20 MEI 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende regeling van de externe personeelsmobiliteit tussen sommige lokale en provinciale overheden onderling en tussen sommige lokale en provinciale overheden en de diensten van de Vlaamse overheid onderling, en houdende enkele maatregelen ter ondersteuning van de externe personeelsmobiliteit tussen overheden met hetzelfde werkingsgebied

VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING

Dames en heren,

Het besluit van de Vlaamse Regering houdende regeling van de externe personeelsmobiliteit tussen sommige lokale en provinciale overheden onderling en tussen sommige lokale en provinciale overheden en de diensten van de Vlaamse overheid onderling, en houdende enkele maatregelen ter ondersteuning van de externe personeelsmobiliteit tussen overheden met hetzelfde werkingsgebied geeft uitvoering aan artikel 116, § 2, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, aan artikel 112, § 2, van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en aan artikel 115, § 3, van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (verder het O.C.M.W.-decreet te noemen). Die bepalingen machtigen de Vlaamse Regering om de externe personeelsmobiliteit te regelen.

Artikel 116, § 1 en § 2, van het Gemeentedecreet, artikel 112, § 1 en § 2, van het Provinciedecreet en artikel 115, § 1, § 2, en § 3, van het O.C.M.W.-decreet bieden de rechtsgrond voor genoemd besluit voor zover het de rechtspositieregels vaststelt die bij externe personeelsmobiliteit van toepassing zijn. De ontworpen regeling van externe personeelsmobiliteit is ook van toepassing op personeel van een autonoom gemeente- of provinciebedrijf en op personeel van een O.C.M.W.-vereniging in betrekkingen die niet bestaan bij de gemeente, de provincie of het O.C.M.W.. De rechtstoestand van dat personeel wordt vastgesteld respectievelijk in artikel 241, § 2, van het Gemeentedecreet, artikel 234, tweede lid, van het Provinciedecreet en artikel 229, § 1, van het O.C.M.W.-decreet. Die artikelen leveren samen met artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen voor dat personeel de juridische grondslag voor de in dit besluit ontworpen externe mobiliteitsregeling.

Artikel 115 van het O.C.M.W.-decreet werd met ingang van 1 januari 2011 volledig in werking gesteld door artikel 157, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (Belgisch Staatsblad van 3 december 2010).

  1. Externe personeelsmobiliteit in beleidsteksten

    Artikel 116, § 2 van het Gemeentedecreet bepaalt : « De Vlaamse Regering neemt de nodige maatregelen voor de externe mobiliteit van het gemeentepersoneel. » Dezelfde bepaling vinden we terug in het Provinciedecreet voor « het provinciepersoneel » en in het O.C.M.W.-decreet voor « het personeel van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ».

    De memorie van toelichting bij artikel 116 van het Gemeentedecreet omschrijft de externe personeelsmobiliteit als volgt : « Met 'externe mobiliteit' wordt in de tweede paragraaf bedoeld de mobiliteit tussen betrekkingen bij verschillende overheden en tussen de rest van de publieke sector. » De externe personeelsmobiliteit wordt daarbij beschouwd als een tegenhanger van de interne personeelsmobiliteit, waarvoor de minimale voorwaarden in de rechtspositieregeling worden vastgesteld.

    De externe personeelsmobiliteit is dan ook een aandachtspunt in het regeerakkoord 2009-2014 van de Vlaamse Regering. Dat akkoord vermeldt : « We moeten verder investeren in talentrijke, geëngageerde personeelsleden, die via interne mobiliteit en herschikkingen breed inzetbaar zijn, ook tussen en binnen de bestuurslagen. »

    De beleidsnota Binnenlands Bestuur 2009-2014 concretiseert het principe van de externe personeelsmobiliteit en stelt een regeling in het vooruitzicht voor de externe personeelsmobiliteit tussen de bovenvermelde lokale en provinciale overheden enerzijds en tussen de bovenvermelde lokale en provinciale overheden en de diensten van de Vlaamse overheid (DVO) anderzijds. Dit principe werd ook overgenomen in de beleidsnota Bestuurszaken 2009-2014 : « Bij het uittekenen van een personeelsbeleid wordt rekening gehouden met aandachtspunten uit de personeelspeiling : o.m. het mogelijk maken van voldoende mobiliteit. Er komen bijkomende initiatieven om de uitwisselbaarheid van het personeel te vergroten, ook over de bestuurslagen heen. »

    Vermelden we nog dat de regeling van de externe personeelsmobiliteit tussen de gemeente en haar O.C.M.W. een afspraak is in het sectoraal akkoord 2008-2013 van 19 november 2008 voor het personeel van de lokale en provinciale besturen. Daarin wordt de personeelsmobiliteit tussen gemeente en O.C.M.W. opgevat als een regeling met het oog op een soepele inzet van het personeel, waarbij :

    - « personeelsleden van de gemeente zich kandidaat kunnen stellen voor interne vacatures bij het O.C.M.W. of omgekeerd via deelname aan de procedure van interne personeelsmobiliteit of van bevordering;

    - gemeentebestuur en O.C.M.W. van die gemeente gezamenlijk aanwervingsprocedures kunnen opzetten en gemeenschappelijke wervingsreserves kunnen aanleggen. »

    De Vlaamse Regering honoreert die afspraak in dit besluit.

    Op vraag van de betrokken overheden worden ook de autonome gemeentebedrijven en de autonome provinciebedrijven in de regeling betrokken. Hetzelfde geldt voor de O.C.M.W.-vereniging.

    Op verzoek van de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers in het comité C1 voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap, wordt een algemene mobiliteitsregeling gecreëerd waaraan alle lokale en provinciale overheden op een of andere manier kunnen participeren.

    De meerwaarde van een mobiliteitsregeling tussen de lokale en provinciale overheden onderling en tussen de lokale en provinciale overheden en de diensten van de Vlaamse overheid onderling bestaat erin dat de overheden doelgericht en op een kostenbesparende manier profielen kunnen aantrekken met een specifieke knowhow en ervaring in de openbare sector, die wellicht minder op de algemene arbeidsmarkt aanwezig zijn en waarover ze op dat ogenblik ook niet intern beschikken. Voor de personeelsleden van de betrokken overheden gaat het over een verbreding van de loopbaankansen en mogelijkheden om een meer gevarieerde ervaring op te doen.

    Voor de gemeenten en O.C.M.W.'s kan de mobiliteitsregeling ook een instrument zijn ter bevordering van de samenwerking tussen gemeente en O.C.M.W.

  2. Uitvoering beleidsafspraken

    De externe personeelsmobiliteit tussen bepaalde lokale overheden onderling en tussen bepaalde lokale overheden en de diensten van de Vlaamse overheid wordt uitgewerkt in dit besluit van de Vlaamse Regering voor de lokale sector. Voor de personeelsmobiliteit vanuit bepaalde lokale overheden naar de diensten van de Vlaamse overheid wordt een afzonderlijk besluit tot aanvulling van het Vlaams Personeelsstatuut getroffen.

    De timing van de regeling van de externe personeelsmobiliteit houdt rekening met de uitvoering van artikel 115, § 1 en § 2, van het O.C.M.W.-decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. De minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de O.C.M.W.'s vormen immers samen met de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en de rechtspositieregeling van het gemeente- en provinciepersoneel en samen met de organieke decreten de basis waarop de externe personeelsmobiliteit geënt wordt.

    Het besluit is zo opgevat dat het aan de betrokken overheden een menu van mogelijkheden aanbiedt.

    De volgende lokale en provinciale overheden worden in dit besluit betrokken bij de externe mobiliteit : de gemeenten, de provincies, de O.C.M.W.'s, de O.C.M.W.-verenigingen, vermeld in titel VIII, hoofdstuk I, van het O.C.M.W.-decreet, de autonome gemeentebedrijven (AGB's) en de autonome provinciebedrijven (APB's).

    Daarnaast heeft de regeling betrekking op het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid (DVO).

    Wat de O.C.M.W.-verenigingen betreft maakt artikel 219 van het O.C.M.W.-decreet het onderscheid tussen :

    - de O.C.M.W.-vereniging met het O.C.M.W. als enig lid;

    - de O.C.M.W.-vereniging met andere O.C.M.W.'s en/of andere openbare besturen, en/ of andere rechtspersonen die geen winstoogmerk hebben;

    - de O.C.M.W.-vereniging van beide types, die opgericht is met het oog op het exploiteren van een ziekenhuis of van een gedeelte van een ziekenhuis. Dat is de vereniging met de titel 'autonome verzorgingsinstelling of A.V.'

    Het O.C.M.W.-decreet regelt ook O.C.M.W.-verenigingen naar privaat recht. In dit besluit worden alleen de O.C.M.W.-verenigingen, vermeld in titel VIII, hoofdstuk I, van het O.C.M.W.-decreet bedoeld. Het gaat dus om de verenigingen met een publiekrechtelijke status en niet om verenigingen naar privaatrecht.

    Het betreft telkens lokale en provinciale overheden met een grote onderlinge verwantschap op het gebied van de rechtspositieregeling van hun personeel.

    De ziekenhuisverenigingen, vermeld in artikel 219 van het O.C.M.W.-decreet, en het O.C.M.W.-ziekenhuis in eigen beheer, vermeld in artikel 218 van het O.C.M.W.-decreet, worden niet in de mobiliteitsregeling van dit besluit opgenomen.

    De interlokale samenwerkingsverbanden maken evenmin deel uit van de regeling. Het decreet van 6 juli 2001 houdende de Intergemeentelijke Samenwerking bevat daarvoor namelijk geen juridische grondslag.

    Ook de betrekkingen van gemeentesecretaris, adjunct-gemeentesecretaris, financieel beheerder van de gemeente, O.C.M.W.-secretaris en financieel beheerder van het O.C.M.W. en de betrekkingen van provinciegriffier en financieel beheerder van de provincie zijn uitgesloten van de mobiliteitsregelingen in dit besluit.

  3. Concrete vormgeving van de externe personeelsmobiliteit in het besluit

    De externe personeelsmobiliteit krijgt op twee verschillende manieren vorm. De regeling maakt een onderscheid tussen :

    1. externe...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT