Omzendbrief OMG/W 2020/3: betreffende de impact van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen op de sociale huisvestingsmaatschappijen, de 24 avril 2020

Artikel M.

INHOUD

  1. Algemeen

    De sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM's), vermeld onder titel V, hoofdstuk IIbis van de Vlaamse Wooncode, zijn de bevoorrechte uitvoerders van het periodieke en beleidsmatige investeringsprogramma voor woonprojecten.

    Zij streven de verwezenlijking van het recht op wonen na door hun activiteiten in te passen in de bijzondere doelstellingen van artikel 4 van de Vlaamse Wooncode. Ze voeren alle verrichtingen uit die uitdrukkelijk verband houden met hun opdracht en met de andere aspecten van het sociale woonbeleid waaraan ze krachtens een decreet of een besluit van de Vlaamse regering moeten of kunnen meewerken. Hun verrichtingen worden gecoördineerd en geïntegreerd in het gewestelijke en gemeentelijke woonbeleid.

    Omwille van de niet-commerciële sociale doelstellingen waartoe de sociale woonorganisaties zijn gehouden, heeft de decreetgever met de Vlaamse Wooncode voorzien in een aangepast organiek kader, onder meer wat de rechtsvorm betreft. Zo heeft de decreetgever er onder het toen geldende vennootschaps-, handels- en insolventierecht principieel voor geopteerd om de SHM's voor hun rechtsvorm de keuzemogelijkheid te laten tussen een coöperatieve of naamloze vennootschap, met behoud van het burgerlijk karakter van de vennootschap en met dien verstande dat de vennootschap verplicht een sociaal oogmerk diende te hebben. De verplichting om in elk geval de variant van de vennootschap met een sociaal oogmerk aan te nemen (VSO), impliceerde meteen dat de vennootschap "niet [mocht] gericht zijn op de verrijking van [haar] vennoten" (art. 661 van het Wetboek van vennootschappen ("W.Venn.")), gelet op de doelstelling van algemeen belang en op artikel 23, derde lid 3° Gw. dat het recht op huisvesting waarborgt (en de daarin vervatte standstill). De decreetgever heeft verder uiteraard rekening gehouden met het federale vennootschapsrecht, maar week, bij de juridische vormgeving van de SHM's, op een aantal vlakken af van dat federale vennootschapsrecht, met inbegrip van dwingende bepalingen ervan. Dat was onvermijdelijk gelet op de opdracht van algemeen belang van de SHM's, alsook het daarmee gepaard gaande vereiste toezicht van de Vlaamse overheid op de SHM's in dat verband.

    Over de periode 2017-2019 heeft de federale overheid het ondernemingsrecht en het vennootschapsrecht grondig gewijzigd. In dat kader werd o.m. het W.Venn. met ingang van 1 mei 2019 vervangen door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen ("WVV"). De coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ("CVBA") wordt omgevormd naar de coöperatieve vennootschap ("CV"), met een beperktere specialiteit (enkel "eigenlijke" coöperaties, d.w.z. coöperaties die aan de ICA-beginselen (1) voldoen, kunnen nog de vorm van een CV aannemen). De vennootschappen met een sociaal oogmerk worden afgeschaft en in de plaats komt een mogelijke erkenning, door de federale minister bevoegd voor Economie, van - uitsluitend - CV's als sociale onderneming. Het onderscheid tussen burgerlijke en handelsvennootschappen werd in het kader van de hervorming van het ondernemingsrecht al in 2018 afgeschaft.

    Nieuwe SHM's die worden opgericht zullen zich in regel moeten stellen met de nieuwe regels van het WVV. Dat is ook het geval voor de bestaande SHM's die na 1 januari 2020 om welke reden ook hun statuten wijzigen gelet op het overgangsrecht opgenomen in artikel 39 van de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen ("de Invoeringswet"). Krachtens datzelfde artikel 39 zijn de dwingende bepalingen van het WVV overigens op hen van toepassing sinds 1 januari 2020.

    Sinds 1 januari 2020, en a fortiori wanneer SHM's hun statuten willen aanpassen aan de nieuwe regels onder het WVV, dreigen incongruenties te ontstaan tussen het nieuwe federale vennootschapsrecht en de bestaande Vlaamse erkenningsvoorwaarden voor SHM's die nog zijn ingebed in het oude vennootschaps- en ondernemingsrecht. Om dergelijke situaties en de daaruit voorvloeiende onduidelijkheden te voorkomen beoogt deze omzendbrief te verduidelijken welke aanpassingen aan de statuten van bestaande SHM's (ter gelegenheid van de eerstvolgende statutenwijziging) noodzakelijk zijn als gevolg van een samenlezing van de nieuwe regels van het federaal vennootschapsrecht en de bestaande Vlaamse erkenningsvoorwaarden voor SHM's, om de sector voor dergelijk juridisch vacuüm te behoeden en de continuïteit en de rechtszekerheid voor de sector te waarborgen.

    Er is thans een ruimere reflectie aan de gang...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT