Ordonnantie tot invoering van een huisvestingstoelage in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de 21 décembre 2018

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2. Voor de toepassing van deze ordonnantie, wordt verstaan onder :

1° Code : de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode ;

2° Regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.

Art. 3. § 1. In artikel 2, § 1, 22°, van de Code worden de woorden " voor een maximumduur die bepaald wordt in deze ordonnantie " vervangen door de woorden " bestemd voor een bewoning met een maximale duur van achttien maanden ".

§ 2. Artikel 2, § 1, van de Code wordt aangevuld met de bepalingen onder 36° en 37°, luidende :

" 36° Huurbesluit : het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en door de openbare vastgoedmaatschappijen ;

37° IRISBOX : het elektronisch loket dat op de website https://irisbox.irisnet.be toegankelijk is. ".

HOOFDSTUK 2. - De huisvestingstoelage

Art. 4. § 1. De artikelen 165, 166 en 168, 6°, van de Code worden opgeheven.

§ 2. Titel VIII, hoofdstuk I, van de Code wordt aangevuld met een afdeling 4 die de artikelen 170/1 tot 170/20 bevat, luidende :

" Afdeling 4. - De huisvestingstoelage

Onderafdeling 1. - Definities

Artikel 170/1

Voor de toepassing van deze afdeling verstaat men onder :

1° Huurprijs : de prijs die maandelijks voor het gebruik van de woning betaald wordt, met uitzondering van de sommen die krachtens ieder bijkomend contract verschuldigd zijn zoals die in verband met de garages of in het kader van heffingen voor leveringen en diensten en provisies ;

2° Inkomsten : de globaal en afzonderlijk belastbare inkomsten van alle meerderjarige gezinsleden.

De Regering bepaalt de methode voor de berekening van de inkomsten ;

3° Gezinsinkomsten : de geglobaliseerde inkomsten van alle meerderjarige gezinsleden ;

4° Persoon ten laste : de persoon ten laste zoals bepaald door artikel 136 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 waarbij één persoon erkend als gehandicapte gelijk is aan twee personen ten laste ;

5° Persoon die het statuut van dakloze verliest : de persoon die :

a) ofwel de verhoging van het leefloon genoten heeft toegekend met toepassing van artikel 14, § 3, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie ;

b) ofwel de installatiepremie genoten heeft toegekend met toepassing van artikel 57bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ;

c) ofwel in het bezit is van een attest van het O.C.M.W., ondertekend door de voorzitter of de secretaris, dat verklaart dat hij het statuut van dakloze verliest door het betrekken van een woning ;

6° Persoon met een handicap : de persoon erkend als dusdanig in artikel 135 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ;

7° Persoon die erkend is als slachtoffer van partner- of intrafamiliaal geweld : de persoon die een verblijf gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verlaten heeft en die het voorwerp uitmaakt van een begeleiding, aangeboden door een ambulante dienst of binnen een erkend opvangtehuis, vanwege feiten van partner- of intrafamiliaal geweld.

De Regering stelt de voorwaarden waarin het bewijs van de geweldfeiten geleverd wordt en de toelaatbare bewijsmiddelen vast ;

8° Begeleid zelfstandig wonende minderjarige : de persoon jonger dan 18 jaar die een opvolgingsmaatregel geniet in het kader van begeleid zelfstandig wonen bepaald door de diensten die bevoegd zijn voor jeugdhulpverlening, vastgesteld door de jeugdrechtbank of beslist door het O.C.M.W. ;

9° In huur genomen woning : de woning die door de aanvrager of begunstigde bewoond en gehuurd wordt door middel van een huurovereenkomst voor een hoofdverblijfplaats op naam van de aanvrager of van de begunstigde of van zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende op het moment van de indiening van de aanvraag of van de verlenging ervan ;

10° Aanvrager : de persoon die in overeenstemming met de bepalingen van deze afdeling een aanvraag voor de toekenning of de verlenging van de huisvestingstoelage indient ;

11° Begunstigde : de aanvrager aan wie een huisvestingstoelage in overeenstemming met de bepalingen van deze afdeling toegekend is ;

12° Datum van inhuurneming : de datum van intrede in de gehuurde woning zoals vastgesteld in de huurovereenkomst of, bij ontstentenis, de datum waarop de aanvrager zich in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister op het adres van de gehuurde woning ingeschreven heeft of, bij ontstentenis van dergelijke inschrijving, de datum van ondertekening van de huurovereenkomst ;

13° Geschikte woning : de woning die overeenstemt met de geschiktheidsnormen die door de Regering bepaald zijn in uitvoering van onderhavige afdeling ;

14° Aangepaste woning : de woning die specifiek ingericht is om te beantwoorden aan de noodwendigheden die voortvloeien uit de handicap van de aanvrager of van het betreffende lid van zijn gezin opdat hij er zonder belemmeringen toegang tot krijgt en erin kan bewegen evenals volledig zelfstandig van alle functies van de woning gebruik kan maken ;

15° De ongeschikte woning : de woning die :

a) ofwel het voorwerp vormt van een beslissing van verbod om haar nog verder te huur aan te bieden, te verhuren of te laten bewonen, genomen op basis van artikel 7, § 1, vijfde lid, of § 3, zevende lid, of § 5 ;

b) ofwel aanwijzingen van grote gebreken vertoont ten aanzien van de normen die op basis van artikel 4 bepaald zijn. De Regering bepaalt welke aanwijzingen van grote gebreken in het kader van deze definitie gemeld kunnen worden ;

c) ofwel deel uitmaakt van een besluit van de burgemeester dat haar tijdelijk of definitief als onbewoonbaar of overbevolkt erkent, beslist na de datum van de aanvang van de huur ;

d) ofwel deel uitmaakt van een onteigeningsbesluit of een vergunning tot afbraak ;

e) ofwel na bezoek erkend is als zijnde niet overeenkomstig de geschiktheidsnormen die door de Regering bepaald zijn in uitvoering van deze afdeling :

i) door de afgevaardigden van het Bestuur ;

ii) door de ambtenaren van de gemeenten of van de O.C.M.W.'s, op basis van een verslag waarvan het model door de Regering vastgesteld is ;

16° Het Bestuur : het bestuursorgaan dat door de Regering is aangesteld om de aanvragen van huisvestingstoelagen te onderzoeken, ze toe te wijzen en de goede toepassing van deze afdeling te controleren.

Artikel 170/2

§ 1. Binnen de perken van de middelen die hiertoe in de uitgavenbegroting van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel ingeschreven zijn, wordt een huisvestingstoelage door het Bestuur verleend.

De huisvestingstoelage is samengesteld uit enerzijds een huurstoelage en anderzijds een verhuistoelage.

§ 2. De huurtoelage beoogt om een deel van de huurprijs die door de aanvrager gedragen wordt, te bekostigen.

§ 3. De verhuistoelage beoogt de aanvrager die binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verhuisd is, te steunen.

Ze kan maar één keer verkregen worden. Ze kan met de huurtoelage gecumuleerd worden.

Onderafdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden van de huisvestingstoelage

Artikel 170/3. - Gemeenschappelijke voorwaarden van de twee vormen van toelagen.

§ 1. Om een huurvestingtoelage te verkrijgen, moeten de voorwaarden die in de paragrafen 2 en 3 opgenomen zijn cumulatief door de aanvrager nageleefd worden. De naleving van deze voorwaarden wordt zowel op het moment van de toekenning als van de verlenging en de overmaking van de toelage nagekeken.

§ 2. De voorwaarden met betrekking tot de aanvrager :

1° de aanvrager moet minstens 18 jaar zijn, ontvoogd zijn of een begeleid zelfstandig wonende minderjarige zijn ;

2° onverminderd de toepassing van artikel 170/5, § 2, moet de aanvrager deel uitmaken van een gezin dat beschikt over inkomsten die lager dan of gelijk zijn aan de grenzen bedoeld in artikel 14, § 1, 2° of 3°, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

De Regering kan de bovenvermelde grenzen aanpassen.

De in aanmerking te nemen inkomsten zijn de inkomsten van de gezinsleden die tijdens het op twee na laatste jaar die de indiening van de aanvraag voorafgaat, ontvangen zijn, zoals ze op hun respectievelijke aanslagbiljetten staan.

In geval van overschrijding van de grenzen zullen evenwel de inkomsten van de gezinsleden in aanmerking genomen worden die gedurende het voorlaatste jaar dat de indiening van de aanvraag voorafgaat, ontvangen zijn, zoals ze op hun respectievelijke aanslagbiljetten staan, op voorwaarde dat ze op de dag van indiening van de aanvraag beschikbaar zijn.

Enkel de inkomsten van de personen die op 1 januari van het referentiejaar meerderjarig zijn, zullen in aanmerking genomen worden ;

3° de aanvrager noch een van zijn gezinsleden mag in volle eigendom, in erfpacht, opstalrecht of in vruchtgebruik over een voor huisvesting bestemd onroerend goed beschikken ;

4° de aanvrager toont ten laatste op de dag van de indiening van de aanvraag een domiciliëring in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister op het adres van de woning aan.

§ 3. De voorwaarden betreffende de in huur genomen woning :

1° de woning wordt gehuurd door middel van een geregistreerde huurovereenkomst voor een hoofdverblijfplaats ;

2° de woning is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen ;

3° de woning mag niet toebehoren aan een bloed- of aanverwant tot de derde graad van de aanvrager of van een van zijn gezinsleden ;

4° de woning mag geen transitwoning zijn ;

5° de woning is een geschikte woning.

Artikel 170/4. - Bijzondere voorwaarden...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT