11 NOVEMBER 2002. - Wet betreffende de hulpofficieren van de krijgsmacht (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen, en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet :

  1. is de hulpofficier piloot, de hulpofficier houder van het brevet van piloot of van het hoger brevet van piloot;

  2. is de kandidaat-hulpofficier piloot, de kandidaat-hulpofficier die tijdens zijn opleidingscyclus de opleiding volgt totdat het brevet van piloot of het hoger brevet van piloot behaalt :

  3. is de hulpofficier ATC, de hulpofficier houder van het brevet van luchtverkeersleider;

  4. is de kandidaat-hulpofficier ATC, de kandidaat-hulpofficier die tijdens zijn opleidingscyclus de opleiding volgt om het brevet van luchtverkeersleider te behalen;

  5. moet telkens als « de wet van 23 december 1955 » wordt vermeld, worden verstaan « de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren »;

  6. moet telkens als « de wet van 16 maart 2000 » wordt vermeld, worden verstaan « de wet van 16 maart 2000 betreffende het ontslag van bepaalde militairen en de verbreking van de dienstneming of wederdienstneming van bepaalde kandidaat-militairen, de vaststelling van de rendementsperiode en het terugvorderen door de staat van een deel van de door de staat gedragen kosten voor de vorming en van een gedeelte van de tijdens de vorming genoten wedden ».

    Art. 3. De hulpofficier piloot behoort tot een van de volgende korpsen :

  7. het korps van het varend personeel;

  8. het korps van het licht vliegwezen.

    De hulpofficier ATC behoort tot het korps van het niet-varend personeel.

    Art. 4. Behoudens indien zij onverenigbaar zijn met de bepalingen van deze wet, zijn alle bepalingen van de wet van 23 december 1955 van toepassing op de hulpofficier piloot.

    De artikelen 2, 3, 3bis , 4, 5, 5bis , 6, 7 en 9, §§ 1, 2 en 2bis , de artikelen 10bis , 11bis en 15 van de wet van 23 december 1955, zijn toepasselijk op de hulpofficier ATC.

    Behoudens indien zij onverenigbaar zijn met de bepalingen van deze wet, zijn alle bepalingen van de wet van 16 maart 2000, betreffende de hulpofficieren toepasselijk op de hulpofficier piloot of ATC.

    Art. 5. § 1. Voor de normale recrutering van de kandidaat-hulpofficieren piloten en ATC, bepaalt de minister van Landsverdediging, per korps bedoeld in artikel 3, het aantal kandidaat-hulpofficieren, piloten of ATC, die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 3 van de wet van 23 december 1955, dat kan aanvaard worden.

    § 2. Een specifieke recrutering kan evenwel worden georganiseerd door de kandidaat-hulpofficieren piloten die, niet alleen voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de wet van 23 december 1955, maar ook titularis zijn van bepaalde luchtvaartkwalificaties verworven voorafgaand aan hun aanvaardingsdatum.

    De minister van Landsverdediging bepaalt per korps bedoeld in artikel 3,het aantal kandidaten bedoeld in het eerste lid die kunnen worden aanvaard.

    De minister van Landsverdediging bepaalt in een reglement de luchtvaartkwalificaties bedoeld in het eerste lid.

    Art. 6. De kandidaat, titularis van de luchtvaartkwalificaties bedoeld in artikel 5, § 2, derde lid, is...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT