1 APRIL 2010. - Besluit 2009/758 betreffende de subsidiëring van erkende centra voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen

Het College van de Franse Gemeenschapscommissie,

Gelet op het samenwerkingsakkoord dat gesloten werd op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest, betreffende de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en betreffende de voogdij van het Instituut voor de voortgezette Opleiding voor de middenstand en de K.M.O.'s, goedgekeurd door het decreet van 18 december 1995, onder meer artikels 5, 8 en 20bis, vervangen of toegevoegd bij aanhangsel van 4 juni 2003 dat goedgekeurd werd door het decreet van 17 juli 2003;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 mei 2006 betreffende de subsidiëring van de erkende centra voor permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën verleend op 16 december 2009;

Gelet op het akkoord van het Lid van het College dat belast is met de Begroting, gegeven op 14 januari 2010;

Gelet op het advies 47.800/2 van de Raad van State, gegeven op 24 februari 2010, overeenkomstig artikel 84, § 1, lid 1, lid 1, 1° van de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van het Lid van het College dat bevoegd is voor de beroepsopleiding van de middenstand;

Na beraad,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Dit besluit regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een kwestie bedoeld in artikel 127 van de Grondwet.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. Minister : het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met beroepsopleiding en Permanente Vorming ten behoeve van de Middenstand;

  2. Commissie : de Franse Gemeenschapscommissie;

  3. Dienst : de dienst met afzonderlijk beheer « Dienst Vorming K.M.O.'s »; opgericht door het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 2003;

  4. Centrum : elk centrum voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen erkend door de Franse Gemeenschapscommissie;

  5. samenwerkingsakkoord : samenwerkingsakkoord dat op 20 februari 1995 afgesloten werd door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest, betreffende de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en betreffende de voogdij van het Instituut voor de voortgezette Opleiding voor de Middenstand en de K.M.O.'s, gewijzigd bij aanhangsel van 4 juni 2003;

  6. vormingswerkers : de vormingswerkers, zoals bedoeld in het reglement van 16 december 1999 dat van toepassing is op de vormingswerkers van de permanente vorming, die voor onbepaalde tijd aangeworven zijn door het Centrum;

  7. educatieve medewerkers : de educatieve medewerkers, zoals bedoeld in het reglement van 20 december 2001, betreffende de educatieve medewerkers die voor onbepaalde tijd door het Centrum aangeworven zijn;

  8. lesgevers : de sprekers of elke andere persoon, zelfstandig of loontrekker, die prestaties verricht in het kader van de erkende cursussen, die niet voor onbepaalde tijd aangeworven zijn door het Centrum;

  9. niet-pedagogisch personeel : personen die aangeworven zijn door het Centrum via een arbeidsovereenkomst dat anders is dan dat voor de opleiders, educatieve medewerkers of lesgevers;

  10. leertijd : de leertijd zoals bepaald in artikel 2 van het samenwerkingsakkoord;

  11. ondernemersopleiding : de ondernemersopleiding zoals bepaald in artikel 6 van het samenwerkingsakkoord;

  12. voortgezette opleiding : de voortgezette opleiding zoals bepaald in artikel 9 van het samenwerkingsakkoord;

  13. basisopleiding : de basisopleiding heeft betrekking op de leertijd en de ondernemersopleiding.

  14. pedagogische volmaking : de pedagogische volmaking zoals gedefinieerd in artikel 14 van het samenwerkingsakkoord.

    HOOFDSTUK II. - Subsidiëring

    Afdeling I. - Algemene bepalingen

    Art. 3. Binnen de perken van de begrotingskredieten wordt er een jaarlijkse toelage voor de periode van 1 januari tot 31 december aan het Centrum toegekend voor de uitoefening van de in artikel 22 van het samenwerkingsakkoord bepaalde opdrachten met uitzondering van de voorgezette opleiding en de pedagogische volmaking.

    De Minister beslist jaarlijks over het bedrag van de aan het Centrum toegekende subsidie.

    Art. 4. De jaarlijkse subsidie bedoeld in artikel 3 dekt :

  15. de personeelskosten (artikelen 5 en 6);

  16. de werkingskosten (artikelen 7 en 8);

  17. de kosten voor de uitrusting (investeringsgoederen) (artikelen 9 tot 12);

  18. de infrastructuurkosten (artikelen 13 en 14);

  19. de bijzondere kosten (artikel 15).

    Afdeling II. - Personeelskosten

    Art. 5. De personeelskosten bedoeld in artikel 4,1° omvatten :

  20. de bezoldigingen van de vormingswerkers en de educatieve medewerkers, evenals de bezoldigingen van de lesgevers die door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn aan het Centrum.

  21. de bezoldigingen van het niet-pedagogisch personeel, maaltijdcheques inbegrepen;

  22. de werkgeversbijdragen behorende bij de bezoldigingen bedoeld in 1° en 2° en de uitbetaling van het vakantiegeld en, indien dit het geval is, de eindejaarspremie;

  23. de premies van wetsverzekeringen behorende bij de bezoldigingen bedoeld in 1° en 2°;

  24. de verplaatsingskosten van het personeel dat in het kader van de vorming op missie is, mits voorlegging van bewijsstukken (de terugbetaling van deze kosten zal beperkt worden tot de bedragen die in het besluit van 7 februari 2002 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende reglementering inzake parkoerskosten van kracht zijn voor de verplaatsingskosten van ambtenaren, stagiairs en contractuelen).

    Art. 6. De bezoldigingen bedoeld in artikel 5, 1° en 2° worden gesubsidieerd volgens de salarisschalen bepaald in bijlage II tot VII van dit besluit.

    Afdeling III. - De werkingkosten

    Art. 7. De werkingkosten bedoeld in artikel 4,2° omvatten :

  25. de kosten voor de organisatie en de werking van de in artikel 2, 13° van het samenwerkingsakkoord bedoelde vormingsactiviteiten. Deze kosten staan vermeld in bijlage I van dit besluit;

  26. de honoraria van de lesgevers die niet aan het Centrum gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst (zelfstandigen), berekend volgens de in bijlage V van dit besluit bepaalde salarisschalen;

  27. de uitbetaling van presentiegelden :

    1. van de lesgevers die in het kader van de vorming op missie zijn;

    2. van de leden van de examencommissies die in het kader van de vorming georganiseerd worden, met uitzondering van de commissieleden die aangeworven zijn onder arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;

  28. de uitbetaling van verplaatsingskosten (met het openbaar vervoer) van de leerlingen die buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen en die tijdens de leertijd regelmatig cursussen beroepskennis volgen. De tussenkomst gebeurt mits voorlegging van bewijsstukken en wordt beperkt tot het deel van de kosten dat het bedrag van 5,00 euro overschrijdt voor een heen- en terugreis.

    Art. 8. De presentiegelden bedoeld in artikel 7, 3° omvatten de sessies die minstens 2,5 u. duren.

    Het presentiegeld bedraagt 24,17 euro. Als er dezelfde dag een tweede vergadering wordt gehouden, wordt het bedrag van het presentiegeld voor de tweede vergadering teruggebracht tot 16,36 euro. Als een vergadering langer dan 5 uur duurt, bedraagt het presentiegeld 40,53 euro.

    Afdeling IV. - De kosten voor de uitrusting (investeringsgoederen)

    Art. 9. De kosten voor de uitrusting omvatten de kosten voor het aankopen of huren van kantoormeubilair en -materiaal en schoolmeubilair en -materiaal, didactisch materiaal en de uitrusting voor werkplaatsen en laboratoria en die meer dan 250 euro excl. btw bedragen.

    Art. 10. Elk jaar stelt het Centrum een voorlopig aankoopplan voor de uitrusting op door de prioriteiten aan te duiden en een prijsindicatie te geven. Deze dient het Centrum tegelijkertijd met de ontwerpbegroting in bij het Begeleidingscomité bedoeld in artikel 23 van dit besluit.

    Dit plan dient vergezeld te zijn van het advies van de pedagogische raadgevers van de Dienst voor de punten die hen aanbelangen.

    Art. 11. Het aangekochte meubilair en materiaal is eigendom van het Centrum.

    Het Centrum is verplicht de investeringsgoederen te bewaren gedurende de hele periode van de afschrijving.

    De investeringsgoederen zijn ingeschreven in een inventaris voor zolang ze deel uitmaken van het vermogen van het Centrum.

    De inventaris van het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT