17 DECEMBER 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, artikel 13 en 15, § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 8 juli 2010;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 2 september 2010;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 13 oktober 2010;

Gelet op advies 48.881/1 van de Raad van State, gegeven op 16 november 2010 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Afdeling 1. - Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. decreet van 31 januari 2003: het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;

  2. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de economie;

  3. onderneming: een onderneming als vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet van 31 januari 2003;

  4. kleine, middelgrote en grote onderneming: een onderneming als vermeld in artikel 3, 2°, 3° en 4°, van het decreet van 31 januari 2003;

  5. steun : de steun, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 31 januari 2003;

  6. indieningsdatum van de steunaanvraag : de datum waarop het Agentschap Ondernemen de steunaanvraag elektronisch ontvangt;

  7. start van de ecologie-investeringen : de vroegste datum, hetzij van de eerste factuur, hetzij van de akte bij verwerving van een onroerend goed, hetzij van de leasingovereenkomst;

  8. beëindiging van de ecologie-investeringen : de laatste datum, hetzij van de laatste factuur, hetzij van de akte bij verwerving van een onroerend goed, hetzij van de leasingovereenkomst;

  9. ecologie-investeringen : milieu-investeringen en investeringen op energiegebied;

  10. milieu-investeringen : de investeringen, gericht op milieubescherming, vermeld in artikel 12, 2°, van het decreet van 31 januari 2003;

  11. investeringen op energiegebied : de investeringen, vermeld in artikel 15, § 1, 3°, van het decreet van 31 januari 2003;

  12. auditconvenant : het auditconvenant over energie-efficiëntie in de industrie, goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 10 juni 2005;

  13. benchmarkingconvenant : het benchmarkingconvenant over energie-efficiëntie in de industrie, goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 29 november 2002;

  14. middelgrote vestiging : een vestiging met een energiegebruik van ten minste 0,1 en minder dan 0,5 petajoule (PJ) per jaar op het ogenblik van toetreding tot het auditconvenant;

  15. grote energie-intensieve vestiging : een vestiging met een energieverbruik van ten minste 0,5 petajoule (PJ) per jaar op het ogenblik van toetreding tot het benchmarkingconvenant;

  16. Europese norm : de communautaire norm, vermeld in artikel 12, 1°, van het decreet van 31 januari 2003;

  17. Vlaamse normen : de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest, met uitzondering van de Europese normen;

  18. steunintensiteit : de intensiteit, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet van 31 januari 2003;

  19. ecologiegetal : het getal dat de performantie uitdrukt van een technologie op de limitatieve technologieënlijst;

  20. ecoklassen : de klassen die de technologieën op de limitatieve technologieënlijst indelen op basis van het ecologiegetal;

  21. website : de website van het Agentschap Ondernemen;

  22. elektriciteitsdecreet : het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt of zijn rechtsopvolger;

  23. bedrijvencentrum : het bedrijvencentrum, vermeld in artikel 1, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijvencentra en doorgangsgebouwen;

  24. doorgangsgebouw : het doorgangsgebouw, vermeld in artikel 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijvencentra en doorgangsgebouwen.

    Afdeling 2. - Definitie van kleine en middelgrote ondernemingen

    Art. 2. De grootte van de onderneming, bepaald in de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van kleine en middelgrote ondernemingen, vermeld in bijlage I van verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard, wordt vastgesteld op basis van een verklaring op erewoord van de onderneming en op basis van artikel 3 en 4.

    Art. 3. De gegevens voor de berekening van de jaaromzet en het balanstotaal worden vastgesteld op basis van de laatst bij de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekening voor de indieningsdatum van de steunaanvraag, die beschikbaar is via een centrale databank.

    Om de omzet te berekenen, wordt een boekjaar van meer of minder dan twaalf maanden herberekend tot een periode van twaalf maanden.

    Voor ondernemingen die geen jaarrekening hoeven op te maken, worden de gegevens vastgesteld op basis van de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de indieningsdatum van de steunaanvraag.

    Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de eerste jaarrekening nog niet is neergelegd en de eerste fiscale aangifte nog niet is uitgevoerd, worden de gegevens vastgesteld op basis van een financieel plan van het eerste productiejaar.

    Art. 4. De gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen worden vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers dat in de onderneming was tewerkgesteld gedurende de laatste vier kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren voor de indieningsdatum van de steunaanvraag, en die beschikbaar zijn via een centrale databank.

    Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvoor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid nog geen attest van het aantal werknemers kan afleveren, worden de gegevens vastgesteld op basis van een financieel plan van het eerste productiejaar.

    Afdeling 3. - Europese regelgeving

    Art. 5. Deze regelgeving valt onder de toepassing van verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (PB L 214 van 9 augustus 2008, blz. 3).

    Afdeling 4. - Algemene voorwaarden

    Art. 6. Er wordt alleen steun verleend aan ondernemingen die voldoen aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest. De onderneming moet aan die regelgeving blijven voldoen tot vijf jaar na de beëindiging van de ecologie-investeringen.

    De onderneming mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen achterstallige schulden hebben bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

    Art. 7. De ecologie-investeringen moeten starten binnen zes maanden na de beslissing tot toekenning van de steun en moeten beëindigd worden binnen drie jaar na de beslissing tot toekenning van de steun.

    De minister kan de termijn waarin de ecologie-investeringen moeten starten, verlengen als de onderneming de aangevraagde vergunningen voor de uitvoering van de ecologie-investeringen niet heeft verkregen binnen zes maanden na de beslissing tot toekenning van de steun.

    Art. 8. De termijn van vijf jaar, vermeld in artikel 7 van het decreet van 31 januari 2003, gaat in vanaf de beëindiging van de ecologie-investeringen.

    Art. 9. Er kan geen steun worden verleend aan ondernemingen als een administratieve overheid, als vermeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, op de indieningsdatum van de steunaanvraag een dominerende invloed heeft. Er is een vermoeden van dominerende invloed als de onderneming voor 50 % of meer van het kapitaal of de stemrechten rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van de administratieve overheid.

    Dat vermoeden kan worden weerlegd als de onderneming kan aantonen dat de administratieve overheid, vermeld in het eerste lid, in werkelijkheid geen dominerende invloed uitoefent op het beleid van de onderneming. De minister beslist daarover.

    Art. 10. Er wordt alleen steun verleend aan ondernemingen met een of meer middelgrote vestigingen in het Vlaamse Gewest als ze voor de indieningsdatum van de steunaanvraag zijn toegetreden tot het auditconvenant en als ze voldoen aan de verplichtingen ten gevolge van de toetreding.

    Er wordt alleen steun verleend aan ondernemingen met een of meer grote energie-intensieve vestigingen in het Vlaamse Gewest als ze voor de indieningsdatum van de steunaanvraag zijn toegetreden tot het benchmarkingconvenant en als ze voldoen aan de verplichtingen ten gevolge van de toetreding.

    Art. 11. De toegekende steun moet een stimulerend effect hebben.

    Dat betekent dat de ecologie-investeringen op zijn vroegst mogen starten na de indieningsdatum van de steunaanvraag.

    Grote ondernemingen moeten bijkomend het stimulerende effect van de steun voor het investeringsproject bewijzen.

    Het stimulerende effect wordt aangetoond op basis van een van de volgende punten :

  25. een wezenlijke toename van de omvang van het investeringsproject of van de activiteit van de onderneming als gevolg van de toekenning van de steun;

  26. een wezenlijke toename van de reikwijdte van het investeringsproject of van de activiteit van de onderneming als gevolg van de toekenning van de steun;

  27. een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de onderneming voor het investeringsproject als gevolg van de toekenning van de steun.

    Het vierde lid houdt concreet in dat het stimulerende effect wordt bewezen door het volgende aan te tonen :

  28. welke technisch vergelijkbare ecologie-investering met een lager niveau van milieubescherming in elk geval uitgevoerd zal worden;

  29. welke ecologie-investeringen de onderneming bereid is boven op de ecologie-investeringen, vermeld in punt 1°, uit te voeren.

    Art. 12. De minister bepaalt de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT