[Ministerieel besluit betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht]

HOOFDSTUK I. - Bepalingen die van toepassing zijn op de beroepsonderofficieren.

Afdeling 1. - De aanwerving der kandidaten.

Artikel 1. (Opgeheven)

Art. 2. (Opgeheven)

Art. 3. (Opgeheven)

Art. 4. (Opgeheven)

Art. 5. (Opgeheven)

Art. 6. (Opgeheven)

Art. 7. (Opgeheven)

Art. 8. (Opgeheven)

Art. 9. (Opgeheven)

Art. 10. (Opgeheven)

Art. 11. (Opgeheven)

Art. 12. (Opgeheven)

Art. 13. (Opgeheven)

Art. 14. (Opgeheven)

Art. 15. (Opgeheven)

Art. 16. (Opgeheven)

Art. 17. (Opgeheven)

Art. 18. (Opgeheven)

Art. 18bis. (Opgeheven)

Afdeling 3. - (Het verkrijgen van de graad van korporaal en van de graad van sergeant.)

Art. 18ter. (Opgeheven)

Art. 19. (Opgeheven)

Art. 20. (Opgeheven)

Art. 21. (Opgeheven)

Afdeling 4. - De bevordering.

Art. 22. § 1. Het examen voor bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor wordt voorafgegaan door opleidingscursussen van gespecialiseerde, professionele en militaire aard of door geleide stages. De kandidaten mogen zich slechts voor het examen aanmelden wanneer ze deze cursussen of stages hebben gevolgd.

De kandidaat die zich zonder geldige reden niet aanmeldt voor de opleidingscursussen wordt gelijkgesteld met de onderofficieren die uitstel hebben gekregen.

Op zijn aanvraag of, in voorkomend geval van ambtswege, kan de kandidaat die één of meerdere opleidingscursussen van gespecialiseerde, professionele en militaire aard of geleide stages met succes gevolgd heeft evenwel vrijgesteld worden van het opnieuw volgen van inhoudelijk dezelfde cursussen of stages en van het afleggen van de eraan verbonden examens. De kandidaat bekomt als uitslag voor een examen verbonden aan de cursus of stage waarvan hij vrijgesteld was het vroegere resultaat, in voorkomend geval, mits een omrekening in functie van het puntentotaal van de cursus of van de stage in het examen voor bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor.

§ 2. De leerstof en de duur van deze cursussen of stages kan verschillen naargelang de korpsen, specialiteiten, ambten, of eventueel, binnen eenzelfde ambt. Ze zijn, het voorwerp van een reglement vastgesteld door de Minister. De cursussen of stages mogen in verschillende fases worden gesplitst, die elk met een gedeelte van het examen voor bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor kunnen worden beëindigd. Die fases mogen in verschillende modules worden gesplitst, die elk met een gedeelte van het examen voor bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor kunnen worden beëindigd.

De totale effectieve duur van de cursussen en stages bedraagt niet meer dan driehonderd vijfenzestig dagen.

De onderofficier die niet effectief een functie uitoefent binnen het korps, de specialiteit, of eventueel het ambt waarin de cursussen of stages waaraan hij zal deelnemen worden gehouden, wordt op zijn aanvraag en ten vroegste drie jaar voor de aanvang van de eerste cursus of stage, gedurende minstens een jaar tewerkgesteld in een functie binnen dit korps, deze specialiteit, of eventueel dit ambt.

Art. 23. (Opgeheven) § 1. Om te slagen, moet de kandidaat :

  1. deelnemen aan de volledige cursussen en stages waarvan hij niet werd vrijgesteld op basis van artikel 22, § 1, derde lid;

  2. de helft van de punten behalen voor de verschillende fases van de vorming, die fases worden per korps, specialiteit, ambt, of eventueel binnen het ambt bepaald in een reglement vastgesteld door de Minister;

  3. de helft van de punten behalen voor de modules van de vorming, hierna "uitsluitingsmodules" te noemen, die per korps, specialiteit, ambt, of eventueel binnen het ambt in een reglement vastgesteld door de Minister worden bepaald.

    Indien er omwille van internationale samenwerkingsverdragen of van specifieke veiligheidsregels andere slaagdrempels worden voorzien, moeten die in een reglement vastgesteld door de Minister worden hernomen.

    § 2. Wanneer een kandidaat niet voldoet aan minstens één van de voorwaarden bedoeld in § 1, worden zijn uitslagen voorgelegd aan een deliberatiecommissie.

    Deze commissie bestaat uit de volgende personen :

  4. de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in de militaire instelling waar de kandidaat zijn vorming volgt, voorzitter;

  5. de eenheidscommandant of de officier-dienstoverste verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat;

  6. ten minste twee van de voornaamste onderrichters die betrokken waren bij de vorming van de kandidaat;

  7. de geneesheer van de eenheid van de militaire instelling waar de kandidaat zijn vorming volgt in de gevallen bedoeld in § 5, vierde lid, en in § 6, tweede lid, of wanneer de voorzitter dit nodig acht.

    Naast de leden, bestaat de commissie uit een of meerdere secretarissen aangewezen door de voorzitter.

    § 3. Wanneer de korpscommandant, de verantwoordelijke officier van het vormingsorganisme of de bevoegde functionele autoriteit kennis heeft van uitslagen die niet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in § 1, vat hij de deliberatiecommissie.

    De bijeenroeping van de deliberatiecommissie wordt aan de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT