Koninklijk Besluit. - Algemene spaar- en lijfrentekas. - Bepalingen van toepassing met ingang van 1 juni 1865. (Vertaling), de 22 mai 1865

Artikel 1.

Art. 2.

Art. 3.

Art. 4. De spaarkas ontvangt de beschikbare overschotten van de ontvangsten van de provincies, van de gemeenten, van de godshuizen, van de weldadigheidsburelen, van de kerkfabrieken en van alle openbare instellingen in het algemeen.

De bevoegde overheid bepaalt tot beloop van welk bedrag afhalingen kunnen geschieden tegen eenvoudige kwijting van de ontvangers of schatbewaarders, en welke afhalingen enkel krachtens een bijzondere machtiging mogen gebeuren.

Wanneer de terugbetaling van deze deposito's geschiedt zonder naleving van de termijnen gesteld bij artikel 22 van de wet van 16 maart 1865, wordt de te vergoeden intrest voorlopig herleid tot de helft van de intrest voet, bepaald voor gewone deposito's.

Art. 5. Op voorstel van de raad van beheer bepaalt de algemene raad het bedrag van het bedrijfskapitaal, van de te beleggen kapitalen en van de reserve.

Art. 6. Binnen de perken bepaald door de algemene raad doet de raad van beheer de beleggingen uitvoeren en wijst hij de tegeldemakingen aan.

Wanneer de raad van beheer oordeelt dat het nodig is een individuele rekening door de aankoop van publieke fondsen terug te brengen tot het maximum van 3 000 fr. bepaald bij artikel 26 van de wet, wijst hij de termijn aan binnen dewelke de deponent moet kiezen tussen de plaatsing en de terugbetaling.

Deze termijn mag niet minder bedragen dan 15 dagen.

Zo bij het verstrijken van deze termijn de deponent niet om terugbetaling heeft verzocht, of zo hij, na dit verzoek, de gelden niet heeft afgehaald...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT