook expliciet als doelstelling [heeft] opgenomen » (ibid., p. 13). De wet van 23 maart 2019 stelt bijgevolg, tijdens de stakingsperiodes, « mechanismen in die de continue uitvoering van de opdrachten van de penitentiaire inrichtingen moeten waarborgen » (ibid., p. 14).

    Het voorontwerp van wet dat de wet van 23 maart 2019 is geworden, heeft overigens het voorwerp uitgemaakt van onderhandelingen met de representatieve vakorganisaties (ibid., p. 10; zie ook Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3351/004, pp. 4-5).

    B.2.4. Artikel 37 van de wet van 23 maart 2019 bepaalt :

    Met uitzondering van dit artikel, dat in werking treedt de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en de artikelen 4, 12, 15 tot 20, 32, 34 en 36 die in werking treden op 1 juli 2019, bepaalt de Koning de datum waarop elk artikel van deze wet in werking treedt

    .

    Ten aanzien van de omvang van het beroep

    B.3. Het Hof bepaalt het onderwerp van het beroep tot vernietiging op basis van de inhoud van het verzoekschrift en inzonderheid rekening houdend met de uiteenzetting van de middelen. Het onderzoekt alleen de bestreden bepalingen waartegen een middel is gericht.

    B.4. De middelen die in het verzoekschrift worden uiteengezet, zijn enkel gericht tegen de artikelen 3, 7, 9, 10 en 15 tot 35 van de wet van 23 maart 2019. Het Hof beperkt zijn onderzoek derhalve tot die bepalingen.

    Ten gronde

    Wat het eerste middel betreft

    B.5. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11, in samenhang gelezen met de artikelen 37 en 107 van de Grondwet, alsook van het beginsel van de scheiding der machten en van het beginsel van de materiële motivering van de wetgevende handelingen.

    De verzoekende partij is van mening dat de wet van 23 maart 2019, door een volledig en autonoom statuut van het personeel van de penitentiaire administratie vast te stellen, inbreuk maakt op een exclusieve bevoegdheid van de Koning en, ten aanzien van de tewerkstellingsvoorwaarden, een discriminatie invoert tussen de leden van het penitentiair personeel en de leden van het personeel van het federaal openbaar ambt.

    Meer in het bijzonder bekritiseert zij de relevantie en de verantwoording van de maatregelen waarin de artikelen 7, 9, 10, 21, 22, 25, 26, 29, 30 en 34 van de wet van 23 maart 2019 voorzien.

    De verzoekende partij bekritiseert tevens het feit dat al die maatregelen van toepassing zijn op alle leden van het penitentiair personeel, ongeacht of zij al dan niet in contact staan met de gedetineerden.

    B.6.1. Artikel 37 van de Grondwet bepaalt :

    De federale uitvoerende macht, zoals zij door de Grondwet is geregeld, berust bij de Koning

    .

    Artikel 107 van de Grondwet bepaalt :

    De Koning verleent de graden in het leger.

    Hij benoemt de ambtenaren bij het algemeen bestuur en bij de buitenlandse betrekkingen, behoudens de door de wetten gestelde uitzonderingen.

    Andere ambtenaren benoemt hij alleen krachtens een uitdrukkelijke wetsbepaling

    .

    B.6.2. De artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet behouden de Koning de principiële bevoegdheid voor om het statuut van de ambtenaren bij het algemeen bestuur te regelen.

    B.7.1. Ten aanzien van het statuut van het penitentiair personeel wordt in de parlementaire voorbereiding uiteengezet dat titel IV van de wet van 23 maart 2019 ertoe strekt de bestaande reglementeringen op coherente wijze te bundelen :

    Het statuut van het penitentiaire personeel en de regels die haar functioneren bepaalt, [dienen] afgeleid uit een disparaat amalgaam van regels die bij wijlen erg ' gedateerd ' zijn (het betreft meer bepaald het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, het koninklijk besluit van 14 mei 1971 houdende bijzondere instructie van toepassing op de personeelsleden van de buitendiensten van het bestuur strafinrichtingen en het ministerieel besluit van 12 juli 1971 houdende algemene instructie voor de strafinrichtingen). De missie, de opdrachten, rechten en plichten van het penitentiair personeel dienen evenzeer een wettelijke verankering te krijgen die op een coherente wijze spoort met de bepalingen die het statuut van de gedetineerden regelen

    (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3351/001, p. 7).

    Titel IV regelt alle aspecten van de loopbaan van het penitentiair personeel die momenteel eveneens verspreid zijn over reglementeringen waarvan sommige door de jaren heen hun pertinentie en coherentie ten aanzien van de opdrachten van de penitentiaire organisatie verloren hebben

    (ibid., p. 15).

    B.7.2. Ten aanzien van de bepalingen die afwijken van het statuut van de andere personeelsleden van de federale administratie wordt in de parlementaire voorbereiding van de wet van 23 maart 2019 uiteengezet :

    In grote lijnen is het statuut van het penitentiair personeel dat van de andere personeelsleden van de federale overheid. Deze wet regelt enkel deze aspecten die afwijken van de algemene bepalingen wanneer de specificiteit van de penitentiaire opdrachten het rechtvaardigt maar meer nog, wanneer ze bijdragen tot een versterking van de rechtspositie van het penitentiair personeel vanuit de invalshoeken die...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT