Uittreksel uit arrest nr. 154/2010 van 22 december 2010 Rolnummer 4874 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 31 juli 2009 « tot wijziging van artikel 119 van het Gerechtelijk Wetboek

Uittreksel uit arrest nr. 154/2010 van 22 december 2010

Rolnummer 4874

In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 31 juli 2009 « tot wijziging van artikel 119 van het Gerechtelijk Wetboek en van artikel 57bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade » en van artikel 119, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals dat artikel werd vervangen bij artikel 209 van de wet van 21 december 2009 tot hervorming van het hof van assisen, ingesteld door de vzw « Défense des Enfants - International - Belgique - Branche francophone (D.E.I. Belgique) » en de vzw « Ligue des Droits de l'Homme ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter M. Melchior, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter M. Melchior,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 17 februari 2010 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 18 februari 2010, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 31 juli 2009 « tot wijziging van artikel 119 van het Gerechtelijk Wetboek en van artikel 57bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade » en van artikel 119, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals dat artikel werd vervangen bij artikel 209 van de wet van 21 december 2009 tot hervorming van het hof van assisen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 augustus 2009 en 11 januari 2010) door de vzw « Défense des Enfants-International-Belgique-Branche francophone (D.E.I. Belgique) », met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Kiekenmarkt 30, en de vzw « Ligue des Droits de l'Homme », met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Kogelstraat 22.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepalingen

    B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de wet van 31 juli 2009 « tot wijziging van artikel 119 van het Gerechtelijk Wetboek en van artikel 57bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade » en de vernietiging van artikel 119, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het werd gewijzigd bij artikel 209 van de wet van 21 december 2009 tot hervorming van het hof van assisen.

    B.1.2. De artikelen 2 en 3 van de voormelde wet van 31 juli 2009 bepalen :

    Art. 2. Artikel 119 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende :

    ' Indien vervolging wordt ingesteld tegen tenminste één persoon ten aanzien van wie, met toepassing van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, een beslissing tot uithandengeving is genomen in het kader van een niet-correctionaliseerbare misdaad, moet het Hof van Assisen, om rechtsgeldig samengesteld te zijn, twee magistraten tellen die de opleiding hebben genoten die georganiseerd wordt in het kader van de in artikel 259sexies, § 1, 1°, derde lid, bedoelde voortgezette opleiding van de magistraten, die vereist is voor de uitoefening van het ambt van rechter in de jeugdrechtbank. '

    .

    Art. 3. In artikel 57bis, § 1, eerste lid, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, ingevoegd bij de wet van 13 juni 2006 en gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 49/2008 van het Grondwettelijk Hof, worden de woorden ' ofwel, indien de betrokkene ervan wordt verdacht een niet-correctionaliseerbare misdaad te hebben gepleegd, het gerecht dat krachtens het gemeen recht bevoegd is, als daartoe grond bestaat ' vervangen door de woorden ' ofwel, indien de betrokkene ervan wordt verdacht een niet-correctionaliseerbare misdaad te hebben gepleegd, een hof van assisen dat samengesteld is overeenkomstig de bepalingen van artikel 119, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, als daartoe grond bestaat '

    .

    B.1.3. Zoals het werd vervangen bij artikel 209 van de voormelde wet van 21 december 2009, bepaalt artikel 119 van het Gerechtelijk Wetboek :

    § 1. Het hof van assisen bestaat uit een voorzitter en twee assessoren. Het hof houdt zitting bijgestaan door een jury. Voor de behandeling en de berechting van burgerlijke rechtsvorderingen houdt het zitting zonder jury.

    § 2. Indien vervolging wordt ingesteld tegen ten minste één persoon ten aanzien van wie, met toepassing van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, een beslissing tot uithandengeving is genomen in het kader van een niet-correctionaliseerbare misdaad, moet het hof van assisen, om rechtsgeldig samengesteld te zijn, bestaan uit minstens twee magistraten die de voortgezette opleiding hebben gevolgd als bedoeld in artikel 259sexies, § 1, 1°, derde lid, of artikel 259sexies, § 1, 2°, tweede lid

    .

    B.1.4. Artikel 209 van de wet van 21 december 2009 heeft dus impliciet, vanaf de inwerkingtreding ervan - zijnde 21 januari 2010 -, artikel 2 van de wet van 31 juli 2009 opgeheven.

    B.1.5. Met de wijzigingen die hij heeft aangebracht in artikel 119 van het Gerechtelijk Wetboek en in artikel 57bis van de wet van 8 april 1965, wil de wetgever gevolg geven aan het arrest nr. 49/2008 van 13 maart 2008, waarbij het Hof artikel 57bis, § 1, van de wet van 8 april 1965, zoals het was ingevoegd bij artikel 21 van de wet van 13 juni 2006 « tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd », gedeeltelijk had vernietigd (zie, in dat verband, Parl. St., Kamer, 2007-2008, DOC 52-1149/001, p. 5).

    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep

    B.2.1. De verzoekende partijen beschikken over het belang om tegen de bestreden bepalingen beroep in te stellen. In tegenstelling tot hetgeen de Ministerraad beweert, zijn die bepalingen immers niet noodzakelijk voordeliger, wat betreft de collectieve belangen die de verzoekende partijen verdedigen, dan de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT