Programmawet, de 19 décembre 2014

TITEL 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - Financiën

HOOFDSTUK 1. - Inkomstenbelastingen

Afdeling 1. - Personenbelasting

Onderafdeling 1. - Forfaitaire beroepskosten

Art. 2. In artikel 51 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. het tweede lid, 1°, wordt vervangen als volgt:

    "1° voor bezoldigingen van werknemers:

  2. 29,35 pct. van de eerste schijf van 3 775 EUR;

  3. 10,50 pct. van de schijf van 3 775 EUR tot 7 450 EUR;

  4. 8 pct. van de schijf van 7 450 EUR tot 12 700 EUR;

  5. 3 pct. van de schijf boven 12 700 EUR;";

  6. het tweede lid, 4°, wordt vervangen als volgt:

    "4° voor baten:

  7. 28,7 pct. van de eerste schijf van 3 750 EUR;

  8. 10 pct. van de schijf van 3 750 EUR tot 7 450 EUR;

  9. 5 pct. van de schijf van 7 450 EUR tot 12 400 EUR;

  10. 3 pct. van de schijf boven 12 400 EUR.";

  11. het derde lid wordt vervangen als volgt:

    "In geen geval mag het forfait meer bedragen dan 2 676,25 EUR voor het geheel van de inkomsten als vermeld in het tweede lid, 1°, noch meer dan 1 555,50 EUR voor het geheel van de inkomsten als vermeld in het tweede lid, 2°, noch meer dan 2 592,50 EUR voor het geheel van de inkomsten van éénzelfde categorie als vermeld in het tweede lid, 3° en 4°. ".

    Art. 3. In artikel 51 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  12. het tweede lid, 1°, wordt vervangen als volgt:

    "1° voor bezoldigingen van werknemers:

  13. 30 pct. van de eerste schijf van 3 800 EUR;

  14. 11 pct. van de schijf van 3 800 EUR tot 13 000 EUR;

  15. 3 pct. van de schijf boven 13 000 EUR;";

  16. het derde lid wordt vervangen als volgt:

    "In geen geval mag het forfait meer bedragen dan 2 760 EUR voor het geheel van de inkomsten als vermeld in het tweede lid, 1°, noch meer dan 1 555,50 EUR voor het geheel van de inkomsten als vermeld in het tweede lid, 2°, noch meer dan 2 592,50 EUR voor het geheel van de inkomsten van éénzelfde categorie als vermeld in het tweede lid, 3° en 4°. ".

    Art. 4. Artikel 2 is van toepassing op de bezoldigingen van werknemers die worden betaald of toegekend en de baten die worden vastgesteld of vermoed vanaf 1 januari 2015.

    Artikel 3 is van toepassing op de bezoldigingen van werknemers die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2016.

    Onderafdeling 2. - Opschorting van de indexering van bepaalde fiscale uitgaven

    Art. 5. Artikel 154 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2012, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende:

    " § 4. Voor de aanslagjaren 2016 tot 2018 worden de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde maximumbedragen bepaald op basis van de bedragen van de wettelijke werkloosheidsuitkeringen voor het jaar 2014. Voor de aanslagjaren 2019 en volgende worden de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde maximumbedragen bepaald op basis van de bedragen van de wettelijke werkloosheidsuitkeringen voor het vierde jaar voorafgaand aan het aanslagjaar.".

    Art. 6. Artikel 178, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet van 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 20 december 1996 en de wet van 21 juni 2002, wordt aangevuld met een lid, luidende:

    "In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt wat de in de artikelen 21, 1456 tot 1458, 14524, § 1, 14528, 14532, 14533, 14534, vijfde lid, 147, 151, 152 en 243, tweede lid, vermelde bedragen betreft, de aanpassing verwezenlijkt:

    1. voor de aanslagjaren 2015 tot 2018 met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 2012 te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991;

    2. voor de aanslagjaren 2019 en volgende door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991 en met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 2016 en 2012.".

      Art. 7. In artikel 201, twaalfde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 december 2005 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de woorden "de in artikel 178, § 3, bepaalde coëfficiënt." vervangen door de woorden "de in artikel 178, § 3, eerste lid, 2°, bepaalde coëfficiënt.".

      Art. 8. In artikel 289ter, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden "artikel 178" vervangen door de woorden "artikel 178, § 3, eerste lid, 2°, ".

      Art. 9. In artikel 289ter/1, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 juli 2011 en gewijzigd door de wet van 17 juli 2013, worden de woorden "artikel 178" vervangen door de woorden "artikel 178, § 3, eerste lid, 2°, ".

      Art. 10. In artikel 292bis, § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 december 2005 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de woorden "de in artikel 178, § 3, bepaalde coëfficiënt." vervangen door de woorden "de in artikel 178, § 3, eerste lid, 2°, bepaalde coëfficiënt.".

      Art. 11. In artikel 412, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 juli 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 200 en 13 juli 2001, worden de woorden "overeenkomstig artikel 178." vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 178, § 3, eerste lid, 2°. ".

      Art. 12. In artikel 535, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 2011 en vervangen bij de wet van 21 december 2013, worden de woorden "Artikel 178" vervangen door de woorden "Artikel 178, § 3, tweede lid,".

      Art. 13. In artikel 539, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet 8 mei 2014, worden de woorden "artikel 178." vervangen door de woorden "artikel 178, § 3, tweede lid.".

      Art. 14. Wanneer een belastingplichtige in 2014 voor een collectieve spaarrekening of een individuele spaarrekening of een spaarverzekering betalingen heeft verricht van meer dan 940 euro en ten hoogste 950 euro, wordt het verschil tussen die betalingen en 940 euro voor de toepassing van de artikelen 1458, 14510 en 174, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 beschouwd als een in 2015 gedane betaling.

      Art. 15. In afwijking van artikel 14510, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, mogen de in artikel 14515 van hetzelfde Wetboek vermelde instellingen en ondernemingen in 2014 betalingen in ontvangst nemen tot 950 euro, naar het geval, voor één collectieve spaarrekening of één individuele spaarrekening of één spaarverzekering.

      Art. 16. De artikelen 5 tot 13 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2015.

      De artikelen 14 en 15 treden in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

      Afdeling 2. - Vennootschapsbelasting

      Onderafdeling 1. - Intercommunales

      Art. 17. Artikel 180, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, wordt opgeheven.

      Art. 18. In artikel 202, § 2, derde lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, wordt de bepaling onder het 2° opgeheven.

      Art. 19. In artikel 203, § 2, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, wordt het eerste lid opgeheven.

      Art. 20. Artikel 224 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, wordt opgeheven.

      Art. 21. In artikel 225, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt de bepaling onder het 6° opgeheven.

      Art. 22. Artikel 226 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999, wordt opgeheven.

      Art. 23. In artikel 235, 3°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "221 tot 224" vervangen door de woorden "221 tot 223".

      Art. 24. Artikel 264, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, wordt vervangen als volgt:

      "1° dat wordt verleend of toegekend aan de Staat, de Gemeenschappen, Gewesten, provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten, gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn;".

      Art. 25. In artikel 463bis, § 1, eerste lid, 1°, eerste streepje, en tweede lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, worden telkens de woorden ", 226" opgeheven.

      Art. 26. De overgang van een intercommunale, een samenwerkingsverband of een projectvereniging naar de vennootschapsbelasting vindt onder de volgende voorwaarden plaats:

    3. het deel van het maatschappelijk kapitaal, van de uitgiftepremies of van de bedragen waarop ingeschreven wordt ter gelegenheid van de uitgifte van winstbewijzen, dat voorheen werkelijk werd gestort tijdens de boekjaren afgesloten voor het boekjaar dat verbonden is aan het eerste aanslagjaar waarvoor de intercommunale, het samenwerkingsverband of de projectvereniging aan de vennootschapsbelasting is onderworpen, wordt aangemerkt als gestort kapitaal in de zin van artikel 184 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, onder de voorwaarden bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel;

    4. de voorheen gereserveerde winsten, al dan niet geïncorporeerd in kapitaal, de herwaarderingsmeerwaarden, alsmede de voorzieningen voor risico's en kosten die door de intercommunale, het samenwerkingsverband of de projectvereniging zijn geboekt in haar jaarrekening met betrekking tot boekjaren afgesloten voor het boekjaar dat verbonden is aan het eerste aanslagjaar waarvoor de intercommunale, het samenwerkingsverband of de projectvereniging aan de vennootschapsbelasting is onderworpen, worden slechts vrijgesteld voor zover is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 190 van het Wetboek...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT