BURGERLIJK WETBOEK. - Stelsel van gemeenschap van goederen (art. 1399 - 1581) (OVERGANGSRECHT voorzien in het artikel 3 van de Wet van 14 juli 1976. - cfr. 1804-03-21/33, voor de gevallen niet voorzien in dit overgangsrecht), de 21 mars 1804

HOOFDSTUK II. - STELSEL VAN GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN.

Artikel 1399. De wettelijke gemeenschap en de bedongen gemeenschap vangen aan op de dag dat het huwelijk voor de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt aangegaan; men mag niet bedingen dat de gemeenschap op een ander tijdstip zal aanvangen.

EERSTE DEEL. - WETTELIJKE GEMEENSCHAP.

Art. 1400. De gemeenschap die tot stand komt, hetzij door de enkele verklaring dat men huwt onder het stelsel van gemeenschap van goederen, hetzij bij ontstentenis van een contract, is onderworpen aan de regels die in de zes volgende afdelingen worden bepaald.

AFDELING I. - BATEN EN LASTEN DIE DE GEMEENSCHAP UITMAKEN.

§ I. BATEN VAN DE GEMEENSCHAP.

Art. 1401. De gemeenschap omvat, wat de baten betreft :

  1. Alle roerende goederen die de echtgenoten op de dag van de voltrekking van het huwelijk bezaten, alsook alle roerende goederen die zij gedurende het huwelijk verkrijgen door erfenis of zelfs door schenking, indien de schenker niet anders heeft bepaald;

  2. Alle vruchten, inkomsten, interesten en rentetermijnen, van welke aard ook, gedurende het huwelijk vervallen of ontvangen en voortkomend van de goederen die aan de echtgenoten bij de voltrekking van het huwelijk toebehoorden, of van de goederen die zij gedurende het huwelijk, onder welke titel ook, verkrijgen;

  3. Alle onroerende goederen die gedurende het huwelijk worden verkregen.

    Art. 1402. Ieder onroerend goed wordt als een aanwinst van de gemeenschap beschouwd, tenzij het bewezen is dat een van de echtgenoten de eigendom of het wettelijk bezit daarvan had voor het huwelijk, of dat hij het sindsdien door erfenis of schenking heeft verkregen.

    Art. 1403. Houtkappingen en voortbrengsels van mijnen en groeven vallen in de gemeenschap voor alles wat daarvan geacht wordt aan de vruchtgebruiker toe te komen volgens de regels bepaald in de titel Vruchtgebruik, gebruik en bewoning.

    Indien houtkappingen die volgens deze regels tijdens de gemeenschap mochten gedaan worden, niet hebben plaatsgehad, is daarvoor vergoeding verschuldigd aan de echtgenoot die niet de eigenaar is van het erf, of aan zijn erfgenamen.

    Indien de mijnen en groeven gedurende het huwelijk zijn geopend, vallen de voortbrengsels ervan slechts in de gemeenschap tegen vergoeding of schadeloosstelling aan de echtgenoot aan wie die mocht zijn verschuldigd.

    Art. 1404. De onroerende goederen die de echtgenoten op de dag van de huwelijksvoltrekking bezitten of die zij gedurende het huwelijk door erfenis verkrijgen, vallen niet in de gemeenschap.

    Indien evenwel een van de echtgenoten een onroerend goed heeft verkregen na het sluiten van het huwelijkscontract waarbij gemeenschap bedongen is, en voor de voltrekking van het huwelijk, valt het in die tussentijd verkregen onroerend goed in de gemeenschap, tenzij de verkrijging heeft plaatsgehad ter uitvoering van enig huwelijksbeding; in dit geval wordt de verkrijging volgens de overeenkomst geregeld.

    Art. 1405. Schenkingen van onroerende goederen, die gedurende het huwelijk aan een van beide echtgenoten worden gedaan, vallen niet in de gemeenschap en behoren uitsluitend aan de begiftigde toe, tenzij in de schenking uitdrukkelijk bepaald is dat het geschonken goed aan de gemeenschap toebehoort.

    Art. 1406. Een onroerend goed dat door de vader, de moeder of een ander bloedverwant in de opgaande lijn wordt overgelaten of afgestaan aan een van beide echtgenoten, hetzij om hem te voldoen wat hij hem verschuldigd is, hetzij onder verplichting om schulden van de schenker aan derden te betalen, valt niet in de gemeenschap; behoudens vergoeding of schadeloosstelling.

    Art. 1407. Een onroerend goed dat gedurende het huwelijk verkregen wordt in ruil voor een onroerend goed dat aan een van beide echtgenoten toebehoort, valt niet in de gemeenschap en wordt in de plaats gesteld van het vervreemde goed; behoudens vergoeding, indien er een opleg betaald is.

    Art. 1408. De verkrijging gedurende het huwelijk, bij veiling of op andere wijze, van een aandeel in een onroerend goed waarvan een van de echtgenoten medeëigenaar was, maakt geen aanwinst uit; behoudens vergoeding aan de gemeenschap van het bedrag dat deze voor die verkrijging verschaft heeft.

    Ingeval de man, alleen en in zijn persoonlijke naam, ingevolge aankoop of toewijzing, een gedeelte of het geheel verkrijgt van een onroerend goed waarvan de vrouw medeëigenares was, heeft de vrouw, bij de ontbinding van de gemeenschap, de keus om ofwel het goed over te laten aan de gemeenschap, die haar alsdan het gedeelte van de prijs dat haar toebehoort, verschuldigd is, ofwel het onroerend goed voor zich te nemen, met vergoeding aan de gemeenschap van de prijs die voor de verkrijging betaald is.

    § II. LASTEN VAN DE GEMEENSCHAP EN VORDERINGEN TEGEN DE GEMEENSCHAP DIE DAARUIT ONTSTAAN.

    Art. 1409. De gemeenschap omvat, wat de lasten betreft :

  4. Alle roerende schulden die ten laste waren van de echtgenoten op de dag van de voltrekking van hun huwelijk, of waarmee de erfenissen welke zij gedurende het huwelijk verkrijgen, bezwaard zijn, behoudens vergoeding voor de schulden die betrekking hebben op de eigen onroerende goederen van een der echtgenoten;

  5. De schulden, zowel wat de kapitalen als wat de rentetermijnen of de interesten betreft, aangegaan door de man gedurende de gemeenschap, of door de vrouw met toestemming van de man, behoudens vergoeding in de gevallen waarin vergoeding verschuldigd is;

  6. De rentetermijnen en interesten alleen, wat de renten of schulden van ieder van de echtgenoten persoonlijk betreft;

  7. De ten laste van een vruchtgebruiker komende herstellingen aan onroerende goederen die niet in de gemeenschap vallen;

  8. Het levensonderhoud van de echtgenoten, de opvoeding en het onderhoud van de kinderen en alle andere lasten van het huwelijk.

    Art. 1410. De gemeenschap is tot betaling van de roerende schulden die door de vrouw voor het huwelijk zijn aangegaan, slechts gehouden voor zover die voortvloeien uit een authentieke akte van voor het huwelijk, of uit een akte die voor het huwelijk een vaste dagtekening verkregen heeft hetzij door registratie, hetzij door het overlijden van een of meer ondertekenaars van die akte.

    Wie schuldeiser is van de vrouw krachtens een akte die geen vaste dagtekening voor het huwelijk verkregen heeft, kan tegen haar geen betaling vervolgen dan op de blote eigendom van haar persoonlijke onroerende goederen.

    De man die beweert zodanige schuld voor zijn vrouw te hebben betaald, kan daarvoor van zijn vrouw noch van haar erfgenamen vergoeding vorderen.

    Art. 1411. De schulden van uitsluitend roerende nalatenschappen, die de echtgenoten gedurende het huwelijk verkrijgen, zijn voor het geheel ten laste van de gemeenschap.

    Art. 1412. De schulden van een uitsluitend onroerende nalatenschap, die een van de echtgenoten gedurende het huwelijk verkrijgt, zijn niet ten laste van de gemeenschap; behoudens het recht van de schuldeisers om betaling te vervolgen op de onroerende goederen van die nalatenschap.

    Indien evenwel de nalatenschap door de man verkregen is, kunnen de schuldeisers van de nalatenschap betaling vervolgen, hetzij op alle eigen goederen van de man, hetzij zelfs op de goederen van de gemeenschap; behoudens, in dit tweede geval, de vergoeding aan de vrouw of aan haar erfgenamen verschuldigd.

    Art. 1413. Indien een uitsluitend onroerende nalatenschap door de vrouw verkregen is en deze de nalatenschap aanvaard heeft met toestemming van haar man, kunnen de schuldeisers van de nalatenschap betaling vervolgen op alle persoonlijke goederen van de vrouw; maar indien de vrouw, in geval van weigering van de man, de nalatenschap slechts met machtiging van de rechter aanvaard heeft, kunnen de schuldeisers, ingeval de onroerende goederen van de nalatenschap ontoereikend zijn, zich niet verhalen dan op de blote eigendom van de overige persoonlijke goederen van de vrouw.

    Art. 1414. Wanneer de nalatenschap, door een van de echtgenoten verkregen, ten dele roerend en ten dele onroerend is, zijn de schulden waarmee de nalatenschap bezwaard is, niet verder ten laste van de gemeenschap dan ten belope van het aandeel waarvoor de roerende goederen in de schulden moeten bijdragen, gelet op de waarde van die roerende goederen vergeleken met de waarde van de onroerende.

    Deze bijdrage wordt bepaald volgens een boedelbeschrijving, die de man moet doen opmaken, hetzij uit eigen hoofde, indien de nalatenschap hem persoonlijk aangaat, hetzij omdat hij zijn vrouw bij haar handelingen leidt en machtigt, indien het een door haar verkregen nalatenschap betreft.

    Art. 1415. Bij het ontbreken van een boedelbeschrijving, en ingeval zulks de vrouw benadeelt, kan zij of kunnen haar erfgenamen, bij de ontbinding van de gemeenschap, de haar naar recht toekomende vergoedingen vorderen, en zelfs het bewijs van de omvang en de waarde van de niet beschreven roerende goederen leveren, zowel door huiselijke papieren en titels als door getuigen, en desnoods door de algemene bekendheid.

    De man wordt nooit toegelaten tot het leveren van dat bewijs.

    Art. 1416. De bepalingen van artikel 1414 verhinderen niet dat de schuldeisers van een ten dele roerende en ten dele onroerende nalatenschap betaling vervolgen op de goederen van de gemeenschap, hetzij de nalatenschap door de man verkregen is, hetzij die door de vrouw verkregen is en de laatstgenoemde met toestemming van haar man aanvaard heeft; een en ander behoudens de wederzijdse vergoedingen.

    Hetzelfde geldt ingeval de vrouw de nalatenschap slechts niet machtiging van de rechter aanvaard heeft, en het roerend goed niettemin met dat van de gemeenschap vermengd is geworden, zonder dat vooraf een boedelbeschrijving is opgemaakt.

    Art. 1417. Indien de vrouw, in geval van weigering van de man, de nalatenschap slechts met machtiging van de rechter aanvaard heeft en een boedelbeschrijving werd opgemaakt, kunnen de schuldeisers alleen betaling vervolgen op de roerende en de onroerende goederen van die nalatenschap en, ingeval deze goederen ontoereikend...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT