WETSBEPALINGEN inzake de slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953. (NOTA 1 : de aanslagvoet wordt van de belastingen bedoeld in hoofdstuk III, bestaande uit de artikelen 8 tot en met 25ter, hoofdstuk IV, bestaande uit artikel 26, en hoofdstuk V, bestaande uit artikel 27, vastgesteld op nul euro in wat..., de 3 avril 1953

HOOFDSTUK I. - Personen aan wie het recht om een drankslijterij te houden is ontzegd.

Artikel 1. (Onverminderd artikel 634, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, mogen, hetzij zelf,) hetzij door middel van een derde persoon, geen slijter van ter plaatse te verbruiken gegiste dranken zijn, in de betekenis van deze gecoördineerde wetten:

  1. zij die niet ten volle hun openingsbelastingen of vijfjaarlijkse belastingen op de slijterijen van gegiste dranken, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van deze gecoördineerde wetten, hebben betaald.

    Dit verval wordt opgeheven te rekenen van de betaling van die belastingen; een nieuwe openingsbelasting is verschuldigd voor de slijterijen die opnieuw worden geopend na ten minste één jaar sluiting;

  2. zij die tot een criminele straf zijn veroordeeld;

  3. zij die veroordeeld zijn wegens een van de misdrijven omschreven in de hoofdstukken IV, V, VI en VII, titel VII, Boek II van het Strafwetboek;

  4. zij die wegens heling zijn veroordeeld;

  5. zij die veroordeeld zijn hetzij wegens het houden van een speelhuis, hetzij wegens het onwettig aanvaarden van weddenschappen op paardenwedrennen, hetzij wegens het houden van een kantoor voor andere weddenschappen dan op paardenwedrennen;

  6. zij die driemaal veroordeeld zijn wegens het slijten van geestrijke dranken;

  7. zij die vallen onder artikel 4 van de wet van 10 juni 1947 betreffende accijnzen en douanen;

  8. zij die een huis van ontucht of een inrichting voor geheime prostitutie houden of hebben gehouden; het verval wordt opgehouden zodra het houden van zulk een huis of inrichting vastgesteld is door een vóór 24 september 1948 genomen beslissing van het college van burgemeester en schepenen, of door een rechterlijke beslissing;

  9. zij die hun sluiterij exploiteren in een gebouw waarin een plaatsingskantoor, een bevrachtingskantoor of een aanwervingskantoor is gevestigd, behalve wanneer dat kantoor slechts langs de openbare weg verbinding met de slijterij heeft;

  10. de onbekwamen, (...).

    Dit verbod geldt niet wanneer de slijterij feitelijk geëxploiteerd wordt door een vertegenwoordiger van de onbekwame.

    Art. 2. § 1. (Onverminderd artikel 634, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, mogen op generlei wijze) aan de exploitatie van een slijterij van ter plaatse te verbruiken gegiste dranken deelnemen :

  11. als zaakvoerder of aangestelde, in de zin van deze gecoördineerde wetten, zij die zich bevinden in een van de gevallen bepaald in artikel 1, 1° tot 10°;

  12. in om 't even welke hoedanigheid, zij die zich bevinden in een van de gevallen bepaald in artikel 1, 2° tot 9°.

    Onder zaakvoerder of aangestelde wordt verstaan de persoon die een slijterij houdt waarvan de slijter lastgever is in de zin van artikel 21 of van artikel 22.

    § 2. Zolang iemand in strijd met § 1 aan de exploitatie van een slijterij van ter plaatse te verbruiken gegiste dranken deelneemt, is de slijter zelf vervallen van het recht om die slijterij te houden.

    Art. 3. Rechtspersonen mogen geen slijter van ter plaatse te verbruiken gegiste dranken in de zin van deze gecoördineerde wetten zijn, noch aan de exploitatie van een slijterij van zodanige dranken deelnemen :

  13. wanneer zij zich bevinden in een van de gevallen bedoeld onder artikel 1, 1° en 9°;

  14. wanneer een van hun organen of van hun vertegenwoordigers die zich in een der onder artikel 1, 2° tot 10°, bedoelde gevallen bevindt, belast is met het vervullen van de in deze gecoördineerde wetten opgelegde wettelijke verplichtingen of op enige wijze bij de exploitatie van een slijterij van ter plaatse te verbruiken gegiste dranken betrokken is.

    Art. 4. § 1. Het bepaalde in artikel 1, 2°, 3° en 8°, is op de vóór 14 december 1912 gevestigde slijters niet van toepassing wegens de veroordelingen welke vóór die datum tegen hen mochten uitgesproken zijn of wegens de inrichtingen welke zij vóór die datum gehouden hebben.

    § 2. Het bepaalde in artikel 1, 4° en 6°, is op de vóór 11 september 1919 gevestigde slijters niet van toepassing wegens de veroordelingen welke tegen hen zijn uitgesproken op grond van vóór die datum ingestelde vervolgingen.

    § 3. Het bepaalde in artikel 1, 5°, is op de veroordelingen vóór 1 januari 1925 uitgesproken wegens het houden van een speelhuis of van een kantoor voor weddenschappen niet van toepassing. Het is evenmin van toepassing op de vóór 2 april 1953 gevestigde slijters wegens de veroordelingen op grond van vóór die datum ingestelde vervolgingen voor het ongeoorloofde aanvaarden van weddenschappen op paardenwedrennen.

    § 4. Voorwaardelijke veroordeling wegens een der feiten opgesomd in artikel 1, 2° tot 5°, brengt het in de artikelen 1 en 2 bepaalde verbod slechts mede, wanneer zij definitief wordt ingevolge een nieuwe veroordeling, wegens misdaad of wanbedrijf, gedurende de proeftijd.

    § 5. Veroordelingen als bedoeld in artikel 1, 3° en 4°, brengen het in de artikelen 1 en 2 bepaalde verbod slechts mede wanneer de betrokkenen zijn veroordeeld tot een geldboete van meer dan (50 EUR) of tot een gevangenisstraf anders uitgesproken dan ten vervangende titel.

    HOOFDSTUK II. - Hygiënische eisen voor slijterijen van gegiste dranken.

    Art. 5. Elke slijterij, te rekenen van 14 december 1912 geopend, moet, in het belang der openbare gezondheid en zedelijkheid, aan bijzondere eisen voldoen, inzonderheid ten aanzien van ligging, oppervlakte, hoogte, luchtverversing, verlichting, verdeling binnenshuis en koer.

    Deze eisen worden door de Koning bepaald; zij gelden als een minimum-regeling en de gemeenteoverheid behoudt het recht ze te verscherpen of er nog andere op te leggen.

    Art. 6. Elke slijterij, te rekenen van 11 september 1919 geopend, mag niet minder dan 2,75 m hoog zijn, noch minder dan 90 m3 inhoudsruimte hebben.

    (Deze bepaling geldt niet voor kramen in de open lucht, welke de verbruikers niet mogen betreden.)

    Art. 7. Het bepaalde in de artikelen 5 en 6 vindt toepassing op de op 10 september 1919 bestaande slijterijen welke opnieuw geopend worden na ten minste één jaar gesloten te zijn geweest of nadat zij een andere bestemming hebben gekregen, zomede op bedoelde slijterijen waarvan de voor het publiek toegankelijke lokalen veranderingen zullen ondergaan, te rekenen van 2 april 1953.

    HOOFDSTUK III. - Openingsbelasting op slijterijen van gegiste dranken.

    Art. 8. Er wordt een openingsbelasting ingesteld op de slijterijen van gegiste dranken.

    Art. 9. § 1. De openingsbelasting is verschuldigd door iedere nieuwe slijter. Onverminderd artikel 15, is die belasting vastgesteld op driemaal de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde der lokalen dienende tot slijterij, met uitzondering van de lokalen of duidelijk afgescheiden delen van lokalen welke enkel dienen tot woning of tot andere doeleinden, zonder dat de belasting minder mag bedragen dan :

    3 000 frank in gehuchten, gemeenten of agglomeraties van niet meer dan 5 000 inwoners;

    4 000 frank in gemeenten of agglomeraties van meer dan 5 000 of 15 000 inwoners;

    5 000 frank in gemeenten of agglomeraties van meer dan 15 000 tot 30 000 inwoners;

    7 500 frank in gemeenten of agglomeraties van meer dan 30 000 tot 60 000 inwoners;

    10 000 frank in gemeenten of agglomeraties van meer dan 60 000 inwoners.

    § 2. Onder " lokalen dienende tot slijterij " verstaat men elke plaats, zelfs in de open lucht, waar een slijter gegiste dranken verkoopt, aanbiedt of laat gebruiken, alsmede de lokalen en de kelders waar die dranken worden opgeslagen.

    § 3. De belasting is eenvormig vastgesteld :

  15. op 5 000 frank voor de reizende slijterijen;

  16. op 200 frank per exploitatiedag voor de gelegenheidsslijterijen.

    De onder 2° bepaalde belasting dekt de exploitatie gedurende een onafgebroken tijdvak van 24 uren te rekenen van de opening van de slijterij. Zij is geheel verschuldigd voor iedere begonnen dag.

    (NOTA : Artikel 9 geldig voor de Vlaamse Gemeenschap :

    Art. 9. § 1. De openingsbelasting is verschuldigd door iedere nieuwe slijter. Onverminderd artikel 15, is die belasting vastgesteld op driemaal de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde der lokalen dienende tot slijterij, met uitzondering van de lokalen of duidelijk afgescheiden delen van lokalen welke enkel dienen tot woning of tot andere doeleinden, zonder dat de belasting minder mag bedragen dan :

    (74,00 EUR) in gehuchten, gemeenten of agglomeraties van niet meer dan 5 000 inwoners;

    (99,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 5 000 of 15 000 inwoners;

    (123,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 15 000 tot 30 000 inwoners;

    (185,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 30 000 tot 60 000 inwoners;

    (247,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 60 000 inwoners.

    § 2. Onder " lokalen dienende tot slijterij " verstaat men elke plaats, zelfs in de open lucht, waar een slijter gegiste dranken verkoopt, aanbiedt of laat gebruiken, alsmede de lokalen en de kelders waar die dranken worden opgeslagen.

    § 3. De belasting is eenvormig vastgesteld :

  17. op (123,00 EUR) voor de reizende slijterijen;

  18. op (4,90 EUR) per exploitatiedag voor de gelegenheidsslijterijen.

    De onder 2° bepaalde belasting dekt de exploitatie gedurende een onafgebroken tijdvak van 24 uren te rekenen van de opening van de slijterij. Zij is geheel verschuldigd voor iedere begonnen dag.)

    (NOTA : Artikel 9 geldig voor het Waals Gewest :

    Art. 9. W 06-07-1967, art. 5> § 1. De openingsbelasting is verschuldigd door iedere nieuwe slijter. Onverminderd artikel 15, is die belasting vastgesteld op driemaal de werkelijke of de vermoede jaarlijkse huurwaarde der lokalen dienende tot slijterij, met uitzondering van de lokalen of duidelijk afgescheiden delen van lokalen welke enkel dienen tot woning of tot andere doeleinden, zonder dat de belasting minder mag bedragen dan :

    (74,00 EUR) in gehuchten, gemeenten of agglomeraties van niet meer dan 5 000 inwoners;

    (99,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 5 000 of 15 000 inwoners;

    (123,00 EUR) in gemeenten of agglomeraties van meer dan 15 000 tot...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT