12 MEI 2014. - Wet tot oprichting van de Dienst voor de bijzondere socialezekerheidsstelsels

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Definities

Art. 2

Voor de toepassing van onderhavige wet wordt verstaan onder :

  1. ) "de Dienst" : de openbare instelling van sociale zekerheid bedoeld in artikel 3;

  2. ) "Beheerscomité" : een beheerscomité zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg;

  3. ) "provinciale en plaatselijke besturen" :

    - de provincies;

    - de openbare instellingen die van de provincies afhangen;

    - de gemeenten;

    - de openbare instellingen die afhangen van de gemeenten;

    - de verenigingen van gemeenten;

    - de O.C.M.W.'s;

    - de verenigingen van O.C.M.W.'s;

    - de openbare instellingen die afhangen van de O.C.M.W.'s;

    - de agglomeraties en federaties van gemeenten;

    - de openbare instellingen die afhangen van de agglomeraties en van de federaties van gemeenten;

    - de lokale politiezones, opgericht op basis van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;

    - de prezones en de hulpverleningszones opgericht op basis van de wet van 15 mei 2007 houdende civiele veiligheid;

    - de Franse Gemeenschapscommissie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie;

    - de gewestelijke economische instellingen bedoeld in de hoofdstukken II en III van de kaderwet van 15 juli 1970 houdende organisatie van de planning en economische decentralisatie, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 1983 van de Waalse Gewestraad, de ordonnantie van 20 mei 1999 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het decreet van de Vlaamse Raad van 27 juni 1985;

    - "Net Brussel, Gewestelijk Agentschap voor Netheid";

    - de "Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp";

    - de verenigingen van meerdere hierboven vermelde instellingen;

    - de VZW "Vlaamse Operastichting" voor de personeelsleden die vast benoemd waren bij de Intercommunale "Opera voor Vlaanderen" en met behoud van hun statuut zijn overgenomen.

    De Koning kan andere instellingen toevoegen aan de in het eerste lid, 3°) vervatte lijst van besturen. Hij kan deze lijst wijzigen teneinde rekening te houden met de wetsbepalingen die voor de in het eerste lid, 3°) genoemde instellingen van toepassing zijn.

    HOOFDSTUK 3. - Oprichting van de Dienst

    Art. 3

    Er wordt onder de benaming "Dienst voor de bijzondere socialezekerheidsstelsels" (DIBISS) een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht.

    De Dienst is een openbare instelling van sociale zekerheid in de zin van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

    De Dienst heeft zijn zetel in een van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Met het akkoord van de minister tot wiens bevoegdheid Sociale Zaken behoort, kan hij regionale kantoren oprichten in andere gemeenten.

    HOOFDSTUK 4. -Beheer van de Dienst

    Afdeling 1. - Paritair beheer

    Art. 4

    De Dienst wordt in functie van de betreffende opdracht door één van de volgende beheerscomités beheerd :

    1) Het "Beheerscomité van de sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke besturen" is bevoegd voor de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 10 tot 23 en 27.

    Dit beheerscomité is samengesteld uit een voorzitter en veertien leden die alleen stemgerechtigd zijn.

    De voorzitter wordt benoemd op voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid Sociale Zaken behoort.

    Zes leden vertegenwoordigen de plaatselijke besturen. Drie ervan worden benoemd op voordracht van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), twee op voordracht van de "Union des Villes et Communes de Wallonie" en één op voordracht van de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    Eén lid vertegenwoordigt de provincies. Hij wordt opeenvolgend benoemd op voordracht van de Vereniging van de Vlaamse Provincies en op voordracht van de "Association des Provinces wallonnes".

    Zeven leden vertegenwoordigen de werknemers van de provinciale en de plaatselijke sector en worden benoemd op voordracht van de representatieve werknemersorganisaties die in Comité C zitting hebben.

    2) Het "Beheerscomité van de Overzeese Sociale Zekerheid" is bevoegd voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 28.

    Dit beheerscomité is samengesteld uit een voorzitter en twaalf leden.

    De voorzitter wordt benoemd op voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid Sociale Zaken behoort.

    Twee leden worden benoemd op voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid Ontwikkelingssamenwerking behoort.

    Vijf leden worden benoemd op voordracht van de representatieve werkgeversorganisaties.

    Vijf leden worden benoemd op voordracht van de representatieve werknemersorganisaties.

    Enkel deze tien laatste leden zijn stemgerechtigd.

    3) Het "Algemeen Beheerscomité van de Dienst" is bevoegd voor de materies bedoeld in de artikelen 29, 38 en 48, en in het algemeen voor alles wat betrekking heeft op de personeelsleden en de ondersteuningsdiensten van de Dienst.

    In dit comité hebben de stemgerechtigde leden van de beheerscomités bedoeld onder 1) en 2) zitting.

    Het comité wordt voorgezeten door de voorzitter van het Beheerscomité bedoeld onder 1).

    De voorzitter van het Beheerscomité bedoeld onder 2) woont de vergaderingen van het comité bij als niet-stemgerechtigd lid.

    4) Het Beheerscomité "Maribel" bedoeld in artikel 35, § 5, C, 2°, tweede lid van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers is bevoegd voor de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 24 en 25.

    Dit beheerscomité is samengesteld uit een voorzitter en effectieve leden, zoals bepaald in artikel 35 van voormelde wet van 29 juni 1981, die alleen stemgerechtigd zijn.

    5) Het "Beheerscomité van de Gemeenschappelijke sociale dienst" is bevoegd voor de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 30 tot 37.

    Dit beheerscomité is samengesteld uit een voorzitter en zes leden die alleen stemgerechtigd zijn.

    De voorzitter is de voorzitter van het "Beheerscomité van de sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke besturen" of zijn vertegenwoordiger.

    Drie leden vertegenwoordigen de representatieve werkgeversorganisaties die in het Beheerscomité van de sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke besturen zitting hebben.

    Drie leden vertegenwoordigen de representatieve werknemersorganisaties die in het Beheerscomité van de sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke besturen zitting hebben.

    Alle leden moeten behoren tot representatieve organisaties die besturen vertegenwoordigen die bij de Gemeenschappelijke sociale dienst aangesloten zijn.

    Art. 5

    § 1. De voorzitter en de leden van de beheerscomités bedoeld in artikel 4, 1), 2), 3) en 5 worden door de Koning benoemd voor een duur van zes jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.

    De voorzitter en de leden van het Beheerscomité bedoeld in artikel 4, 4) worden benoemd door de voogdijministers voor een duur van vier jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.

    In geval van overlijden, ontslag of afzetting van een lid bedoeld in het eerste of tweede lid zal het nieuwe lid het mandaat vervolledigen van degene die hij opvolgt.

    § 2. Voor ieder beheerscomité bedoeld in artikel 4, 1), 2) en 4) wordt op gezamenlijke voordracht van de betrokken voogdijministers een regeringscommissaris benoemd door de Koning.

    Voor de beheerscomités bedoeld in artikel 4, 3) en 5) is de regeringscommissaris die de voogdijministers vertegenwoordigt, de regeringscommissaris die voor het Beheerscomité bedoeld in artikel 4, 1) is benoemd.

    § 3. Voor ieder beheerscomité bedoeld in artikel 4, 1) en 2) wordt op voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de Begroting behoort, een regeringscommissaris van Begroting benoemd door de Koning.

    Voor de beheerscomités bedoeld in artikel 4, 3), 4) en 5) is de regeringscommissaris van Begroting, de regeringscommissaris die voor het Beheerscomité bedoeld in artikel 4, 1) is benoemd.

    § 4. De regeringscommissarissen van het beheerscomité bedoeld in artikel 4, 3) zijn bevoegd voor het opmaken en het opvolgen van de begroting en de bestuursovereenkomst. Ze overleggen met de regeringscommissarissen van de andere beheercomités over de problemen die deze comités betreffen.

    Art. 6

    Op advies van het Beheerscomité bedoeld in artikel 4, 1) of 2) kan de Koning binnen de Dienst één of meerdere technische comités oprichten zoals bedoeld in artikel 7 van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg. Deze technische comités zijn ermee belast om dit beheerscomité in te lichten bij het vervullen van zijn opdracht.

    Art. 7

    De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de samenstelling van de technische comités bedoeld in artikel 6, de nadere regels met betrekking tot de aanduiding van hun leden en hun plaatsvervangers, en de werking van deze comités.

    Art. 8

    § 1. Voor elk beheerscomité bedoeld in artikel 4 bepaalt een huishoudelijk reglement dat wordt opgesteld door het beheerscomité en goedgekeurd door de voogdijministers de werkwijze van het beheerscomité, de bevoegdheden van de administrateur-generaal en de voorwaarden waaronder het beheerscomité bepaalde van zijn bevoegdheden kan overdragen aan technische comités die het binnen de Dienst opricht of aan ambtenaren van de Dienst.

    § 2. De Koning bepaalt het bedrag van de vergoedingen en het presentiegeld toegekend aan de voorzitters en de leden van de beheerscomités bedoeld in artikel 4.

    Tot de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT