Omzendbrief betreffende het individueel en preventief betogingsverbod, ter aanvulling van omzendbrief OOP41, de 25 août 2022

Artikel M.

  1. Inleiding

    Betogingen brengen in hoofdzaak vreedzame betogers op de been. Helaas komt het ook voor dat enkelingen rel schoppen tijdens betogingen en doorgaans heel wat schade veroorzaken. Dit brengt het recht op vreedzaam betogen in het gedrang en kan niet worden getolereerd.

    De Ministeriële omzendbrief OOP41 van 31 maart 2014 betreffende de operationalisering van het referentiekader CP 4 over het genegotieerd beheer van de publieke ruimte n.a.v. gebeurtenissen die de openbare orde aanbelangen, brengt de bestaande wetgeving inzake openbare orde en het referentiekader voor genegotieerd beheer van de publieke ruimte in herinnering en licht het verder toe. De omzendbrief OOP41 behandelt de verantwoordelijkheden van de overheden en van de politiediensten, beschrijft de goede praktijken inzake overleg, coördinatie en afspraken met de organisator van een evenement en benadrukt het belang van informatie, risicoanalyse en een de-escalerende aanpak.

    Voorliggende omzendbrief betreft een aanvulling op omzendbrief OOP41 en verduidelijkt de mogelijkheid voor burgemeesters om een individueel en preventief betogingsverbod op te leggen aan bepaalde relschoppers in het kader van een betoging.

  2. Het recht om (vreedzaam) te betogen

    In ons land beschikt de burger over enkele fundamentele grondrechten, die zowel in de Grondwet (hierna: "GW") als op internationaal niveau worden gewaarborgd. Dergelijke grondrechten vormen de fundamenten van onze democratische rechtstaat.

    Het recht om te betogen is gebaseerd op twee van deze grondrechten. Het betreft het recht op vrije meningsuiting (art. 19 GW en art. 10 EVRM(1)) en het recht op vrijheid van vergadering (art. 26 GW en art. 11 EVRM).

    Artikel 19 GW luidt als volgt:

    "De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd{/art}."

    Artikel 10 EVRM luidt als volgt:

    "1. Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio-, omroep-, bioscoop of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.

    1. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen".

      Artikel 26 GW luidt als volgt:

      "De Belgen hebben het recht vreedzaam en ongewapend te vergaderen, mits zij zich gedragen naar de wetten, die het uitoefenen van dit recht kunnen regelen zonder het echter aan een voorafgaand verlof te onderwerpen.

      Deze bepaling is niet van toepassing op bijeenkomsten in de open lucht die ten volle aan de politiewetten onderworpen blijven".

      Artikel 11 EVRM luidt als volgt:

      "1. Eenieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen.

    2. De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door leden van de Krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat."

      Bovenvermelde...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT