27 MEI 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de rechtspleging voor het Milieuhandhavingscollege

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 16.4.24, derde lid, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2007 en 23 december 2010;

Gelet op het decreet van 23 december 2010 houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur, artikel 186, eerste lid;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 23 juli 2010;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 april 2011, met toepassing van artikel 84, § 4, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Definities en algemene bepalingen

Art. 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. het decreet : het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;

  2. het milieuhandhavingsbesluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;

  3. het huishoudelijk reglement : het huishoudelijk reglement van het

    Milieuhandhavingscollege, vermeld in artikel 16.4.24, eerste lid, van het decreet;

  4. het college : het Milieuhandhavingscollege, vermeld in artikel 16.4.19, § 1, van het decreet;

  5. de voorzitter : de voorzitter van het college, vermeld in artikel 16.4.21, § 1, 1°, van het decreet;

  6. de kamervoorzitter : het lid van het college dat een kamer als vermeld bij artikel 16.4.19, § 1, derde lid, van het decreet voorzit;

  7. de bestuursrechters : de leden van het college, vermeld in artikel 16.4.21, § 1, 2°, van het decreet;

  8. de griffie : het permanent secretariaat, vermeld in artikel 16.4.22, § 1, eerste lid, van het decreet;

  9. de griffier : de griffier of de adjunct-griffier, vermeld in artikel 16.4.22, § 1, tweede lid, van het decreet;

  10. de kamer : een kamer als vermeld in artikel 16.4.19, § 1, derde lid, van het decreet;

  11. de kennisgeving : de kennisgeving, vermeld in artikel 16.1.2, 3°, van het decreet;

  12. de gewestelijke entiteit : de afdeling bevoegd voor de bestuurlijke handhaving, vermeld in artikel 3 van het milieuhandhavingsbesluit;

  13. de verzoekende partij : de indiener van het beroep bij het college;

  14. de verwerende partij : het Vlaamse Gewest, in de procedure bij het college vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering;

  15. de bestreden beslissing : een beslissing als vermeld bij artikel 16.4.37 of artikel 16.4.43 van het decreet;

  16. de beschikking : de beslissing van de voorzitter of van de kamervoorzitter die enkel betrekking heeft op procedurele aangelegenheden.

    Art. 2. § 1. De termijnen die volgen op een kennisgeving, nemen een aanvang daags na de kennisgeving, tenzij deze kennisgeving gebeurt daags voor een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag. In dat geval neemt de termijn een aanvang op de eerstvolgende werkdag.

    De dag die het uitgangspunt is van de termijn wordt er niet inbegrepen.

    De vervaldag wordt in de termijn gerekend. Is die dag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag of valt die dag binnen een periode dat de griffie gesloten is als vermeld in het huishoudelijk reglement, dan wordt die vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.

    § 2. De termijnen, vermeld in paragraaf 1, worden verlengd met :

  17. twintig dagen ten behoeve van de natuurlijke personen of van de rechtspersonen die hun woonplaats, zetel of gekozen woonplaats hebben in een lidstaat van de Europese Unie die niet aan het Vlaamse Gewest grenst;

  18. veertig dagen ten behoeve van deze die hun woonplaats, zetel of gekozen woonplaats hebben buiten de Europese Unie.

    Art. 3 . § 1. De partijen bezorgen aan het college alle stukken per aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs op de griffie.

    De datum van de poststempel of de datum van het ontvangstbewijs geldt als bewijs van het tijdstip waarop het stuk is ingediend.

    § 2. Uitgezonderd andersluidende decretale of reglementaire bepalingen, deelt het college alle stukken aan de partijen mee door kennisgeving.

    Wanneer de kennisgeving een termijn doet aanvangen, maakt de griffier bij de kennisgeving melding van de toepasselijke termijn.

    Art. 4. De partijen kunnen zich in een procedure voor het college laten vertegenwoordigen of bijstaan, hetzij door een advocaat ingeschreven op de lijst van de stagiairs, het tableau van de Orde of de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, hetzij door een raadsman die geen advocaat is.

    Voor het college treedt een advocaat op als gevolmachtigde van een partij zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken.

    Een raadsman die geen advocaat is, kan slechts voor het college optreden als gevolmachtigde van een partij, mits hij van een volmacht doet blijken.

    Art. 5. Het staat de partijen vrij om keuze van woonplaats, al dan niet in het buitenland, te doen.

    HOOFDSTUK II. - Het Verzoekschrift

    Art. 6. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep bij verzoekschrift en binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving van de bestreden beslissing ingesteld.

    Art. 7. § 1. Het verzoekschrift vermeldt op straffe van onontvankelijkheid :

  19. de naam van de verzoekende partij;

  20. de woonplaats, zetel of gekozen woonplaats van de verzoekende partij;

  21. de bestreden beslissing;

  22. een uiteenzetting van de ingeroepen bezwaren;

  23. een inventaris van de stukken.

    Het verzoekschrift wordt gedagtekend en, op straffe van onontvankelijkheid, door de verzoekende partij ondertekend.

    Art. 8. De griffier schrijft het beroep in het register van de beroepen in.

    HOOFDSTUK III. - De stukken

    Art. 9. § 1. De verzoekende partij voegt aan het verzoekschrift de stukken toe die in de inventaris zijn vermeld. Stukken die naderhand aan het dossier worden toegevoegd, worden uit de debatten geweerd, tenzij ze op het ogenblik van het indienen van het beroep aan de verzoekende partij niet bekend waren.

    § 2. Wanneer de verzoekende partij een natuurlijke persoon is en wordt vertegenwoordigd door een raadsman die geen advocaat is, voegt zij aan het verzoekschrift daarenboven de volmacht aan deze raadsman tot vertegenwoordiging toe.

    Wanneer de verzoekende partij een natuurlijke persoon is en ter zitting wordt bijgestaan door een raadsman die geen advocaat is, geeft zij uiterlijk op de zitting een volmacht tot procesbijstand.

    § 3. Wanneer de verzoekende partij een rechtspersoon is en niet wordt vertegenwoordigd door een advocaat, voegt zij aan het verzoekschrift daarenboven de volgende stukken toe :

  24. een kopie van de statuten en van de eventuele wijzigingen ervan, zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad ;

  25. de beslissing van het bevoegde orgaan om beroep in te stellen bij het Milieuhandhavingscollege;

  26. de beslissing van het bevoegde orgaan waarbij aan de raadsman die geen advocaat is een volmacht tot vertegenwoordiging is gegeven, of de beslissing van het bevoegde orgaan waarbij de vertegenwoordiger in rechte van de rechtspersoon wordt aangesteld.

    Wanneer de verzoekende partij een rechtspersoon is en ter zitting wordt bijgestaan door een raadsman die geen advocaat is, geeft zij uiterlijk op de zitting een volmacht tot procesbijstand.

    § 4. Het verzoekschrift wordt niet ingeschreven in het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT