Uittreksel uit arrest nr. 8/2016 van 21 januari 2016 Rolnummer : 6111 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 3, 4, 8, 19

Uittreksel uit arrest nr. 8/2016 van 21 januari 2016

Rolnummer : 6111

In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 3, 4, 8, 19, 23 en 41 tot 46 van de wet van 8 mei 2014 houdende diverse bepalingen inzake energie, ingesteld door de Vlaamse Regering.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 4 december 2014 ter post aangetekende brief en ter griffie van het Hof is ingekomen op 5 december 2014, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 3, 4, 8, 19, 23 en 41 tot 46 van de wet van 8 mei 2014 houdende diverse bepalingen inzake energie (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 juni 2014) door de Vlaamse Regering, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. S. Vernaillen, advocaat bij de balie te Antwerpen.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    B.1. De Vlaamse Regering vordert de vernietiging van verschillende bepalingen van de wet van 8 mei 2014 houdende diverse bepalingen inzake energie (hierna : wet van 8 mei 2014).

    Die wet werd afgekondigd vóór de inwerkingtreding, op 1 juli 2014, van de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, zodat zij dient te worden getoetst aan de bevoegdheidverdelende regels die op het ogenblik van de aanneming ervan van toepassing waren.

    B.2. De bestreden bepalingen wijzigen de wet van 29 april 1999 « betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt » (hierna : Elektriciteitswet), de wet van 12 april 1965 « betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen » (hierna : Gaswet) en de wet van 10 maart 1925 « op de electriciteitsvoorziening ».

    Ten aanzien van de wijzigingen van de Elektriciteitswet

    B.3. Het eerste middel is gericht tegen de artikelen 3, 4 en 8 van de wet van 8 mei 2014, en is afgeleid uit de schending van de bevoegdheidverdelende regels, inzonderheid van artikel 6, § 1, X, en van artikel 6, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (hierna : bijzondere wet van 8 augustus 1980), en van het evenredigheidsbeginsel.

    B.4. De bestreden artikelen 3 en 8 van de wet van 8 mei 2014 strekken ertoe een wettelijke basis te creëren voor de toekenning door de Koning van domeinconcessies, onder de voorwaarden en overeenkomstig de procedure die Hij bepaalt, voor de bouw en de exploitatie van installaties voor hydro-elektrische energieopslag in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, respectievelijk voor de bouw en de exploitatie van installaties noodzakelijk voor de transmissie van elektriciteit in de zeegebieden onder de Belgische rechtsbevoegdheid (het zogenaamde « stopcontact op zee »).

    De wetgever stelde vast dat het marien ruimtelijk plan, zoals vastgesteld bij koninklijk besluit van 20 maart 2014, voorziet in zones voor de bouw en de exploitatie van die installaties, doch dat de Koning niet beschikt over de nodige bevoegdheid om ter zake domeinconcessies toe te kennen (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3511/001, pp. 4-7).

    Om die reden voeren de bestreden bepalingen de nieuwe artikelen 6/1 en 13/1 in de Elektriciteitswet in, die bepalen :

    Art. 6/1. § 1. Met inachtneming van de bepalingen vastgesteld krachtens § 2 en onverminderd de bepalingen van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de commissie, domeinconcessies verlenen voor de bouw en de exploitatie van installaties voor hydro-elektrische energieopslag in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, namelijk de territoriale zee, de exclusieve economische zone en het continentaal plat, bedoeld in de wet van 13 juni 1969 inzake het continentaal plat van België.

    Deze installaties kunnen niet genieten van het steunmechanisme bedoeld in artikel 7, § 1, noch van enige andere vorm van subsidie of financiële steun vanwege de Staat of de elektriciteitsverbruiker.

    § 2. Bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de commissie, bepaalt de Koning de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van de concessies bedoeld in § 1, en inzonderheid :

    1° de beperkingen ter vermijding dat de bouw of de exploitatie van bedoelde installaties het gebruik van de reguliere scheepvaartroutes, de zeevisserij of het wetenschappelijk zeeonderzoek in overdreven mate zou hinderen;

    2° de maatregelen die moeten worden genomen voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu, overeenkomstig de bepalingen van voornoemde wet van 20 januari 1999;

    3° de technische voorschriften waaraan de betrokken kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen moeten beantwoorden;

    4° de procedure voor de toekenning van bedoelde concessies, met zorg voor een gepaste bekendmaking van het voornemen tot toekenning van een concessie alsook, in voorkomend geval, voor een effectieve mededinging tussen de kandidaten;

    5° de regels inzake de overdracht en de intrekking van de concessie;

    6° de bepaling van de levensduur van de concessie;

    7° de financiële voorschriften waaraan de betrokken kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen moeten beantwoorden.

    De maatregelen bedoeld in het eerste lid, 2°, van deze paragraaf worden vastgesteld op gezamenlijke voordracht van de minister en van de minister die bevoegd is voor de bescherming van het mariene milieu.

    Deze procedure wordt gevoerd met respect voor de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België en haar uitvoeringsbesluiten.

    § 3. Artikel 4 is niet van toepassing op de installaties bedoeld in § 1

    .

    Art. 13/1. § 1. Met inachtneming van de bepalingen in § 2, van artikel 2, 7° en van artikel 8 en onverminderd de bepalingen van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, kan de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de commissie, domeinconcessies verlenen aan de netbeheerder voor de bouw en de exploitatie van installaties noodzakelijk voor de transmissie van elektriciteit in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht.

    § 2. Bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de commissie, bepaalt de Koning de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van de domeinconcessies bedoeld in § 1, en inzonderheid :

    1° de beperkingen ter vermijding dat de bouw of de exploitatie van bedoelde installaties het gebruik van de reguliere scheepvaartroutes, de zeevisserij of het wetenschappelijk zeeonderzoek in overdreven mate zou hinderen;

    2° de maatregelen die moeten worden genomen voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu, overeenkomstig de bepalingen van voornoemde wet van 20 januari 1999;

    3° de technische voorschriften waaraan de betrokken kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen moeten beantwoorden;

    4° de procedure voor de toekenning van bedoelde domeinconcessies;

    5° de regels inzake de wijziging, verlenging, overname, intrekking en uitbreiding, van de domeinconcessie;

    6° de bepaling van de levensduur van de concessie.

    De maatregelen bedoeld in het eerste lid, 2°, worden vastgesteld op gezamenlijke voordracht van de minister en van de minister die bevoegd is voor de bescherming van het mariene milieu.

    Deze procedure wordt gevoerd met respect voor de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België en haar uitvoeringsbesluiten

    .

    B.5. Het eerste middel beoogt eveneens de vernietiging van artikel 4 van de wet van 8 mei 2014. Die bepaling strekt ertoe de steunregeling voor de productie van elektriciteit uit wind in de Belgische zeegebieden, zoals neergelegd in artikel 7 van de Elektriciteitswet, te hervormen gelet op de aanleg van een zogenaamd « stopcontact op zee », zonder afbreuk te doen aan de legitieme verwachtingen en verworven rechten van bestaande projecten. Voorts wordt aan de Koning de bevoegdheid verleend om in te stemmen met een rechtstreekse aansluiting van installaties voor de productie van elektriciteit uit wind in de Belgische zeegebieden op het vasteland, zonder gebruik te maken van het « stopcontact op zee », in welk geval een kabelsubsidie wordt toegekend en de minimumprijs voor de geproduceerde windenergie wordt verhoogd (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3511/001, p. 10).

    Het bestreden artikel 4 van de wet van 8 mei 2014 bepaalt :

    In artikel 7 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    1° in § 1, vierde lid, worden de woorden : ' en door artikel 28 van de wet van 26 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake energie ' ingevoegd tussen de woorden ' 24 december 2002 ' en de woorden ', wijzigen, vervangen of opheffen ';

    2° in § 1bis wordt het eerste lid aangevuld met de volgende zin :

    ' Daarenboven vergelijkt en evalueert de commissie, voor 31 september 2016, de gevolgen voor de consument en de Staat van de twee mechanismen van aankoopverplichting door de netbeheerder aan een door het koninklijk besluit [van] 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen vastgestelde minimumprijs voor offshore windenergie, namelijk een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT