Koninklijk besluit van 26 januari 2023 betreffende de bestrijding van rundertuberculose, de 26 janvier 2023

TITEL 1. - Inleidende bepalingen

HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1. § 1. Dit besluit regelt:

  1. de bewakingsvoorschriften voor het behoud van de "Mycobacterium tuberculosis complex -vrije status" van België en de maatregelen die moeten worden genomen in geval van verdenking of bevestiging van rundertuberculose, als aanvulling op de regels, vastgelegd in:

    1. de verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid;

    2. de gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking en uitroeiingsprogramma's en de ziekte vrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;

  2. de regels voor de bewaking van het Mycobacterium tuberculosis complex bij paarden, schapen en geiten die rauwe melk en colostrum produceren voor menselijke consumptie;

  3. de regels betreffende de bewaking van het Mycobacterium tuberculosis complex bij geiten die samen met runderen worden gehouden;

  4. de regels betreffende de bewaking van het Mycobacterium tuberculosis complex bij de kameelachtigen;

  5. de regels voor de bewaking van het Mycobacterium tuberculosis complex bij gekweekte hertachtigen.

    § 2. Indien op een inrichting meerdere beslagen hoefdieren gehouden worden, gelden de bepalingen en maatregelen in dit besluit inzake bestrijding van rundertuberculose steeds voor alle beslagen hoefdieren op dezelfde inrichting.

    In afwijking op het bepaalde in lid 1, kan het Agentschap echter geval per geval de bepalingen van artikel 23.1 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking en uitroeiingsprogramma's en de ziekte vrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten toepassen.

    Art. 2. § 1. Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities:

  6. van de gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raas wat betreft regels voor bewaking en uitroeiingsprogramma's en de ziekte vrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;

  7. van artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 mei 2022 betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels.

    § 2. Bovendien wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder:

  8. gedelegeerde verordening (EU) 2020/689: gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking en uitroeiingsprogramma's en de ziekte vrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;

  9. rundertuberculose agens: elke bacterie van het Mycobacterium tuberculosis complex (MTBC) (=M.bovis, M.Caprae en M.tuberculosis);

  10. rundertuberculose: de besmetting veroorzaakt door het rundertuberculose agens bij runderen;

  11. rund verdacht van infectie met MTBC: een rund waarbij

    1. uit het klinisch, post-mortem- of laboratoriumonderzoek blijkt/blijken dat één of meer klinische tekenen of post-mortem laesies of histologische bevindingen op tuberculose wijzen of;

    2. het (de) gecombineerde resultaat(en) van één of meerdere indirecte diagnostische methoden op de waarschijnlijke aanwezigheid van MTBC in een monster van een rund wijst/wijzen, of;

    3. er een epidemiologisch verband is vastgesteld met een rund waarbij een infectie met MTBC is bevestigd;

  12. rund waarbij een infectie met MTBC is bevestigd: een rund

    1. waarbij de ziekteverwekker is geïsoleerd in een monster van het rund of;

    2. waarbij een antigeen of een nucleïnezuur dat specifiek is voor rundertuberculose is aangetroffen in een monster van het rund of;

    3. behorend tot een haard en waarbij een positief resultaat van een indirecte diagnostische methode is verkregen op een monster van dit rund;

  13. bacteriologische test: het laboratoriumonderzoek bedoeld om de aanwezigheid van het rundertuberculose agens aan te tonen:

    1. door isolatie en identificatie van het rundertuberculose agens of;

    2. door de detectie van specifieke genetische sequenties van het rundertuberculose agens;

  14. indirecte diagnostische methode:

    1. een diagnostische methode om de aanwezigheid van antilichamen tegen het rundertuberculose-agens aan te tonen of;

    2. een diagnostische methode die de respons van het afweersysteem tegen het rundertuberculose-agens aantoont;

  15. haard: een inrichting, waar een rund waarbij van een infectie met MTBC is bevestigd, laatst heeft verbleven gedurende minstens dertig dagen, of bij gebrek hieraan, het bedrijf waar het rund geboren is;

  16. officiële dierenarts in het slachthuis: de erkende dierenarts belast met het onderzoek in het slachthuis;

  17. inrichting verdacht van infectie met MTBC: elke inrichting waar een rund verdacht van infectie met MTBC wordt gehouden;

  18. afmestbeslag; een beslag, andere dan een vleeskalverhouderij, waar enkel en alleen runderen aanwezig zijn met het oog op hun vetmesting en waar de verhouding tussen het aantal geboortes en het aantal vrouwelijke dieren op jaarbasis kleiner is dan 0,05

  19. vleeskalverhouderij: een beslag zoals bedoeld in artikel 107 van het koninklijk besluit van 20 mei 2022 betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels;

  20. het Fonds: het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, opgericht bij artikel 3 van de wet van 23 maart 1998;

  21. N.R.L: Nationaal Referentielaboratorium bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 augustus 2012 betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen;

  22. erkend laboratorium: laboratorium dat om testen uit te voeren in het kader van de rundertuberculosebestrijding door het Agentschap wordt erkend overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 augustus 2012 betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen;

  23. afslachtingsbevel: de door het Agentschap voorgeschreven verplichte afslachting van een dier, in toepassing van artikel 8, 3° van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, die moet worden uitgevoerd binnen dertig dagen na het uitvaardigen van de afslachtingsbevel;

  24. Minister: de Minister die bevoegd is voor de veiligheid van de voedselketen;

  25. FOD: Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu;

  26. paardachtige, schaap of geit waarbij een infectie met MTBC is bevestigd: een dier

    1. waarbij het rundertuberculose agens is geïsoleerd in een monster van het dier of;

    2. waarbij een antigeen of een nucleïnezuur dat specifiek is voor het rundertuberculose agens is aangetroffen in een monster van het dier of;

    3. behorend tot een haard waarbij een positief resultaat van een indirecte diagnostische methode is verkregen op een monster genomen van dit dier;

  27. kameelachtige: een kameelachtige van een van de volgende soorten:

    1. Lama (Lama glama);

    2. Guanaco (Lama guanicoe);

    3. Vicuña (Vicugna vicugna);

    4. Alpaca (Vicugna pacos);

    5. Dromedaris (Camelus dromedarius);

    6. Kameel (Camelus bactrianus);

  28. AHLICS: de door de verenigingen beheerde gegevensbank waarin onder meer de resultaten van de testen verricht in het kader van het onderzoek naar het rundertuberculose agens worden geregistreerd.

    HOOFDSTUK II. - Melding

    Art. 3. . § 1. Iedere exploitant, iedere dierenarts en elk laboratorium is gehouden tot de aangifteplicht inzake tuberculose, overeenkomstig het koninklijk besluit van 3 februari 2014 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht.

    § 2. Elke exploitant die tuberculose vermoedt bij één of meer van zijn dieren ontbiedt onverwijld zijn bedrijfsdierenarts. De bedrijfsdierenarts onderzoekt al de dieren van de inrichting binnen de drie dagen.

    Art. 4. § 1. Een dierenarts die bij een klinisch onderzoek van een rund vermoedt dat het dier besmet is met tuberculose, neemt van dat dier twee bloedmonsters met het oog op de uitvoering van bloedtesten volgens twee verschillende indirecte diagnostische methoden.

    Hij zendt de monsters naar een erkend laboratorium nadat hij met dat laboratorium een afspraak heeft gemaakt.

    In afwachting van de resultaten van de testen mag het in lid 1 bedoelde rund de inrichting niet verlaten en moet het van alle andere dieren worden afgezonderd in een gebouw van de inrichting.

    § 2. Een dierenarts die bij de autopsie van een rund tuberculose vaststelt of vermoedt, bemonstert dit rund om de aanwezigheid van het rundertuberculose agens te bevestigen. In geval van abnormale lymfeklieren dienen deze in hun geheel met de letsels te worden weggenomen evenals de parenchymateuze organen zoals de longen, de lever, de milt, enz.. Wanneer het dier geen pathologische laesies vertoont, dienen er voldoende monsters genomen te worden van de retrofaryngeale, de bronchiale, de mediastinale, de supramammaire, de mandibulaire en enkele mesenteriale lymfeklieren evenals van de lever.

    Hij stuurt de monsters naar het N.R.L. met het oog op bacteriologische testen.

    Mogelijke letsels die kunnen wijzen op een besmetting met tuberculose staan onder meer beschreven in bijlage II, hoofdstuk II, I van het koninklijk besluit van 9 maart 1953 betreffende de handel in slachtvlees en houdende reglementering van de keuring der hier te lande geslachte dieren, gewijzigd bij het koninklijk besluiten van 11 oktober 1997 en 16 mei 2001.

    § 3. Indien het resultaat van de in paragraaf 1 bedoelde onderzoeken...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT