Ministeriële omzendbrief nr. 1/2007 betreffende de wetten van 15 mei 2006 en 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd., de 7 mars 2007

Artikel M. (Om technische redenen wordt dit besluit onderverdeeld in fictieve artikelen M1 - M5).

Art. M1. Herstelrechtelijk aanbod.

De bepalingen betreffende de bemiddeling en het herstelgericht groepsoverleg zoals hieronder verduidelijkt, treden in werking op 2 april 2007. Deze werden reeds aangekaart in de ministeriële omzendbrief nr. 1/2006 betreffende de wetten van 15 mei 2006 en 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad d.d. 29 september 2006.

Er werd ook een samenwerkingsakkoord uitgewerkt dat de uitbouw beoogt van een structurele samenwerking tussen de betrokken diensten van de Federale Overheidsdienst Justitie en de Gemeenschappen. Deze samenwerking vindt plaats in het kader van de uitvoering van het herstelrechtelijk aanbod (organisatie en financiering), als bedoeld in de artikelen 37bis tot 37quinqies, 45quater en 52quinqies van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, zoals gewijzigd door de wetten van 15 mei 2006 en 13 juni 2006.

Deze omzendbrief wil meer informatie bieden over het opzetten van deze twee vormen van herstelgerichte aanpak.

In tegenstelling tot de bemiddeling, is het herstelgericht groepsoverleg zowel gericht op herstel ten aanzien van het slachtoffer als op een reactie ten behoeve van de maatschappij. Hiertoe voegt de jongere een intentieverklaring bij het akkoord waarin een herstelgericht groepsoverleg resulteert, waarin wordt uitgelegd welke concrete stappen hij zal ondernemen om enerzijds de relationele en materiële schade, alsook de schade aan de gemeenschap te herstellen en anderzijds verdere feiten in de toekomst te voorkomen (art. 37quater, § 1, lid 1, van de wet van 8 april 1965).

1.1 Bemiddeling

A Op parketniveau :

A.1 Algemeen

De bemiddeling laat aan een persoon die zijn betrokkenheid bij het als misdrijf omschreven feit niet ontkent, aan de personen die ten aanzien van hem het ouderlijk gezag uitoefenen, aan de personen die hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, alsook aan het slachtoffer (indien deze minderjarig is, dan worden ook zijn ouders en/of de burgerrechtelijk aansprakelijke personen uitgenodigd) toe om, samen en met de hulp van een onpartijdige bemiddelaar onder meer aan de materiële en relationele gevolgen van een als misdrijf omschreven feit tegemoet te komen.

Een onafhankelijke bemiddelaar brengt een communicatieproces op gang tussen het slachtoffer en de jongere. De aandacht gaat uit naar het herstel van de schade van het slachtoffer. De jongere neemt actief zijn verantwoordelijkheid op in het herstel van de schade, die zowel van financiële als immateriële aard kan zijn. Mogelijks komen de betrokkenen, samen via een gesprek waarin directe vragen kunnen worden gesteld en ervaringen kunnen worden uitgewisseld, tot een afhandeling van de zaak.

Het feit dat tussen de partijen geen akkoord wordt bereikt, betekent evenwel niet noodzakelijk dat de bemiddeling is mislukt. Ondanks het feit dat de betrokkenen het uiteindelijk niet eens werden over een overeenkomst, kan de bemiddeling niettemin nuttig geweest zijn. Het slachtoffer kan bijv. een antwoord gekregen hebben op zijn vragen en de jongere kan bijv. een duidelijker beeld gekregen hebben van de gevolgen van het gepleegde feit (1).

( (1) I. VANFRAECHEM, Herstelgericht groepsoverleg in Vlaanderen. Verslag van een wetenschappelijk begeleid pilootproject, KULeuven, nov. 2002-okt. 2003, p.8. )

A.2 Voorwaarden

Opdat de procureur des Konings een bemiddeling zou kunnen voorstellen, moet ingevolge art. 45quater § 1, lid 2 van de wet van 1965, ingevoegd door art. 13 van de wet van 13 juni 2006 voldaan zijn aan volgende voorwaarden :

-er bestaan ernstige aanwijzingen van schuld;

- de betrokkene verklaart het als misdrijf omschreven feit niet te ontkennen;

- een slachtoffer is geïdentificeerd.uni 2006, kan een bemiddeling enkel plaatsvinden indien de personen die eraan deelnemen er uitdrukkelijk en zonder voorbehoud mee instemmen en dit blijven doen zolang de bemiddeling loopt.

A.3 Procedure

De procureur des Konings is niet verplicht om bemiddeling voor te stellen zodra hij vaststelt dat de voorwaarden daartoe vervuld zijn. Hij is er dan wel toe gehouden om in dat geval een doorverwijzing naar bemiddeling te overwegen (2).

( (2) Memorie van toelichting, Kamer, Doc.51-1467/001, p.39. )

De sinds 2006 tewerkgestelde parketcriminologen gezin-jeugd zullen ten aanzien van de magistraten een belangrijke rol spelen met het oog op een verantwoorde toepassing van dit subsidiariteitsbeginsel, vastgesteld in artikel 45quater, § 1, ingevoegd in de wet van 8 april 1965.

Hiertoe verlenen ze op vraag van de magistraten advies over de opportuniteit van een bemiddeling mits de voorwaarden, bepaald in voornoemd artikel 45quater, § 1, vervuld zijn.

Opdat de aanhangigmaking bij de jeugdrechtbank, rechtsgeldig zou zijn, moet de beslissing van de procureur des Konings om al dan niet te oriënteren naar een bemiddeling schriftelijk gemotiveerd zijn. Er wordt voorgesteld om op positieve wijze te motiveren, ook wanneer niet voor een bemiddeling wordt geopteerd, waarbij wordt uitgelegd waarom het parket meent dat maatregelen op jeugdrechtbankniveau zijn aangewezen.

Een dossier kan bijgevolg slechts aanhangig gemaakt worden bij de jeugdrechtbank indien de procureur des Konings de mogelijkheid tot voorstel van bemiddeling heeft onderzocht of schriftelijk motiveert waarom hij meent dat een maatregel - die tot de exclusieve bevoegdheid van de jeugdrechtbank behoort - zich opdringt.

De hieraan verbonden sanctie van onregelmatigheid geldt niet in de gevallen zoals bedoeld in art. 49, lid 2 van de wet van 8 april 1965, met name bij spoedeisend optreden van de onderzoeksrechter (3).

( (3) Art. 49, 2° van de wet van 8 april 1965 stelt dat: in spoedeisende gevallen kan de onderzoeksrechter ten aanzien van de persoon (die voor de leeftijd van 18 jaar een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd, zelfs indien de vordering van het openbaar ministerie wordt ingesteld nadat deze persoon de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt) een van de in artikel 52 bedoelde maatregelen van bewaring nemen, onverminderd de verplichting daarvan gelijktijdig en schriftelijk bericht te geven aan de jeugdrechtbank, die alsdan haar bevoegdheden uitoefent en binnen twee werkdagen uitspraak doet, overeenkomstig de artikelen 52ter en 52quater. )

Er bestaat discussie over de mogelijkheid voor de procureur des Konings om tegelijkertijd bemiddeling voor te stellen en de jeugdrechter te vatten. De wet sluit deze mogelijkheid, waarvan reeds gebruik wordt gemaakt in bepaalde arrondissementen, niet uit, waardoor het parket stelselmatig naar bemiddeling kan doorverwijzen - het is immers de meest responsabiliserende aanpak ten aanzien van de jongere - ook al lijken gerechtelijke vervolgingen en/of voorlopige maatregelen nodig.

Gelet op het feit dat een bemiddeling aanleiding kan geven tot verval van strafvordering, zou een dergelijke combinatie tot gevolg kunnen hebben dat het principe van de bemiddeling aan waarde inboet. Er dient te worden herhaald dat de jeugdrechter de mogelijkheid heeft om zelf een bemiddeling voor te stellen. Niets belet de procureur des Konings bovendien om in zijn vordering aan te geven dat, naast één of meerdere maatregelen, een voorstel tot bemiddeling opportuun is.

Uitgaande van de centrale rol die de wet aan de bemiddeling verleent en van het gegeven dat de wet de aangehaalde combinatie niet uitsluit, is deze niet verboden. De betrokken actoren worden evenwel verzocht om de best mogelijke toepassing van de wet van 8 april 1965 te waarborgen, waarbij voldoende rechtszekerheid voor elke betrokken persoon betracht dient te worden. Elke rolverwarring moet worden vermeden en een perfecte communicatie tussen parket en jeugdrechtbank dient, bij tussenkomst op twee verschillende niveaus ten aanzien van een zelfde als misdrijf omschreven feit, te worden verzekerd.

Indien de jongere van zijn vrijheid is beroofd, beslist de procureur des Konings binnen de 24 uur om de jongere desgevallend te oriënteren naar een bemiddelingsprocedure en om hetzij hem vrij te laten, hetzij de jeugdrechtbank te vatten teneinde maatregelen te vorderen.

Beslist de procureur des Konings om een bemiddeling voor te stellen, dan informeert hij ingevolge het nieuwe artikel 45quater § 1, lid 1 van de wet van 8 april 1965, zoals ingevoegd door art. 13 van de wet van 13 juni 2006, de persoon die ervan wordt verdacht een als misdrijf omschreven feit te hebben gepleegd, de personen die het ouderlijk gezag over hem uitoefenen, de personen die hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben en het slachtoffer schriftelijk over het feit dat zij daadwerkelijk kunnen deelnemen aan een bemiddeling. Zij hebben de mogelijkheid om zich te wenden tot een door de procureur des Konings aangewezen bemiddelingdienst. Deze wordt door de gemeenschappen georganiseerd of beantwoordt aan de door de gemeenschappen gestelde voorwaarden. Indien het slachtoffer van het als misdrijf omschreven feit eveneens een minderjarige is, worden zijn ouders of andere wettelijke vertegenwoordigers eveneens betrokken bij de bemiddeling.

Indien meerdere jongeren betrokken zijn bij het als misdrijf omschreven feit, dan ziet de procureur des Konings er op toe dat alle jongeren voor wie een bemiddeling gepast lijkt naar dezelfde bemiddelingsdienst worden verwezen, om desgevallend een globale bemiddeling mogelijk te maken (4). De procureur des Konings oriënteert naar een specifieke bemiddelingsdienst.

( (4) Indien de jongeren ressorteren onder de bevoegdheid van verschillende gerechtelijke arrondissementen, is hier mogelijk een taak weggelegd voor de verschillende betrokken...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT