Ministerieel besluit tot vaststelling van de handleiding voor de evaluatie van de graad van verminderde zelfredzaamheid, de 19 juillet 2021

Artikel 1. De evaluatie van de graad van verminderde zelfredzaamheid, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, van het besluit van 28 januari 2021 tot uitvoering van de ordonnantie van 10 december 2020 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, gebeurt aan de hand van de als bijlage gevoegde handleiding.

Art. 2. Dit ministerieel besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022.

BIJLAGE.

Art. N. Bijlage. Handleiding voor de evaluatie van de graad van verminderde zelfredzaamheid

  1. Algemeen:

    Voor de evaluatie van de graad van verminderde zelfredzaamheid worden niet de stoornissen of ziekten zelf gemeten, maar de gevolgen ervan voor de volgende factoren:

    1. verplaatsingsmogelijkheden;

    2. mogelijkheden om zijn voedsel te nuttigen of te bereiden;

    3. mogelijkheid om voor zijn persoonlijke hygiëne te zorgen en zich te kleden;

    4. mogelijkheid om zijn woning te onderhouden en huishoudelijk werk te verrichten;

    5. mogelijkheid om te leven zonder toezicht, zich bewust te zijn van gevaar en gevaar te kunnen vermijden;

    6. mogelijkheid tot communicatie en sociaal contact.

    Om het even welke:

    - lichamelijke stoornissen;

    - psychologische stoornissen;

    - cognitieve stoornissen;

    - zintuiglijke stoornissen;

    - gedragsstoornissen

    - chronische ziektes;

    - de begunstigde, afzonderlijk of gecombineerd, vertoont, moeten deze factoren geëvalueerd en gequoteerd worden.

    Voor elke factor zal de arts of het multidisciplinair team, dat bestaat uit minstens één arts, de gevolgen evalueren van alle stoornissen of ziekten die de begunstigde heeft.

    Het feit dat de begunstigde in een instelling verblijft, betekent niet dat zijn of haar stoornissen of ziekten met gevolgen voor de zelfredzaamheid zijn opgelost, maar kan reeds een aanwijzing zijn voor het bestaan van een verminderde zelfredzaamheid. Ook mag de bijzondere situatie van de begunstigde op het moment van de evaluatie niet doorslaggevend zijn om de graad van verminderde zelfredzaamheid vast te stellen. Het is de gemiddelde situatie die moet worden geëvalueerd.

    Zowel bij de eerste als bij de volgende evaluatie wordt erop toegezien dat de verbetering van de graad van verminderde zelfredzaamheid niet bestraft wordt, op voorwaarde dat die verbetering voortvloeit uit de inspanningen van de begunstigde zelf, van het gebruik van technische hulpmiddelen of van prothesen of van eender welke vorm van dienstverlening aan de begunstigde.

    Aangezien het gebruikte meetinstrument in staat moet zijn de gevolgen van elke stoornis of ziekte te meten, moet er bij het beantwoorden van de vragen over de factoren zoveel mogelijk aandacht worden besteed aan de bijzonderheden van elk type stoornis of ziekte. Bovendien moet men zich baseren op een gemiddelde situatie van een persoon van dezelfde leeftijdscategorie.

    In de praktijk is de evaluatie van de graad van verminderde zelfredzaamheid gebaseerd op de analyse van verschillende documenten over de medische situatie en de zelfredzaamheid van elke begunstigde. Als dat voor de vaststelling van de verminderde zelfredzaamheid nodig is, wordt de begunstigde opgeroepen voor een onderzoek. Het is heel goed mogelijk dat de beslissing betreffende de graad van verminderde zelfredzaamheid uitsluitend wordt genomen op basis van documenten.

    De beslissing na de evaluatie wordt opgetekend in een verslag, dat op verzoek van de begunstigde of zijn behandelend arts beschikbaar is.

    De in aanmerking te nemen factoren I tot en met VI worden weergegeven in de medisch-sociale schaal.

    Voor elke factor kunnen, op basis van de stoornissen en ziekten die de begunstigde vertoont, vier mogelijke antwoorden worden gegeven, namelijk:

    - geen moeilijkheden, geen bijzondere inspanning en geen bijzondere hulpmiddelen: 0 punten worden toegekend;

    - beperkte moeilijkheden of beperkte bijkomende inspanning of beperkt beroep op bijzondere hulpmiddelen: 1 punt wordt toegekend;

    - grote moeilijkheden of een grote bijkomende inspanning of uitgebreid beroep op bijzondere hulpmiddelen: 2 punten worden toegekend;

    - onmogelijk zonder hulp van derden, zonder opvang in een aangepaste voorziening of zonder volledig aangepaste omgeving: 3 punten worden toegekend.

    Voor elke factor kan de evaluatie worden gemotiveerd door rekening te houden met de vraag of de factor al dan niet kan worden uitgeoefend, maar ook met de snelheid waarmee dit gebeurt, de inspanningen en de moeite die ermee gepaard gaan, met het gebruik van prothesen of technische hulpmiddelen of enige vorm van dienstverlening aan de begunstigde en met de vraag of er al dan niet permanent hulp van anderen nodig is.

    De toegekende punten worden samengeteld en naar gelang van dit totaal behoort de begunstigde tot een van de categorieën zoals vermeld in artikel 8 van de ordonnantie van 10 december 2020 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden.

  2. Medisch-sociale schaal:

    Elk van de zes factoren (I tot en met VI) moet worden geëvalueerd voor alle categorieën van begunstigden, ongeacht of zij lichamelijke, psychologische, cognitieve, zintuiglijke of gedragsstoornissen of een chronische ziekte vertonen.

    Voor ieder van de zes factoren wordt de verminderde zelfredzaamheid geëvalueerd op één of meer van de volgende vlakken:

    - op motorisch vlak;

    - op energievlak;

    - op psychisch en cognitief vlak;

    - op zintuiglijk vlak en op het vlak van taalstoornissen;

    - op het vlak van de benodigde bijzondere zorg of van de bijzondere situaties van de begunstigde of andere.

    Binnen eenzelfde factor mogen de punten die op de verschillende vlakken toegekend worden niet opgeteld...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT