30 APRIL 2009. - Decreet betreffende de omkadering en de subsidiëring van de federaties voor amateuristische kunstbeoefening, van de Federaties die Centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen en van de centra voor expressie en creativiteit (1)

Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Afdeling I. - Strekking en toepassingsgebied

Artikel 1. § 1. Dit decreet heeft tot doel de verenigingen te erkennen die acties voeren ter bevordering van de culturele ontwikkeling van individu's en groepen door expressie en/of creativiteit, door de invoering van kunstpraktijken zoals bepaald in artikel 3, met het oog op hun integratie in het sociaal en cultureel leven via hun uitvindingsvermogen en hun deelneming op dat gebied.

§ 2. De actie van de verenigingen bedoeld bij dit decreet beoogt sociale en culturele emancipatie en moedigt de expressie van de burger aan.

Art. 2. Het decreet bepaalt de procedures voor de erkenning en de subsidiëring van de centra voor expressie en creativiteit, van de federaties van centra voor expressie en creativiteit, alsook van de federaties voor amateuristische kunstbeoefening, waarvan de definities hierna volgen.

Het decreet is niet van toepassing op de verenigingen waarvan de activiteiten en opleidingen voornamelijk in schoolverband plaatsvinden alsook op die waarvan de activiteiten en opleidingen voornamelijk bestemd zijn voor de professionelen van de kunstwereld of voor de kunststudenten.

Afdeling II. - Definities

Art. 3. Voor de toepassing van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :

  1. « Regering » : de Regering van de Franse Gemeenschap;

  2. « Minister » : de Minister van de Franse Gemeenschap, bevoegd voor cultuur;

  3. « vereniging » : de vereniging bedoeld in artikel 4, § 1, opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;

  4. « Commissie » : de adviescommissie creativiteit en amateuristische kunstbeoefening, opgericht bij artikel 45;

  5. « centrum voor expressie en creativiteit » : de vereniging die aan alle publieksgroepen regelmatige ateliers en projecten voorstelt in elke kunstdiscipline waarvoor de technische beheersing geen doel op zich is maar bijdraagt tot de ontwikkeling van de expressie en de creativiteit van de deelnemers;

  6. « Federatie die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigt » : de federatie die tot doel heeft de centra voor expressie en creativiteit te ontwikkelen en te ondersteunen alsook de creativiteit en de sociaal-artistieke projecten te bevorderen;

  7. « Federatie voor amateuristische kunstbeoefening » : de federatie die tot doel heeft lokale verenigingen te ondersteunen, te ontwikkelen en te vernetwerken, hun actie en de beoefening van een kunst in een bepaalde kunstdiscipline te bevorderen;

  8. « Kunstpraktijk » : « elke vorm van kunst of symbolische expressie die elkeen de mogelijkheid biedt om zich uit te drukken door middel van de beoefening en de ontdekking van kunstdisciplines, of zelfs zijn creativiteit te ontwikkelen met een niet-professioneel doeleinde;

  9. « Lokale verenigingen » : verenigingen opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, of een feitelijke vereniging bestaande uit ten minste vijftien personen, om een kunstdiscipline regelmatig sedert één jaar te beoefenen, en die aangesloten zijn bij een federatie die gespecialiseerd is in de ontwikkelde discipline en die werkzaam zijn binnen een gemeente of een wijk;

  10. « Atelier » : ruimte-tijd waarin de activiteiten worden gevoerd in verband met de voorgestelde creatieve acties en waarin sociaal-artistieke projecten, in welbepaalde gevallen, tot stand kunnen komen. De stages brengen dezelfde deelnemers in een geconcentreerde ruimte-tijd samen en worden als bijzondere ateliers beschouwd;

  11. « sociaal-artistiek project » : geheel van creatieve acties die over het algemeen in één of meer ateliers of in de vereniging worden bepaald en uitgevoerd, leidend tot een materiële of immateriële werkelijkheid die voor communicatie vatbaar is;

  12. « creativiteit » : vermogen om te scheppen. Creativiteit is een vaardigheid die ontwikkeld wordt door creatieve acties;

  13. « creatieve actie » : pedagogisch proces waarbij deelnemers betrokken zijn, dat door de artistieke animator wordt voorgesteld in het kader van ateliers, of zelfs projecten. Dat proces heeft tot doel een kader op te richten om, uitgaande van een thema, een concept, materialen, een techniek of een esthetische benadering te verkennen;

  14. « expressie » : vaardigheid van de mens om zich uit te drukken over de wereld waarin hij leeft of over zichzelf door het gebruik van kunstvormen of vormen van symbolische expressie. Die expressie kan individueel of collectief zijn. Ze steunt op het gebruik van pedagogische animatiemethoden;

  15. « artistiek animator » : elke persoon die artistieke en pedagogische bevoegdheden en/of vaardigheden heeft en die in staat is tot het overbrengen ervan, het stimuleren van onderzoek, het ontwerpen van creatieve acties en het uitvoeren van een bepaald sociaal-artistiek project;

  16. « kunstbemiddeling » : pedagogisch proces dat tot doel heeft de toe-eigening van kunstwerken door de deelnemers van het centrum voor expressie en creativiteit en door het publiek dat niet tot het centrum behoort, te stimuleren en verder te ondersteunen. Het gaat om activiteiten die buiten de atelieruren maar in samenwerking met de ateliers worden ontwikkeld;

  17. « verblijf van een beroepskunstenaar » : tijdelijke installatie van een beroepskunstenaar in een centrum voor expressie en creativiteit. Hij verbindt zich contractueel ertoe, gelijktijdig of in verband met zijn werk, sociaal-artistieke werkzaamheden met de deelnemers van het centrum voor expressie en creativiteit te voeren;

  18. « specifiek publiek » : personen die in een zeer precaire toestand leven of personen die een mentale handicap, een ernstige geestesziekte of een lichamelijke handicap vertonen die wetenschappelijk bewezen zijn;

  19. « personen die in een zeer precaire toestand leven » : de personen, gezinnen of groepen van personen waarvan de (materiële, culturele en sociale) middelen zo beperkt zijn dat ze uitgesloten worden van de minimale levensstandaard die als aanvaardbaar erkend wordt door de Staat waarin ze leven;

  20. « platteland » : vestiging van de hoofdzetel van de activiteiten van het centrum voor expressie en creativiteit in een gemeente waarvan de bevolkingsdichtheid ofwel niet 70 inwoners per vierkante kilometer overschrijdt ofwel niet 200 inwoners per vierkante kilometer overschrijdt, op voorwaarde dat ze gelegen is in een gemeente die vóór de fusie minder dan 4 000 inwoners telde;

  21. « provinciale federatie voor amateuristische kunstbeoefening » : federatie waarbij lokale verenigingen aangesloten zijn die op het grondgebied van een provincie, in de zin van artikel 3, 13°, gelegen zijn;

  22. « gewestfederatie voor amateuristische kunstbeoefening » : federatie waarbij lokale verenigingen aangesloten zijn die gelegen zijn op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest of op een deel van het grondgebied van het Waalse Gewest, in minstens twee provincies, of in een provincie en in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;

  23. « gemeenschapsfederatie voor amateuristische kunstbeoefening » : federatie waarbij verenigingen voor amateuristische kunstbeoefening aangesloten zijn die hun actie voeren op het gehele grondgebied van de Franse Gemeenschap of die minstens 4 gewestfederaties en/of provinciale federaties overkoepelt, waaronder ten minste één in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;

  24. « sociaal-artistiek steunpunt » : terbeschikkingstelling van culturele operatoren of verenigingen die niet tot het centrum voor expressie en creativiteit behoren, van materiële, technische en pedagogische middelen alsook van animatoren die in sommige kunstdisciplines gespecialiseerd zijn, om die steun en begeleiding te verlenen bij de verwezenlijking van hun sociaal-artistieke projecten.

    HOOFDSTUK II. - Erkenning

    Afdeling I. - Erkenningsvoorwaarden die gemeen zijn aan de centra voor expressie en creativiteit, aan de federaties van de centra voor expressie en creativiteit, alsook aan de federaties voor amateuristische kunstbeoefening

    Art. 4. § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, kan de Regering de verenigingen erkennen die erom verzoeken en die aan de hierna vermelde voorwaarden voldoen.

    § 2. De Regering erkent drie typen van verenigingen, te weten :

  25. de centra voor expressie en creativiteit

  26. de federaties die centra voor expressie en creativiteit vertegenwoordigen

  27. de gemeenschaps-, provinciale en/of gewestfederaties voor amateuristische kunstbeoefening.

    § 3. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IV, duurt de erkenning 5 jaar, vanaf 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin ze werd toegekend. De erkenningen kunnen worden hernieuwd.

    § 4. Een vereniging kan alleen één van de drie erkenningstypen aanvragen.

    Art. 5. De erkende verenigingen hebben de volgende opdrachten :

    § 1. De centra voor expressie en creativiteit hebben als opdracht creativiteit te stimuleren door de organisatie van ateliers en/of sociaal-artistieke projecten, die de volgende doelstellingen hebben :

  28. de individuele en collectieve ontwikkeling, inzonderheid door :

    - de verwerving van know-how en vaardigheid tot creatie;

    - de overbrenging van kunstuitingen, de toegang tot de diversiteit van de cultuurcodes en de herwaardering van de culturele basis van de deelnemers;

    - de ontwikkeling van kunstgevoel en -verbeelding;

  29. de ontwikkeling van expressie bij de burger, inzonderheid door :

    - de bespreking van belangrijke thema's in de samenleving of op sociaal niveau;

    - creatieve interacties met de omgeving en de maatschappij;

    - in voorkomend geval optreden in 't openbaar;

    - een expressie van de groep via collectieve creaties;

    - partnertschapsverbanden met referentiepersonen en -plaatsen, met andere verenigingen of instellingen.

    § 2. De...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT