WETBOEK VAN STRAFVORDERING. BOEK II, TITEL I. (Art. 137 tot en met 216septies) (Om technische redenen is het Wetboek van Strafvordering ingedeeld in 8 delen waarvan het derde deel Titel 1 van het Tweede Boek omvat.) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 28-12-2006), de 19 novembre 1808

BOEK II. - HET GERECHT.

TITEL I. - (POLITIERECHTBANKEN EN CORRECTIONELE RECHTBANKEN.)

HOOFDSTUK I. - (POLITIERECHTBANKEN.)

§ I. (BEVOEGDHEID VAN DE POLITIERECHTBANKEN).

Artikel 137. De politierechtbank neemt kennis van de overtredingen.

(In afwijking van het eerste lid nemen de correctionele rechtbanken kennis van de overtredingen bedoeld in artikel 2ter van de wet van 24 februari 1924 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen.)

Art. 138. (Onverminderd het recht van de procureur des Konings om een opsporingsonderzoek in te stellen of een gerechtelijk onderzoek te vorderen inzake wanbedrijven, neemt zij bovendien kennis :)

  1. Van de misdrijven in het Veldwetboek omschreven;

  2. Van de misdrijven in het Boswetboek omschreven;

  3. (Van de misdrijven omschreven in de besluitwet betreffende de beteugeling van dronkenschap, met uitzondering van die van artikel 8 en van artikel 11, eerste en tweede lid);

  4. Van de misdrijven omschreven in de wetten op de riviervisserij;

  5. (...);

  6. (van de misdrijven omschreven in de wetten en verordeningen op de barelen, de openbare en geregelde diensten van gemeenschappelijk vervoer te land en te water, de wegen te land en te water en het wegverkeer;)

    (6°bis. Van de wanbedrijven omschreven in de artikelen 418 tot (420) van het Strafwetboek, wanneer de doding, de slagen of verwondingen het gevolg zijn van een verkeersongeval.)

  7. ter. (van de wanbedrijven omschreven in de artikelen 22, 23 en 26 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en van het rechtsmiddel bedoeld in artikel 21 § 4 van dezelfde wet, in geval van inbeslagneming van deze voertuigen.)

  8. Van de misdrijven omschreven in de provincieverordeningen, met uitzondering van de verordeningen door de provinciegouverneurs en de arrondissementscommissarissen vastgesteld krachtens de artikelen 128 en 139 van de provinciewet;

  9. Van de misdrijven omschreven in de gemeenteverordeningen;

  10. (...);

  11. Van de misdrijven omschreven in het koninklijk besluit van 6 december 1897 betreffende de politie over het militair domein;

  12. Van het misdrijf omschreven in artikel 4 van de wet van 30 juli 1922 waarbij een verlofbrief voor de vogelvangst met netten ingevoerd wordt;

  13. Van de misdrijven omschreven in de wet van 24 juli 1923 ter bescherming van militaire duiven en ter beteugeling van het aanwenden van duiven voor verspieding, met uitzondering van de misdrijven van artikel 11;

  14. (Van de misdrijven omschreven in de artikelen 77 tot 79 van de besluitwet van 25 februari 1947 tot coördinatie en wijziging van de wetten betreffende de pensioenregeling voor de mijnwerkers en de ermee gelijkgestelden);

  15. (Van de misdrijven omschreven in de artikelen 155 en 158 van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 19 december 1939);

  16. Van de wanbedrijven waarvan de kennisneming hun door een bijzondere bepaling is opgedragen.

    Art. 139. Gelijkelijk bevoegd zijn de politierechtbank van de plaats van het misdrijf, die van de verblijfplaats van de verdachte (, die van de maatschappelijke zetel van de rechtspersoon, die van de bedrijfszetel van de rechtspersoon) en die van de plaats waar de verdachte is gevonden.

    (Wanneer bij de rechtbank een feit aanhangig wordt gemaakt dat aanleiding heeft gegeven tot een gerechtelijk onderzoek, dat gevoerd wordt op vordering van de federale procureur overeenkomstig artikel 47duodecies, § 3, is deze bevoegd daarvan kennis te nemen, ongeacht de plaats van het misdrijf, de plaats waar de verdachte verblijft of van de plaats waar deze kan worden gevonden.)

    Art. 140. Wanneer de politierechtbank krachtens artikel 138 (...), kennis neemt van wanbedrijven, past zij op de beklaagden de straffen toe welke de wet op die wanbedrijven stelt, of kan zij die straffen verminderen onder vaststelling van de aanwezigheid van een verschoningsgrond of van verzachtende omstandigheden, voor zover die wettelijk aanvaardbaar zijn.

    Art. 141. (Opgeheven)

    Art. 142. (Opgeheven)

    Art. 143. (Opgeheven)

    Art. 144. (Opgeheven)

    Art. 145. (Dagvaardingen wegens overtreding of wegens wanbedrijf dat tot de bevoegdheid van de politierechtbank behoort, geschieden op verzoek van het openbaar ministerie of van de burgerlijke partij.)

    Zij worden betekend door een gerechtsdeurwaarder, aan de beklaagde (en, in voorkomend geval, aan de burgerrechtelijk aansprakelijke persoon) wordt afschrift gelaten.

    Art. 146. Een termijn van ten minste tien dagen, die in voorkomend geval verlengd wordt wegens de afstand, moet tussen de dagvaarding en de verschijning gelaten worden, op straffe van nietigheid van de veroordeling die bij verstek tegen de gedaagde mocht worden uitgesproken.

    Deze nietigheid kan echter niet worden ingeroepen dan op de eerste terechtzitting en vóór alle exceptie of verweer.

    In dringende gevallen kunnen de termijnen worden verkort en de partijen gedagvaard om nog op de dag zelf en op een bepaald uur te verschijnen, krachtens een door de (rechter in de politierechtbank) verleende cedel.

    Art. 147. Partijen kunnen vrijwillig en op een eenvoudige oproeping verschijnen, zonder dat een dagvaarding nodig is.

    Art. 148. Vóór de dag van de terechtzitting kan de (rechter in de politierechtbank), op vordering van het openbaar ministerie of van de burgerlijke partij, de schade schatten of doen schatten, processen-verbaal opmaken of doen opmaken, alle spoedeisende handelingen verrichten of bevelen.

    Art. 149. Indien de gedaagde, of een advocaat die hem vertegenwoordigt, niet verschijnt op de dag en het uur in de dagvaarding bepaald, wordt jegens hem vonnis bij verstek gewezen.

    Art. 150. De bij verstek veroordeelde is niet meer ontvankelijk om zich tegen de tenuitvoerlegging van het vonnis te verzetten, indien hij (of zijn advocaat) niet verschijnt op de terechtzitting in het volgende artikel aangewezen, behoudens hetgeen hierna bepaald wordt inzake hoger beroep en beroep in cassatie.

    (Lid 2 opgeheven)

    Art. 151. (Verzet tegen het verstekvonnis kan worden gedaan door een verklaring van antwoord, onderaan op de akte van betekening. Het kan ook worden gedaan door een akte betekend zoals bepaald is in artikel 187.)

    Het verzet brengt van rechtswege dagvaarding mee tegen de eerste terechtzitting na het verstrijken van de termijnen en wordt als ongedaan beschouwd, indien de eiser in verzet (of zijn advocaat) niet verschijnt.

    Art. 152. § 1. De beklaagde, de burgerrechtelijk aansprakelijke partij en de burgerlijke partij verschijnen persoonlijk of in de persoon van een advocaat.

    § 2. De rechtbank kan in elke stand van het geding de persoonlijke verschijning bevelen, zonder dat tegen haar beslissing enig rechtsmiddel kan worden ingesteld. Het vonnis dat deze verschijning beveelt, wordt ten verzoeke van het openbaar ministerie aan de betrokken partij betekend, met dagvaarding om te verschijnen op de door de rechtbank vastgestelde datum.

    Indien de beklaagde noch persoonlijk, noch in de persoon van een advocaat verschijnt, nadat hij op de inleidingszitting overeenkomstig § 1 is verschenen, wordt het vonnis dat gewezen wordt geacht op tegenspraak te zijn en ten verzoeke van het openbaar ministerie aan de beklaagde betekend. Ten aanzien van de beklaagde kan een bevel tot medebrenging worden uitgevaardigd.

    Art. 153. De behandeling van iedere zaak is openbaar, op straffe van nietigheid.

    Zij geschiedt in de volgende orde :

    De processen-verbaal, zo die er zijn, worden door de griffier voorgelezen;

    De getuigen, indien het openbaar ministerie of de burgerlijke partij er heeft opgeroepen, worden gehoord zo daartoe grond bestaat; de burgerlijke partij neemt haar conclusie;

    De gedaagde draagt (of zijn advocaat) zijn verdediging voor en doet zijn getuigen horen, indien hij er heeft meegebracht of doen dagvaarden en indien hij overeenkomstig het volgende artikel gerechtigd is om die voor te brengen;

    Het openbaar ministerie vat de zaak samen en neemt zijn conclusie; de gedaagde partij (of haar advocaat) kan haar opmerkingen voordragen.

    (...)

    Art. 154. De overtredingen worden bewezen hetzij door processen-verbaal of verslagen, hetzij door getuigen bij ontstentenis van verslagen en processen-verbaal of tot staving ervan.

    Niemand wordt op straffe van nietigheid, toegelaten om door getuigen bewijs te leveren boven of tegen de inhoud van de processen-verbaal of verslagen van de officieren van politie aan wie de wet bevoegdheid verleent om wanbedrijven of overtredingen vast te stellen zolang er geen betichting van valsheid is. De processen-verbaal en verslagen daarentegen, opgemaakt door agenten, aangestelden of officieren aan wie de wet niet het recht verleent om geloofd te worden zolang er geen betichting van valsheid is, kunnen bestreden worden met tegenbewijzen, hetzij door geschrift, hetzij door getuigen, indien de rechtbank het geraden oordeelt ze toe te laten.

    Art. 155. De getuigen doen ter terechtzitting, op straffe van nietigheid, de eed dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen; de griffier houdt daarvan aantekening, evenals van hun naam, voornamen, leeftijd, beroep en woonplaats, alsmede van hun voornaamste verklaringen.

    Art. 155bis. De rechtbank die een getuige wil verhoren die niet door de onderzoeksrechter gehoord is, kan hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de getuige, hetzij op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de beklaagde, de burgerlijke partij of hun raadslieden, beslissen dat ter terechtzitting en in het proces-verbaal van de terechtzitting geen melding wordt gemaakt van bepaalde van de identiteitsgegevens bedoeld in artikel 155, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de getuige, of een persoon uit diens naaste omgeving, ingevolge het bekend worden van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT