Uittreksel uit arrest nr. 168/2020 van 17 december 2020 Rolnummer 7407 In zake : de vordering tot schorsing van de wet van 20 december 2019 « tot omzetting van Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad

Uittreksel uit arrest nr. 168/2020 van 17 december 2020

Rolnummer 7407

In zake : de vordering tot schorsing van de wet van 20 december 2019 « tot omzetting van Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie [s] », ingesteld door de feitelijke vereniging « Belgian Association of Tax Lawyers » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer,

samengesteld uit voorzitter F. Daoût en de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en J. Moerman, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de vordering en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 15 oktober 2020 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 16 oktober 2020, is een vordering tot schorsing ingesteld van de wet van 20 december 2019 « tot omzetting van Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie [s] » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2019) door de feitelijke vereniging « Belgian Association of Tax Lawyers », P.V. en G.G., bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Malherbe, advocaat bij de balie te Brussel.

    Bij afzonderlijk verzoekschrift vorderen de verzoekende partijen eveneens de vernietiging van dezelfde wet.

    Op 21 oktober 2020 hebben de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en J. Moerman, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat de vordering tot schorsing klaarblijkelijk niet ontvankelijk is.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    B.1. De verzoekende partijen vorderen de schorsing van de artikelen 9, 10, 18, 26, 27, 31, 33, 41, 42, 47, 54 en 55 van de wet van 20 december 2019 « tot omzetting van Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie [s] » (hierna : de wet van 20 december 2019). Zoals het opschrift ervan aangeeft, zet de wet van 20 december 2019 de richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 « tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies » (hierna : de richtlijn (EU) 2018/822) om.

    B.2. Artikel 21, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof (hierna : de bijzondere wet van 6 januari 1989), zoals gewijzigd bij de bijzondere wet van 9 maart 2003 « tot wijziging van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof » (hierna : de bijzondere wet van 9 maart 2003), bepaalt dat, « in afwijking van artikel 3, [...] de verzoekschriften tot schorsing slechts ontvankelijk [zijn] wanneer zij worden ingediend binnen een termijn van drie maanden na de bekendmaking van de wet, het decreet of de in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel ».

    B.3. Aangezien de bestreden wet is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2019, is de termijn om een vordering tot schorsing in te stellen verstreken op 30 maart 2020. Daaruit volgt dat de op 15 oktober 2020 ingestelde vordering tot schorsing niet tijdig is ingesteld en dat zij bijgevolg klaarblijkelijk niet ontvankelijk is.

    B.4.1. In tegenstelling tot hetgeen de verzoekende partijen beweren, maakt het recht van de Europese Unie het niet mogelijk om tot de ontvankelijkheid van hun vordering tot schorsing te besluiten.

    B.4.2. Artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna : het VEU) bepaalt :

    De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen

    .

    Artikel 4, lid 3, van het VEU bepaalt :

    Krachtens het beginsel van loyale samenwerking respecteren de Unie en de lidstaten elkaar en steunen zij elkaar bij de vervulling van de taken die uit de Verdragen voortvloeien.

    De lidstaten treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die geschikt zijn om de nakoming van de uit de Verdragen of uit de handelingen van de instellingen van de Unie voortvloeiende verplichtingen te verzekeren.

    De lidstaten vergemakkelijken de vervulling van de taak van de Unie en onthouden zich van alle maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie in gevaar kunnen brengen

    .

    Artikel 19, lid 1, van het VEU bepaalt :

    Het Hof van Justitie van de Europese Unie omvat het Hof van Justitie, het Gerecht en gespecialiseerde rechtbanken. Het verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van de Verdragen.

    De lidstaten voorzien in de nodige rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren

    .

    Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie legt het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht vast en bepaalt :

    Eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden, heeft recht op een doeltreffende voorziening in rechte, met inachtneming van de in dit artikel gestelde voorwaarden.

    Eenieder heeft recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT