Koninklijk besluit betreffende het administratief statuut van de militair die een dienstneming van beperkte duur aangaat, de 7 novembre 2013

TITEL 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit :

  1. wordt verstaan onder :

    1. "krijgsmachtdeel" : de landmacht, de luchtmacht, de marine en de medische dienst zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot bepaling van de algemene structuur van het ministerie van Landsverdediging en tot vastlegging van de bevoegdheden van bepaalde autoriteiten;

    2. "de militair BDL" : naargelang het geval, de officier, de onderofficier of de vrijwilliger van het actief kader die een dienstneming van beperkte duur aangegaan heeft, zoals bedoeld in artikel 6 van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de loopbaan van beperkte duur;

    3. "de kandidaat-militair BDL" :

  2. de militair BDL die een dienstneming heeft aangegaan om als kandidaat-militair van het actief kader een basisvorming te volgen ten einde als lid van het personeel te worden opgenomen, naargelang het geval, in de categorie van de officieren BDL van niveau A of B, van de onderofficieren BDL van niveau B of C, of van de vrijwilligers BDL;

  3. de militair BDL bedoeld in de artikelen 22 of 23 van de wet die een nieuwe basisvorming heeft aangevat met het oog op zijn opname, naargelang het geval, in een hogere personeelscategorie of in een hoger personeelsniveau van het actief kader;

    1. "overgang" : de opnames bij dewelke de militairen BDL kunnen toetreden tot het beroepsstatuut, binnen dezelfde personeelscategorie en -niveau;

    2. "sociale promotie" : de opnames bij dewelke de militairen BDL kunnen toetreden tot de hogere BDL personeelscategorie;

    3. "promotie op diploma" : de opnames bij dewelke de militairen BDL kunnen toetreden, naargelang het geval, tot de onmiddellijk hogere personeelscategorie of -niveau;

    4. "de minister" : de minister van Landsverdediging;

    5. "de DGHR" : de directeur-generaal human resources;

    6. "de wet" : de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur;

    7. "de wet van 28 februari 2007" : de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht;

    8. "het koninklijk besluit van 7 november 2013" : het koninklijk besluit van 7 november 2013 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader;

  4. wordt, telkens als een graad wordt vermeld, ook de gelijkwaardige graad in aanmerking genomen.

    TITEL 2. - De werving

    Art. 2. De sollicitant BDL wordt beoordeeld volgens dezelfde selectieproeven als de sollicitant beroepsmilitair die solliciteert met het oog op een loopbaan in dezelfde personeelscategorie, in hetzelfde personeelsniveau en in een gelijkaardig type werving.

    Behoren tot gelijkaardige types werving en worden volgens dezelfde selectieproeven beoordeeld :

  5. de sollicitant officier BDL van niveau A en de sollicitant beroepsofficier van niveau A van de bijzondere werving;

  6. de sollicitant officier BDL van niveau B en de sollicitant beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving;

  7. de sollicitant onderofficier BDL van niveau B en de sollicitant beroepsonderofficier van niveau B van de bijzondere werving;

  8. de sollicitant onderofficier BDL van niveau C en de sollicitant beroepsonderofficier van niveau C van de normale werving;

  9. de sollicitant vrijwilliger BDL en de sollicitant beroepsvrijwilliger van de normale werving.

    TITEL 3. - De vorming

    HOOFDSTUK 1. - De cyclus basisvorming

    Art. 3. In het kader van de cyclus basisvorming :

  10. volgt de kandidaat-officier BDL van niveau A dezelfde vormingen als de kandidaat-beroepsofficier van niveau A van de bijzondere werving;

  11. volgt de kandidaat-officier BDL van niveau B dezelfde vormingen als de kandidaat-beroepsofficier van niveau B van de bijzondere werving;

  12. volgt de kandidaat-onderofficier BDL van niveau B dezelfde vormingen als de kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de bijzondere werving;

  13. volgt de kandidaat-onderofficier BDL van niveau C dezelfde vormingen als de kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C van de bijzondere werving;

  14. volgt de kandidaat-vrijwilliger BDL dezelfde vormingen als de kandidaat-vrijwilliger van de bijzondere werving.

    De concrete samenstelling en de concrete duur van elke periode, deelperiode en fase van de cyclus basisvorming, alsook het programma en de nadere regels betreffende de uitvoering van dit programma worden vastgelegd in een reglement uitgevaardigd door de minister.

    Art. 4. De kandidaat-militair, bedoeld in artikel 105 van de wet van 28 februari 2007, die een dienstneming BDL heeft aangegaan, kan enkel zijn heroriëntering verkrijgen, overeenkomstig nadere bepalingen van artikel 22 van het koninklijk besluit van 7 november 2013, in dezelfde of in een andere hoedanigheid van kandidaat-militair BDL.

    De kandidaat-militair BDL die zijn heroriëntering verkrijgt in een andere hoedanigheid van kandidaat-militair BDL, overeenkomstig de bepalingen van artikel 22 van het koninklijk besluit van 7 november 2013, gaat in deze nieuwe hoedanigheid een nieuwe dienstneming aan voor de duur die nodig is voor het voleindigen van de in zijn oorspronkelijke hoedanigheid van militair BDL aangegane dienstneming.

    Art. 5. De kandidaat-militair BDL die zijn reïntegratie verkrijgt in zijn oorspronkelijke hoedanigheid van kandidaat-militair BDL, overeenkomstig de bepalingen van artikel 44 van het koninklijk besluit van 7 november 2013, gaat een nieuwe dienstneming aan voor de duur die nodig is voor het voleindigen van de in zijn oorspronkelijke hoedanigheid van militair BDL aangegane dienstneming.

    Art. 6. De kandidaat-militair BDL die zijn reïntegratie verkrijgt in zijn oorspronkelijke hoedanigheid van kandidaat-militair van het actief kader, overeenkomstig de bepalingen van artikel 44 van het koninklijk besluit van 7 november 2013, gaat, in deze oorspronkelijke hoedanigheid, een nieuwe dienstneming aan overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op zijn nieuwe personeelscategorie.

    Art. 7. De vorming van de kandidaat-militair BDL eindigt in de volgende gevallen :

  15. door het slagen in de cyclus basisvorming;

  16. door het verlies van de hoedanigheid van kandidaat-militair BDL.

    In het geval bedoeld in het eerste lid, 2°, verliest de kandidaat-militair BDL de graad waarin hij is aangesteld.

    HOOFDSTUK 2. - De reclassering en het verlies van de hoedanigheid van kandidaat-militair BDL

    Art. 8. § 1. De DGHR of de autoriteit die hij aanwijst, is bevoegd om de reclassering, op zijn aanvraag, van de kandidaat-militair BDL bedoeld in artikel 10, eerste lid, 1°, van de wet, toe te kennen.

    Evenwel kan de reclassering van een kandidaat-militair BDL enkel worden toegestaan, naargelang het geval, in dezelfde of in een andere hoedanigheid van kandidaat-militair BDL, overeenkomstig de nadere bepalingen van artikel 42 van het koninklijk besluit van 7 novembre 2013.

    § 2. De in een andere hoedanigheid gereclasseerde kandidaat-militair BDL gaat, in deze nieuwe hoedanigheid van kandidaat-militair BDL, een nieuwe dienstneming aan voor de duur die nodig is voor het voleindigen van de in zijn oorspronkelijke hoedanigheid van militair BDL aangegane dienstneming.

    Art. 9. De kandidaat-militair BDL, naargelang het geval, bedoeld in artikel 10, eerste lid, 1°, van de wet, die geen reclassering verkrijgt, verliest van rechtswege de hoedanigheid van kandidaat-militair BDL.

    Het verlies van de hoedanigheid van kandidaat-militair BDL wordt uitgesproken door de DGHR of de autoriteit die hij aanwijst.

    TITEL 4. - De verbreking van de dienstneming

    HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

    Art. 10. De verbreking van de dienstneming heeft uitwerking indien deze van ambtswege is of op verzoek :

  17. de dag volgend na deze van de kennisgeving aan de betrokkene, behalve wanneer een latere datum expliciet vermeld wordt;

  18. in het geval de rechtstreekse kennisgeving aan de betrokkene niet kan plaatsvinden, de derde werkdag na de dag van verzending van de aangetekende brief waarmee betrokkene van de beslissing in kennis werd gesteld, behalve wanneer een latere datum expliciet vermeld wordt.

    Art. 11. § 1. Voor een militair BDL aan wie de verbreking van zijn dienstneming ter kennis wordt gebracht en die in behandeling is in een hospitaal ten gevolge van een ongeval of ziekte in dienst opgelopen, wordt de dienstneming verlengd totdat zijn hospitaalopname definitief wordt beëindigd, ofwel omdat hij erom verzoekt, ofwel omdat zijn gezondheidstoestand het mogelijk maakt en dat deze toestand, in voorkomend geval, door een militair geneesheer van het actief kader vastgesteld wordt.

    § 2. Voor een vrouwelijke militair BDL aan wie de verbreking van de dienstneming ter kennis wordt gebracht en die met moederschapsverlof of met verlof wegens borstvoeding is, wordt de dienstneming verlengd tot op het einde van deze verloven.

    De vrouwelijke militair mag evenwel aan het voordeel van deze bepaling verzaken.

    HOOFDSTUK 2. - De verbreking van rechtswege

    Art. 12. De dienstneming van de militair BDL wordt van rechtswege verbroken indien hij niet ten minste het volgende medisch profiel behoudt :

  19. voor de officier en de onderofficier BDL :

    P S I V C A M E

    3 3 3 3 3 2 1 2

  20. voor de vrijwilliger BDL :

    P S I V C A M E

    3 3 3 3 3 2 3 3

    De militair BDL van de marine moet bovendien het volgend speciaal medisch profiel behouden :

    G Y K O

    2 3 3 3

    HOOFDSTUK 3. - De verbreking op aanvraag

    Art. 13. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 49, § 1, van de wet van 13 juli 1976 betreffende de getalsterkte aan officieren en de statuten van het personeel van de krijgsmacht, kan de dienstneming van de militair BDL die erom verzoekt verbroken worden.

    Art. 14. De militair BDL bekomt van zijn korpscommandant de verbreking van zijn dienstneming indien hij daartoe een schriftelijke aanvraag indient binnen de zes maand volgend op zijn indiensttreding.

    Art. 15. In de andere gevallen dan datgene bepaald in artikel 14, wordt de verbreking van de dienstneming uitgesproken :

  21. door de minister indien het een officier BDL of een onderofficier BDL betreft;

  22. door de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT