Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders, de 2 avril 2014

HOOFDSTUK 1. - De stage

Artikel 1. § 1. De kandidaat-stagiair richt zijn aanvraag bij aangetekende zending aan de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.

Hij deelt aan de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders de volgende gegevens mede :

  1. naam en voornaam;

  2. geboorteplaats en -datum;

  3. woonplaats;

  4. naam en voornamen van de gerechtsdeurwaarder onder wiens gezag hij stage wenst te lopen.

    Hij voegt bij zijn aanvraag :

  5. een eensluidend verklaard afschrift van zijn diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten;

  6. een uittreksel uit het Strafregister dat minder dan zes maanden tevoren door het gemeentebestuur van zijn woonplaats is uitgereikt.

    § 2. De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders aanvaardt of weigert de aanvraag indien niet voldaan is aan de wettelijke voorwaarden, binnen een maand nadat zij is verstuurd.

    Binnen dezelfde termijn stelt de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders de kandidaat-stagiair en de syndicus van de raad van de arrondissementskamer waar de gerechtsdeurwaarder onder wie de stagiair zijn stage wenst te lopen op de hoogte van zijn beslissing.

    Art. 2. De lijst van de stagiairs wordt jaarlijks door de syndicus opgemaakt.

    Die lijst vermeldt :

  7. de naam, de voornamen, de plaats en datum van geboorte en de woonplaats van iedere stagiair;

  8. de naam en voornamen van de gerechtsdeurwaarder onder wiens gezag de stage wordt volbracht.

    Tijdens de algemene vergadering van de arrondissementskamer doet de syndicus voorlezing van de lijst van stagiairs.

    De leden van de arrondissementskamer kunnen te allen tijde van deze lijst kennis nemen.

    Art. 3. Binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 1, § 2, tweede lid, geeft de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders door toedoen van de syndicus aan de gerechtsdeurwaarder onder wie de stagiair zijn stage wenst te lopen een stageboekje in tweevoud af.

    Art. 4. De stage heeft betrekking op :

  9. de studie van de rechten en de verplichtingen van de gerechtsdeurwaarder ten aanzien van zijn lastgevers, de partijen in de zaak, de derden die een belang hebben in de zaak, de personeelsleden van zijn kantoor, alsook van de maatschappelijke rol van de gerechtsdeurwaarder en zijn rol als bemiddelaar;

  10. het zich vertrouwd maken met de begrippen die onontbeerlijk zijn voor het goed bestuur van een kantoor, met de boekhoudkundige verplichtingen, met de deontologie en met de reglementen van inwendige orde.

    De stagiair wordt in het kader van de taken van de gerechtsdeurwaarder inzonderheid belast met het opmaken van akten, verzoekschriften en processen-verbaal; de stagiair vergezelt de gerechtsdeurwaarder naar de plaatsen waar deze laatste moet instrumenteren naar aanleiding van zijn opdrachten inzake betekening, beslag, uitzetting, verkoop, vaststelling met uitzondering evenwel van vaststelling van overspel, alsook in het kader van andere opdrachten van verschillende aard.

    De stagiair wordt in kennis gesteld van de boekhoudkundige stukken die een gerechtsdeurwaarder moet bijhouden, van de besluiten die op hem betrekking hebben, inzonderheid van de tarieven die moeten worden toegepast, van de bijzonderheden betreffende de fiscale en de bijzondere wetten die hij in acht moet nemen en van de verzekeringen die hij moet aangaan.

    Art. 5. Op het einde van elke maand vermeldt de stagemeester in de twee stageboekjes de werkelijke aanwezigheid, het verzuim van de stagiair gedurende de afgelopen maand en de afwezigheden bedoeld in artikel 511, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek.

    Op het einde van de stage geeft de stagemeester een exemplaar van het stageboekje af aan de stagiair tegen ontvangstbewijs. Het tweede zendt hij over aan de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.

    Na ontvangst van het stageboekje en controle van de overeenstemming ervan met de in dit artikel vermelde voorwaarden, reikt de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders aan de stagiair het stagecertificaat uit.

    HOOFDSTUK 2. - De benoemingscommissie

    Art. 6. De zetel van de benoemingscommissies voor gerechtsdeurwaarders is gevestigd in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.

    Art. 7. Het bureau van een benoemingscommissie is samengesteld uit haar voorzitter, ondervoorzitter en secretaris. Het bureau regelt, onder leiding van de voorzitter, de dagelijkse werkzaamheden van de commissie.

    Art. 8. De verenigde benoemingscommissies of elke benoemingscommissie mogen in hun schoot werkgroepen oprichten, in functie van de belangrijkheid van de te behandelen materies.

    Art. 9. Behoudens voor wat betreft de eerste installatie worden de vacatures voor een mandaat van effectief of plaatsvervangend lid van een benoemingscommissie, ten laatste zes maanden voor het verstrijken van het mandaat van de effectieve en plaatsvervangende leden van de benoemingscommissies, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

    Indien een mandaat voortijdig openvalt, geschiedt de bekendmaking van de vacature voor een mandaat van plaatsvervangend lid binnen de maand na het ontslag, het overlijden of de vaststelling van de beëindiging van het mandaat van het effectief of plaatsvervangend lid.

    De bekendmaking gebeurt in de vorm van een oproep tot de kandidaten, waarbij het aantal vacante plaatsen, de benoemingsvoorwaarden, de taken van de benoemingscommissies en de nadere regels inzake de indiening van de kandidatuurstelling worden omschreven.

    Art. 10. Elke kandidaatstelling moet op straffe van verval, binnen een termijn van een maand na de bekendmaking bij aangetekende zending gericht worden aan :

  11. de voorzitter van de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders voor wat betreft de personen vermeld in artikel 512, § 2, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek en hun plaatsvervangers;

  12. de minister van Justitie voor wat betreft de personen vermeld in artikel 512, § 2, 1°, 3° en 4°, van het Gerechtelijk Wetboek en hun plaatsvervangers.

    Art. 11. Om ontvankelijk te zijn moet de kandidaatstelling voor wat betreft de personen vermeld in artikel 512, § 2, 1°, 3° en 4°, van het Gerechtelijk Wetboek en hun plaatsvervangers vergezeld zijn van de volgende documenten :

  13. kopie van het diploma;

  14. een uittreksel uit het Strafregister uitgereikt na de bekendmaking van de oproep tot de kandidaten;

  15. een curriculum vitae houdende de nodige inlichtingen die toelaten te controleren of de voorwaarden voorzien in artikel 512, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek vervuld zijn en de terzake nuttige...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT