STRAFWETBOEK. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 20-02-2007), de 8 juin 1867

BOEK 1. - DE MISDRIJVEN EN DE BESTRAFFING IN HET ALGEMEEN.

HOOFDSTUK I. - MISDRIJVEN.

Artikel 1. Het misdrijf, naar de wetten strafbaar met een criminele straf, is een misdaad.

Het misdrijf, naar de wetten strafbaar met een correctionele straf, is een wanbedrijf.

Het misdrijf, naar de wetten strafbaar met een politiestraf, is een overtreding.

Art. 2. Geen misdrijf kan worden gestraft met straffen die bij de wet niet waren gesteld voordat het misdrijf werd gepleegd.

Indien de straf, ten tijde van het vonnis bepaald, verschilt van die welke ten tijde van het misdrijf was bepaald, wordt de minst zware straf toegepast.

Art. 3. Het misdrijf, op het grondgebied van het Rijk door Belgen of door vreemdelingen gepleegd, wordt gestraft overeenkomstig de bepalingen van de Belgische wetten.

Art. 4. Het misdrijf, buiten het grondgebied van het Rijk door Belgen of door vreemdelingen gepleegd, wordt in België niet gestraft dan in de gevallen bij de wet bepaald.

Art. 5. Een rechtspersoon is strafrechtelijk verantwoordelijk voor misdrijven die hetzij een intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn belangen, of die, naar blijkt uit de concrete omstandigheden, voor zijn rekening zijn gepleegd.

Wanneer de rechtspersoon verantwoordelijk gesteld wordt uitsluitend wegens het optreden van een geïdentificeerde natuurlijke persoon, kan enkel degene die de zwaarste fout heeft begaan worden veroordeeld. Indien de geïdentificeerde natuurlijke persoon de fout wetens en willens heeft gepleegd kan hij samen met de verantwoordelijke rechtspersoon worden veroordeeld.

Met rechtspersonen worden gelijkgesteld :

  1. tijdelijke verenigingen en verenigingen bij wijze van deelneming;

  2. vennootschappen bedoeld in artikel 2, derde lid van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, alsook handelsvennootschappen in oprichting;

  3. burgerlijke vennootschappen die niet de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen.

    Voor de toepassing van dit artikel kunnen niet als strafrechtelijk verantwoordelijke rechtspersoon worden beschouwd : de federale staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, (de meergemeentezones,) de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

    Art. 6. De hoven en rechtbanken zullen de bijzondere wetten en verordeningen verder toepassen in alle bij dit wetboek niet geregelde zaken.

    HOOFDSTUK II. - STRAFFEN.

    AFDELING I. - VERSCHILLENDE SOORTEN VAN STRAFFEN.

    Art. 7. De straffen op de misdrijven (gepleegd door natuurlijke personen) toepasselijk, zijn :

    In criminele zaken :

    (1° Opsluiting;

  4. Hechtenis.)

    (In correctionele zaken en in politiezaken :

  5. gevangenisstraf,

  6. werkstraf.

    De in het 1° en het 2° bepaalde straffen mogen niet samen worden toegepast.)

    In criminele zaken en in correctionele zaken :

  7. Ontzetting van bepaalde politieke en burgerlijke rechten;

  8. (...).

    In criminele zaken, in correctionele zaken en in politiezaken :

  9. Geldboete;

  10. Bijzondere verbeurdverklaring.

    Art. 7bis. De straffen toepasselijk op misdrijven gepleegd door rechtspersonen zijn :

    in criminele zaken, in correctionele zaken en in politiezaken :

  11. geldboete;

  12. bijzondere verbeurdverklaring; de bijzondere verbeurdverklaring, bepaald in artikel 42, 1°, uitgesproken ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen kan enkel betrekking hebben op goederen die vatbaar zijn voor burgerlijk beslag;

    in criminele en correctionele zaken :

  13. ontbinding; deze kan niet worden uitgesproken ten aanzien van de publiekrechtelijke rechtspersoon;

  14. verbod een werkzaamheid die deel uitmaakt van het maatschappelijk doel te verrichten, met uitzondering van werkzaamheden die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening;

  15. sluiting van een of meer inrichtingen, met uitzondering van de inrichtingen waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening;

  16. bekendmaking of verspreiding van de beslissing.

    AFDELING II. - CRIMINELE STRAFFEN.

    Art. 8. Opsluiting is levenslang of tijdelijk.

    Art. 9. Tijdelijke opsluiting wordt uitgesproken voor een termijn van :

  17. vijf tot tien jaar;

  18. tien tot vijftien jaar;

  19. vijftien tot twintig jaar;

  20. twintig tot dertig jaar.

    Art. 10. Hechtenis is levenslang of tijdelijk.

    Art. 11. Tijdelijke hechtenis wordt uitgesproken voor een termijn van :

  21. vijf tot tien jaar;

  22. tien tot vijftien jaar;

  23. vijftien tot twintig jaar;

  24. twintig tot dertig jaar.

    Art. 12. Levenslange opsluiting of levenslange hechtenis wordt niet uitgesproken ten aanzien van een persoon die op het tijdstip van de misdaad de volle leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt.. 21, 018; Inwerkingtreding : 11-08-1996>

    Art. 13. (Opgeheven)

    Art. 14. (Opgeheven)

    Art. 15. (Opgeheven)

    Art. 16. (Opgeheven)

    Art. 17. (Opgeheven)

    Art. 18. Het arrest houdende veroordeling tot levenslange opsluiting of levenslange hechtenis, tot opsluiting of hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar wordt bij uittreksel gedrukt en aangeplakt in de gemeente waar de misdaad is gepleegd en in die waar het arrest is gewezen.

    Art. 19. Bij alle arresten van veroordeling tot levenslange opsluiting of levenslange hechtenis, tot tijdelijke opsluiting, tot hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar of van vijftien jaar tot twintig jaar wordt tegen de veroordeelden de afzetting uitgesproken van de titels, graden, openbare ambten, bedieningen en betrekkingen, waarmee zij bekleed zijn.

    Het hof van assisen kan die afzetting uitspreken tegen de veroordeelden tot hechtenis van tien jaar tot vijftien jaar of van vijf jaar tot tien jaar.

    Art. 20. (Opgeheven)

    Art. 21. (Opgeheven) (NOTA : Bevestigd door )

    Art. 22. (Opgeheven) (NOTA : Bevestigd door )

    Art. 23. (Opgeheven) (NOTA : Bevestigd door )

    Art. 24. (Opgeheven) (NOTA : Bevestigd door )

    AFDELING III. - CORRECTIONELE GEVANGENISSTRAF.

    Art. 25. (De duur van de correctionele gevangenisstraf is, behoudens de in de wet bepaalde gevallen, ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar. Hij is ten hoogste tien jaar voor een met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, respectievelijk een langere termijn of met levenslange opsluiting strafbare misdaad die gecorrectionaliseerd is.)

    De duur van een dag gevangenisstraf is vierentwintig uren.

    De duur van een maand gevangenisstraf is dertig dagen.

    Art. 26. (Opgeheven)

    Art. 27. (Opgeheven)

    AFDELING IV. - POLITIEGEVANGENISSTRAF.

    Art. 28. De gevangenisstraf wegens overtreding mag niet minder zijn dan een dag en niet meer dan zeven dagen, behoudens de bij de wet uitgezonderde gevallen.

    Art. 29. (Opgeheven)

    (BEPALINGEN AAN DE AFDELINGEN II, III EN IV GEMEEN).

    Art. 30. Elke hechtenis, vóór het onherroepelijk worden van de veroordeling ondergaan ten gevolge van het misdrijf dat tot die veroordeling aanleiding geeft, wordt toegerekend op de duur van de vrijheidsstraffen.

    (Iedere voorlopige plaatsingsmaatregel in een gesloten opvoedingsafdeling als bedoeld in artikel 52quater van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade of in de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, wordt onder dezelfde voorwaarde toegerekend op de duur van de vrijheidsstraffen waartoe de persoon, verwezen overeenkomstig artikel 57bis van de voornoemde wet van 8 april 1965, is veroordeeld.)

    Art. 30bis. De tot een vrijheidsstraf veroordeelden ondergaan hun straf in de inrichtingen, door de Koning aangewezen.

    Art. 30ter. (Oud artikel 30bis) (Opgeheven)

    AFDELING V. - STRAFFEN AAN MISDADEN EN WANBEDRIJVEN GEMEEN.

    Onderafdeling I. - (Straffen aan misdaden en wanbedrijven gemeen, toepasselijk op natuurlijke personen).

    Art. 31. (Bij alle arresten van veroordeling tot levenslange opsluiting of levenslange hechtenis of tot opsluiting voor een termijn van tien tot vijftien jaar of een langere termijn) wordt tegen de veroordeelden levenslange ontzetting uitgesproken van het recht om :

  25. Openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen;

  26. (...), verkozen te worden;

  27. Enig ereteken te dragen of enige adellijke titel te voeren;

  28. Gezworene of deskundige te zijn, als instrumentair of attesterend getuige bij akten op te treden; in rechte te getuigen, anders dan om enkel inlichtingen te geven;

    (5° Geroepen te worden tot het ambt van voogd, toeziend voogd of curator, behalve over hun eigen kinderen, of om het ambt van gerechtelijk raadsman of voorlopig bewindvoerder uit te oefenen.)

  29. (een wapen of munitie te vervaardigen, te wijzigen, te herstellen, over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen, te vervoeren, in, uit, of door te voeren, of te dienen in de Krijgsmacht.)

    Art. 32. (Zie NOTA 1 onder TITEL) De hoven van assisen kunnen de tot opsluiting (van vijf jaar tot tien jaar) of hechtenis veroordeelden, voor hun leven of voor tien jaar tot twintig jaar, geheel of ten dele ontzetting van de uitoefening van de rechten genoemd in het vorige artikel.

    Art. 33. De hoven en rechtbanken kunnen, in de gevallen bij de wet bepaald, de tot correctionele straffen veroordeelden voor een termijn van vijf jaar tot tien jaar, geheel of ten dele ontzetten van de uitoefening van de rechten genoemd in artikel 31.

    Art. 34. De tijd van de ontzetting, bij het vonnis of het arrest van veroordeling bepaald, gaat in op de dag dat de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan of dat zijn straf verjaard is.

    Bovendien heeft de ontzetting haar gevolgen met ingang van de dag waarop de op tegenspraak of bij verstek gewezen veroordeling onherroepelijk is geworden.

    (De ontzetting die is uitgesproken ten aanzien van een veroordeelde die overeenkomstig de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT