19 DECEMBER 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 3, 14, 15 en 20 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 1, § 9, vervangen bij de programmawet van 23 december 2009, artikel 8, vervangen bij de programmawet van 23 december 2009, artikel 12, § 2, vervangen bij de programmawet van 23 december 2009, artikel 36, § 1, a), vervangen bij de programmawet van 23 december 2009, artikel 37, vervangen bij de wet van 28 december 1992, artikel 44, § 3, 1°, vervangen bij de programmawet van 23 december 2009, artikel 45, § 1, vervangen bij de wet van 28 december 1992, artikel 48, § 2, gewijzigd bij de wetten van 27 december 1977 en 28 december 1992, het koninklijk besluit van 22 december 1995 en de programmawet van 27 december 2006, artikel 53, § 2, vervangen bij de wet van 28 januari 2004 en artikel 59, § 2, vervangen bij de programmawet van 27 december 2006;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 14 van 3 juni 1970 met betrekking tot de vervreemdingen van gebouwen, de vestigingen van een zakelijk recht op een gebouw en de overdrachten en wederoverdrachten van dergelijk recht overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 of in artikel 44, § 3, 1°, a, tweede streepje, of b, tweede streepje, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 15 van 3 juni 1970 tot regeling van de schattingsprocedure waarin artikel 59, § 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde voorziet;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven;

Gelet op de adviezen van de inspecteur van Financiën, gegeven op 21 en 26 oktober 2010;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 16 december 2010;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende

- dat de wijzigingen aangebracht aan het Btw-Wetboek bij de programmawet van 23 december 2009 ten aanzien van de leveringen van gebouwen en het bijhorende terrein op 1 januari 2011 van kracht worden;

- dat ingevolge deze wijzigingen sommige bepalingen van de koninklijke besluiten nrs. 1, 3, 14, 15 en 20 inzake de belasting over de toegevoegde waarde in overeenstemming moeten worden gebracht met het gewijzigde Btw-Wetboek;

- dat de maatregelen van onderhavig besluit die in hoofdzaak technisch van aard zijn, op dezelfde datum in werking moeten treden teneinde de rechtszekerheid ervan te verzekeren;

- dat deze maatregelen dus onverwijld moeten worden genomen;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. In artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt :

    2° de leveringen van goederen bedoeld in artikel 1, § 9, van het Wetboek alsook de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op zulke goederen die niet overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek van de belasting zijn vrijgesteld;

    ;

  2. in de bepaling onder 4° wordt het woord « nieuw » opgeheven.

    Art. 2. Artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 december 1992 en 16 juni 2003, wordt vervangen als volgt :

    Art. 5. § 1. De belastingplichtige herziet de oorspronkelijk verrichte aftrek :

    1° wanneer die aftrek meer of minder bedraagt dan die welke hij mocht verrichten op het tijdstip waarop de bij artikel 4 bedoelde formaliteiten vervuld waren;

    2° in het geval bedoeld bij artikel 79, § 1, tweede lid, van het Wetboek;

    3° wanneer zich wijzigingen voordoen in de factoren die aan de berekening van de gedane aftrek ten grondslag liggen, zoals de wijzigingen bedoeld in de artikelen 15 en 19 of de wijzigingen in het geval dat een belastingplichtige die uitsluitend handelingen verrichtte die recht op aftrek verleenden, vervolgens handelingen verricht waarvoor er geen aanspraak op aftrek is;

    4° wanneer hij ieder recht op aftrek verliest, wat betreft de nog niet vervreemde lichamelijke roerende goederen en de nog niet-gebruikte diensten op het tijdstip van dat verlies.

    § 2. Ten aanzien van de belasting...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT