Uittreksel uit arrest nr. 50/2021 van 25 maart 2021 Rolnummer 7310 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 153, 3° en 5°

Uittreksel uit arrest nr. 50/2021 van 25 maart 2021

Rolnummer 7310

In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 153, 3° en 5°, 162 en 163 van de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek », ingesteld door de vzw « Actieve verdediging van de Wapenliefhebbers » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 22 november 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 26 november 2019, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 153, 3° en 5°, 162 en 163 van de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 mei 2019) door de vzw « Actieve verdediging van de Wapenliefhebbers », Marco Kuchler en Stève Durand, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. F. Judo, Mr. T. Souverijns en Mr. N. Goethals, advocaten bij de balie te Brussel.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    B.1. De artikelen 151 tot 163 van de wet van 5 mei 2019 « houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek » wijzigen verschillende bepalingen van de wet van 8 juni 2006 « houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens » (hierna : de Wapenwet).

    De meeste van die bepalingen vormen een gedeeltelijke omzetting van de richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 « tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens ». De andere bepalingen brengen enkele technische wijzigingen aan in de Wapenwet (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3515/001, p. 245).

    De verzoekende partijen bestrijden artikel 163 (eerste middel), artikel 153, 5°, (tweede middel) en artikel 162 (derde middel) van de wet van 5 mei 2019. Aangezien zij geen middelen ontwikkelen tegen artikel 153, 3°, van dezelfde wet, is het beroep onontvankelijk in zoverre het tegen die bepaling is gericht.

    Ten aanzien van het eerste middel

    B.2. In het eerste middel voeren de verzoekende partijen aan dat artikel 163 van de wet van 5 mei 2019 niet bestaanbaar is met de artikelen 10, 11, 12, 14 en 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met artikel 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met het vertrouwensbeginsel.

    B.3. Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet bepaalt :

    Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft

    .

    Artikel 14 van de Grondwet bepaalt :

    Geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet

    .

    Artikel 16 van de Grondwet bepaalt :

    Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten algemenen nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald en tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling

    .

    Artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt :

    Niemand kan worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin zal een zwaardere straf worden opgelegd dan die welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was

    .

    Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt :

    Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het internationaal recht.

    De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren

    .

    Artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt :

    Niemand kan worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin, mag een zwaardere straf worden opgelegd dan die welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was. Indien, na het begaan van het strafbare feit de wet mocht voorzien in de oplegging van een lichtere straf, dient de overtreder daarvan te profiteren

    .

    Artikel 49, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaalt :

    Niemand mag worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde van het handelen of nalaten. Evenmin mag een zwaardere straf worden opgelegd dan die, die ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was. Indien de wet na het begaan van het strafbare feit in een lichtere straf voorziet, is die van toepassing

    .

    B.4.1. Blijkens de tweede considerans bij de richtlijn (EU) 2017/853 beoogt die richtlijn, in het kader van de strijd tegen het terrorisme en de zware criminaliteit, tot een gemeenschappelijke aanpak voor het onbruikbaar maken van vuurwapens te komen, teneinde het opnieuw gebruiksklaar maken en het gebruik ervan door criminelen te voorkomen.

    Eén van de maatregelen om die doelstelling te bereiken, heeft betrekking op het uitbreiden van de lijst van verboden vuurwapens. De vijftiende considerans bij de richtlijn (EU) 2017/853 vermeldt in dat verband :

    Voor de gevaarlijkste vuurwapens moeten in Richtlijn 91/477/EEG strengere regels worden ingevoerd om te waarborgen dat het verwerven, voorhanden hebben of verhandelen van die vuurwapens, behoudens een beperkt aantal en naar behoren gemotiveerde uitzonderingen, niet is toegestaan. Wanneer deze regels niet worden nageleefd, moeten de lidstaten alle passende maatregelen nemen, waaronder eventueel de inbeslagname van deze vuurwapens

    .

    Wat meer bepaald de semiautomatische vuurwapens betreft, vermelden de tweeëntwintigste tot de vierentwintigste considerans bij de richtlijn (EU) 2017/853 :

    Vuurwapens die ontworpen zijn voor militair gebruik, zoals de AK47 en M16, en die uitgerust zijn met een vuurregelaar, moeten, indien manueel kan worden geschakeld tussen automatische en semiautomatische vuurmodus, worden ingedeeld als categorie A-vuurwapens en moeten derhalve worden verboden voor civiel gebruik. Indien ze worden omgebouwd tot semiautomatische vuurwapens moeten ze worden ingedeeld in punt 6 van categorie A.

    Sommige semiautomatische vuurwapens kunnen gemakkelijk worden omgebouwd tot automatische vuurwapens, waardoor zij een bedreiging voor de veiligheid vormen. Ook zonder dergelijke ombouw kunnen bepaalde semiautomatische vuurwapens een groot gevaar vormen wanneer hun patrooncapaciteit hoog is. Daarom moeten semiautomatische vuurwapens met een vast magazijn waarmee een groot aantal patronen kan worden afgevuurd, alsook semiautomatische vuurwapens in combinatie met een afneembaar magazijn met hoge capaciteit, worden verboden voor civiel gebruik. De loutere mogelijkheid om een magazijn met een capaciteit van meer dan 10 patronen voor lange vuurwapens en 20 patronen voor korte vuurwapens te monteren, is niet bepalend voor de indeling van het vuurwapen in een bepaalde categorie.

    Onverminderd de verlenging van vergunningen in overeenstemming met Richtlijn 91/477/EEG, mogen semiautomatische wapens waarin gebruik wordt gemaakt van randvuurontsteking, met inbegrip van vuurwapens met een kaliber van.22 of kleiner, niet in categorie A worden ingedeeld, tenzij ze zijn omgebouwd op basis van een automatisch vuurwapen

    .

    B.4.2. Om die redenen brengt de richtlijn (EU) 2017/853 verschillende wijzigingen aan in de richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 « inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens » en in de bijlagen bij die richtlijn. Zo worden verschillende types semiautomatische vuurwapens toegevoegd aan de lijst van verboden vuurwapens. Het door de richtlijn (EU) 2017/853 gewijzigde deel II, categorie A, punten 6 tot 8, van bijlage I bij de richtlijn 91/477/EEG bepaalt in dat verband :

    In de zin van deze richtlijn worden vuurwapens ingedeeld in de volgende categorieën :

    Categorie A - Verboden vuurwapens

    [...]

    6. Automatische vuurwapens die zijn omgebouwd tot semiautomatische vuurwapens, onverminderd het bepaalde in artikel 7, lid 4bis.

    7. Elk van de volgende semiautomatische vuurwapens met centrale ontsteking :

    a) korte vuurwapens waarmee meer dan 21 patronen kunnen worden afgevuurd zonder te herladen, indien :

    i) een magazijn met een capaciteit van meer dan 20 patronen onderdeel is van dat vuurwapen, of

    ii) er een afneembaar magazijn met een capaciteit van meer dan 20 patronen in wordt geplaatst;

    b) lange vuurwapens waarmee meer dan 11 patronen kunnen worden afgevuurd zonder te herladen, indien :

    i) een magazijn met een capaciteit van meer dan 10 patronen onderdeel is van dat...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT