Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de verdeling van de Belgische klimaat- en energiedoelstellingen voor de periode 2013-2020, de 12 juillet 2018

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt verstaan onder:

  1. Richtlijn 2003/87/EG: richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad;

  2. Beschikking nr. 406/2009/EG: beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen;

  3. Richtlijn 2009/28/EG: richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van richtlijn 2001/77/EG en richtlijn 2003/30/EG;

  4. Registerverordening: verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie van 2 mei 2013 tot instelling van een EU-register overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, beschikkingen nrs. 280/2004/EG en 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de verordeningen (EU) nr. 920/2010 en (EU) nr. 1193/2011 van de Commissie;

  5. Uitvoeringsbesluit 2013/634/EU: uitvoeringsbesluit van de Commissie van 31 oktober 2013 inzake de aanpassingen van de jaarlijkse emissieruimte van de lidstaten voor de periode 2013 tot en met 2020 overeenkomstig beschikking nr. 406/2009/EU van het Europees Parlement en de Raad;

  6. Verordening nr. 525/2013: verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van beschikking nr. 280/2004/EG;

  7. Samenwerkingsakkoord register: samenwerkingsakkoord van 20 januari 2017 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de organisatie en het administratief beheer van het nationaal register voor broeikasgassen van België overeenkomstig richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad alsmede bepaalde elementen van de veiling overeenkomstig verordening nr. 1031/2010 van de Commissie;

  8. Contracterende partijen: de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;

  9. Nationale Klimaatcommissie: de commissie opgericht conform artikel 3 van het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto;

  10. ENOVER: de permanente werkgroep `Overleggroep Staat-Gewesten voor de energie', afgekort ENOVER, conform artikel 1 van het samenwerkingsakkoord van 18 december 1991 tussen de Staat, het Waalse Gewest, het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de coördinatie van de activiteiten in verband met energie;

  11. Overlegcomité: het in artikel 31 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen bepaalde comité;

  12. Broeikasgasemissies: de uitstoot van kooldioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide of lachgas (N2O), fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolstoffen (PFK's) en zwavelhexafluoride (SF6) uit de in bijlage 1 bij dit samenwerkingsakkoord vermelde categorieën, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, bepaald in verordening nr. 525/2013 met uitzondering van de onder richtlijn 2003/87/EG vallende broeikasgasemissies;

  13. Nalevingsperiode: de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020;

  14. Jaarlijkse emissieruimte van België: de maximaal toegestane broeikasgasemissies voor een jaar van de nalevingsperiode voor België conform artikel 3, § 2, en artikel 10 van beschikking nr. 406/2009/EG;

  15. Jaarlijkse emissieruimte van een Gewest: de maximaal toegestane broeikasgasemissies voor een jaar van de nalevingsperiode voor een Gewest conform dit samenwerkingsakkoord;

  16. Jaarlijkse emissieruimte-eenheid, afgekort AEA: een deel van de jaarlijkse emissieruimte van een lidstaat ter grootte van één ton kooldioxide-equivalent bepaald conform artikel 3, § 2, en artikel 10 van beschikking nr. 406/2009/EG;

  17. Gewestelijk saldo: de som van alle AEAs op de ESD-nalevingsrekening, die toebehoren aan een Gewest, voor een jaar van de nalevingsperiode verminderd met haar jaarlijkse broeikasgasemissies;

  18. Gecertificeerde emissiereducties, afgekort CERs: eenheden die zijn verleend conform artikel 12 van het Protocol van Kyoto en de conform het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten;

  19. Emissiereductie-eenheden, afgekort ERUs: eenheden die zijn verleend conform artikel 6 van het Protocol van Kyoto en de conform het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten;

  20. Tijdelijke gecertificeerde emissiereducties, afgekort tCERs: eenheden die zijn verleend voor een projectactiviteit voor bebossing of herbebossing in het kader van het Mechanisme voor Schone Ontwikkeling (Clean Development Mechanism of CDM) die, met inachtneming van Besluit 5/CMP.1 van de Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen, vervallen aan het eind van de verbintenissenperiode van het Protocol van Kyoto die volgt op de verbintenisperiode waarin zij zijn verleend;

  21. Langetermijn gecertificeerde emissiereducties, afgekort lCERs: eenheden die zijn verleend voor een projectactiviteit voor bebossing of herbebossing in het kader van het CDM die, met inachtneming van Besluit 5/CMP.1 van de Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen, vervallen aan het eind van de periode van emissiereductiecreditering voor de projectactiviteit voor bebossing of herbebossing in het kader van het CDM waarvoor zij zijn verleend;

  22. Internationale kredieten: CERs, ERUs en kredieten uit projecten of andere emissiereducerende activiteiten die kunnen worden gebruikt overeenkomstig artikel 11bis, § 5, van richtlijn 2003/87/EG;

  23. Nalevingseenheden: AEAs, internationale kredieten, tCERS en lCERs;

  24. Kredietrecht: het recht om kredieten, vermeld in artikel 5, van beschikking nr. 406/2009/EG te gebruiken teneinde te voldoen aan de verplichtingen conform artikel 3 van deze beschikking;

  25. Ongebruikt kredietrecht: het kredietrecht verminderd met de som van internationale kredieten, tCER's of lCER's die op het moment van de bepaling van het nalevingsstatuscijfer op de ESD-nalevingsrekening staan;

  26. Centrale administrateur: de persoon die door de Europese Commissie is aangewezen conform artikel 20 van richtlijn 2003/87/EG;

  27. Registeradministrateur: de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu als Belgische nationale administrateur conform de registerverordening;

  28. ESD-nalevingsrekening: de rekening geopend voor elk jaar van de nalevingsperiode waarop de centrale administrateur een hoeveelheid AEAs, gelijk aan de jaarlijkse emissieruimte van België, overdraagt uit de EU-rekening voor de totale hoeveelheid AEAs;

  29. Wegtransportemissies: de broeikasgasemissies, zoals opgenomen in de broeikasgasinventaris onder CRF-categorie 1.A.3.b;

  30. Verkochte brandstof: de hoeveelheid op de markt gebrachte brandstof, berekend op basis van de petroleumbalans opgesteld door de Federale Staat, uitgedrukt in massa;

  31. Verbruikte brandstof: het brandstofverbruik berekend door een Gewest volgens een emissiemodel, vermeld in bijlage 3, afdeling 1, op basis van het aantal afgelegde kilometers per voertuigtype, uitgedrukt in massa;

  32. Brandstofsurplus: het verschil per brandstof tussen de verkochte brandstof en de som van de door de Gewesten verbruikte brandstof, uitgedrukt in massa;

  33. Aardopwarmingsvermogen of GWP van een gas: de totale bijdrage aan de opwarming van de aarde als gevolg van de uitstoot van één eenheid van dat gas in verhouding tot één eenheid van het referentiegas, namelijk CO2, dat een waarde van 1 heeft;

  34. Energie uit hernieuwbare bronnen: energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, namelijk: wind, zon, aerothermische, geothermische, hydrothermische energie en energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen;

  35. Biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;

  36. Bruto-eindverbruik van energie: de energiegrondstoffen die geleverd worden aan de industrie, het vervoer, de huishoudens, de dienstensector inclusief de openbare diensten, de land- en bosbouw en de visserij, inclusief het verbruik van elektriciteit en warmte door de energiesector voor het produceren van elektriciteit en warmte en inclusief het verlies aan elektriciteit en warmte tijdens de distributie en de transmissie;

  37. Biobrandstof: vloeibare of gasvormige brandstof voor vervoer die geproduceerd is uit biomassa.

    Art. 2. Dit samenwerkingsakkoord voorziet in:

  38. de vastlegging van de bijdrage van elke contracterende partij met het oog op het behalen van de aan België opgelegde emissiereductiedoelstelling voor broeikasgassen voor de nalevingsperiode conform beschikking nr. 406/2009/EG, met inbegrip van het gebruik van de in artikelen 3 en 5 van deze beschikking genoemde flexibele instrumenten;

  39. de vastlegging van de bijdrage van elke contracterende partij met...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT