12 JUNI 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 19, 23 en 50 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 53octies, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wetten van 5 september 2001, 22 april 2003, 28 januari 2004 en 7 december 2006 en artikel 56, § 2, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en de programmawet van 27 april 2007;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 19 van 29 december 1992 met betrekking tot de vrijstellingsregeling bepaald door artikel 56, § 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 23 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53quinquies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 januari 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 13 maart 2008;

Gelet op advies nr. 44.277/2 van de Raad van State, gegeven op 4 juni 2008;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. In artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 19 van 29 december 1992 met betrekking tot de vrijstellingsregeling bepaald door artikel 56, § 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen, wordt het eerste lid vervangen als volgt :

De kleine onderneming die op 31 december de vrijstellingsregeling van belasting toepast, is ertoe gehouden, vóór 31 maart van het volgend jaar, de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft, in kennis te stellen van het totaalbedrag van de omzet, gerealiseerd in de loop van het voorgaand kalenderjaar. Indien zij haar activiteit heeft aangevangen tijdens dat jaar, moet zij tevens opgeven gedurende welk tijdvak zij die werkzaamheid heeft uitgeoefend.

Art. 2. Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 23 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53quinquies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2001, 28 januari 2003, 20 februari 2004 en 17 mei 2007, wordt vervangen als volgt :

Artikel 1. § 1. De belastingplichtigen en de leden van een BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek bedoeld in artikel 53quinquies van het Wetboek, zijn gehouden ieder jaar vóór 31 maart bij de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft een opgave in te dienen, waarin voor iedere afnemer die krachtens artikel 50 van het Wetboek voor BTW-doeleinden moet geïdentificeerd zijn, behalve voor de niet-belastingplichtige rechtspersonen en voor de belastingplichtige afnemers die uitsluitend handelingen verrichten die krachtens artikel 44 van het Wetboek zijn vrijgesteld, en aan wie zij goederen hebben geleverd of diensten hebben verstrekt in de loop van het vorige jaar, de volgende gegevens voorkomen :

1° het BTW-identificatienummer van die belastingplichtige afnemer of het sub-BTW-identificatienummer van de afnemer die lid is van een BTW-eenheid;

2° het totale bedrag, exclusief belasting, van de goederen die hem werden geleverd en van de hem verstrekte diensten;

3° het totale bedrag van de aan hem in rekening gebrachte belasting.

Als de in het eerste lid bedoelde opgave wordt ingediend door een lid van een BTW-eenheid, moet deze voor elke afnemer die lid is van dezelfde BTW-eenheid bovendien de volgende gegevens bevatten :

1° het sub-BTW-identificatienummer van deze afnemer die lid is van de BTW-eenheid;

2° het totale bedrag van de goederen en diensten die hem werden verstrekt.

De in het eerste lid bedoelde belastingplichtigen en leden van een BTW-eenheid die geen enkele handeling hebben verricht die in de opgave moet...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT