Uittreksel uit arrest nr. 135/2010 van 9 december 2010 Rolnummer 4850 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 30 april 2009 betreffende de opvang en de huisve

Uittreksel uit arrest nr. 135/2010 van 9 december 2010

Rolnummer 4850

In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 30 april 2009 betreffende de opvang en de huisvesting van bejaarde personen, ingesteld door de vzw « fédération des Maisons de Repos privées de Belgique (MR-MRS) ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe en P. Nihoul, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter M. Melchior, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter M. Melchior,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 januari 2010 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 18 januari 2010, heeft de vzw « fédération des Maisons de Repos privées de Belgique (MR-MRS) », met zetel te 1080 Brussel, Vrijheidslaan 80, beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van het Waalse Gewest van 30 april 2009 betreffende de opvang en de huisvesting van bejaarde personen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 16 juli 2009).

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden maatregelen en de draagwijdte van het beroep

    B.1. De verzoekende partij, die een federatie van private rustoorden in België is, vordert de vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 30 april 2009 betreffende de opvang en de huisvesting van bejaarde personen.

    De in het decreet bedoelde inrichtingen zijn de rustoorden, de rust- en verzorgingstehuizen, de serviceflats, de dagcentra, de centra voor avond- of nachtopvang, de dagverzorgingscentra, de voorzieningen voor kortstondig verblijf en de voorzieningen voor gezinsopvang. Die inrichtingen zijn verdeeld over drie verschillende sectoren : de openbare sector, de verenigingssector en de commerciële sector.

    De verzoekende partij verenigt rustoorden die alle tot de commerciële sector behoren, die ongeveer 56 pct. van de markt in handen had op het ogenblik van de inwerkingtreding van het decreet. In zoverre zij tot de commerciële sector behoort, heeft de verzoekende partij belang bij het aanvechten van het in het geding zijnde decreet. Het Hof beperkt het onderzoek van het beroep tot de bepalingen van het decreet die betrekking hebben op het soort van inrichtingen die door de verzoekende partij worden vertegenwoordigd.

    Ten gronde

    B.2. Het onderzoek naar de overeenstemming van een bestreden bepaling met de bevoegdheidverdelende regels moet in beginsel het onderzoek naar de bestaanbaarheid ervan met de bepalingen van titel II van de Grondwet en met de artikelen 170, 172 en 191 ervan voorafgaan.

    Wat de bevoegdheidverdelende regels betreft

    B.3. De verzoekende partij leidt een achtste middel af uit de schending, door artikel 6 van het decreet, van de artikelen 39, 128 en 138 van de Grondwet en van artikel 5, § 1, I, 1°, c) en d), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, alsmede uit de onbevoegdheid van de auteur van de akte.

    Volgens de verzoekende partij zou de decreetgever zijn opgetreden in een aangelegenheid die tot de exclusieve bevoegdheid van de federale Staat behoort, namelijk de ziekte- en invaliditeitsverzekering, enerzijds, en het vaststellen van de basisregels inzake programmering, anderzijds. Zij voert eveneens aan dat de verschillende samenwerkingsakkoorden inzake programmering niet in werking zouden zijn getreden aangezien de federale wetgever ze niet heeft goedgekeurd. Zij besluit daaruit dat de decreetgever een dergelijke programmering, en met name het vaststellen van de verdeelsleutel tussen de aan de openbare sector, de verenigingssector en de commerciële privésector voorbehouden bedden, alsook het vaststellen van het maximale en minimale aantal opvangplaatsen in de rust- en verzorgingstehuizen, niet zou kunnen toepassen.

    B.4.1. Artikel 6 van het voormelde decreet van 30 april 2009 bepaalt :

    § 1. De programmering van de inrichtingen voor bejaarde personen bedoeld in artikel 2, 2°, a), b), f) en g) beoogt :

    1° de beheersing van de evolutie van het aanbod inzake opvang, huisvesting of zorgen voor bejaarde personen in functie van hun evoluerende en gedifferentieerde behoeften;

    2° het verzekeren van een homogene verdeling van de inrichtingen voor bejaarde personen over het geheel van het grondgebied van het Waalse Gewest om een geografische nabijheid te waarborgen voor het behoud van de bestaande maatschappelijke banden;

    3° de garantie geven aan de bewoner dat hij een vrije keuze kan maken tussen de openbare sector, de verenigingssector of de commerciële privé-sector;

    4° het bijdragen tot het financieel evenwicht van de sociale zekerheid.

    § 2. 1° De Regering legt de maximumcapaciteit van de rustoordbedden vast, met inbegrip van de rustoordbedden die gereconverteerd zijn naar rust- en verzorgingsbedden, alsook de maximale en minimale opvangcapaciteiten per inrichting.

    2° Hij legt ook de regels vast voor de herkwalificatie van rustoordbedden in rust- en verzorgingsbedden, alsook voor de herkwalificatie van de plaatsen van een dagcentrum in plaatsen van een dagverzorgingscentrum.

    3° Hij legt ook de huisvestingsregels per arrondissement vast in functie van het aantal bejaarde personen van 75 jaar en meer die er wonen.

    4° Voor de toepassing van 1° en 2°, worden minstens 29 % van de bedden bestemd voor de openbare sector, minstens 21 % voor de verenigingssector en kunnen maximum 50 % worden toegewezen aan de commerciële privé-sector.

    § 3. 1° De Regering legt het programmacijfer vast voor de vestiging van de dagverzorgingscentra alsook de minimale en maximale opvangcapaciteit per inrichting.

    2° Hij legt ook de huisvestingsregels per arrondissement vast in functie van het aantal bejaarde personen van 75 jaar en meer die er wonen.

    3° Voor de toepassing van 1° en 2°, worden minstens 29 % van de plaatsen bestemd voor de openbare sector, minstens 21 % voor de verenigingssector en maximum 50 % voor de commerciële privé-sector.

    § 4. 1° De Regering legt het specifieke vestigingsprogramma vast van de rustoordbedden bestemd voor een kortstondig verblijf, alsook de minimale en maximale capaciteit per inrichting.

    2° Dit vestigingsprogramma wordt per arrondissement uitgevoerd in functie van het aantal bejaarde personen van 75 jaar en meer die er wonen.

    3° Voor de toepassing van 1° en 2°, worden minstens 29 % van de bedden bestemd voor de openbare sector, minstens 21 % voor de verenigingssector en kunnen maximum 50 % worden toegewezen aan de commerciële privé-sector.

    § 5. De Regering legt de modaliteiten vast op grond waarvan zij de uitvoerige gegevens over de geactualiseerde stand van de vestigingsprogramma's ter beschikking stelt

    .

    B.4.2. Artikel 5, § 1, I, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen rekent tot de in artikel 128, § 1, van de Grondwet bedoelde persoonsgebonden aangelegenheden, en wijst zodoende aan de gemeenschappen toe, « het beleid betreffende de zorgverstrekking in en buiten de verplegingsinrichtingen » met uitzondering van inzonderheid de ziekte- en invaliditeitsverzekering en van de basisregelen betreffende de programmatie.

    Artikel 5, § 1, II, 5°, van dezelfde bijzondere wet wijst aan de gemeenschappen toe :

    Het bejaardenbeleid met uitzondering van de vaststelling van het minimumbedrag, van de toekenningsvoorwaarden en van de financiering van het wettelijk gewaarborgd inkomen voor bejaarden

    .

    Onder voorbehoud van de in de bijzondere wet vermelde uitzonderingen zijn het gehele beleid inzake zorgverstrekking en het gehele bejaardenbeleid aan de gemeenschappen toegewezen.

    Wat de Franse Gemeenschap betreft en binnen de grenzen van het Franse taalgebied, worden die bevoegdheden door het Waalse Gewest uitgeoefend, met toepassing van artikel 138 van de Grondwet en van artikel 3, 6° en 7°, van de decreten II van 19 en 22 juli 1993, respectievelijk aangenomen door de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest.

    B.4.3. Volgens het protocolakkoord nr. 2 dat op 1 januari 2003 is gesloten « tussen de Federale Overheid en de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT