Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten en tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, de 21 décembre 2021

HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten

Artikel 1. In het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten wordt het opschrift van afdeling I van hoofdstuk IV, ingevoegd door het koninklijk besluit van 14 april 2014 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 juli 2016, vervangen als volgt:

"Afdeling 1. - De strategische plannen en de operationele plannen".

Art. 2. Artikel 11bis van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 april 2014 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2016, wordt vervangen als volgt:

"Art. 11bis. - § 1. In de zin van dit artikel wordt verstaan onder:

  1. Openbare Dienst: federale overheidsdienst of programmatorische federale overheidsdienst;

  2. Bevoegde ministers en/of bevoegde staatssecretarissen: alle ministers en staatssecretarissen die bevoegd zijn voor eenzelfde Openbare Dienst;

  3. Beleidsverklaring: de beleidsverklaring van het lid van de regering zoals bedoeld in artikel 121bis van het Reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers;

  4. Beleidsnota: de beleidsnota van de minister zoals bedoeld in artikel 111 van het Reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers of de beleidsnota van de staatssecretaris;

  5. Kernopdracht: een opdracht die de Openbare Dienst door of krachtens de wet, door of krachtens het koninklijk besluit, door of krachtens het ministerieel besluit of bij regeringsbeslissing is toevertrouwd;

  6. Transversale doelstelling : doelstellingen ter verwezenlijking van een transversaal Regeringsbeleid dat betrekking kan hebben ofwel op de kernopdrachten van de meeste Openbare Diensten ofwel op hun intern beheer;

  7. Transversaal activiteitsgebied: een activiteitsgebied binnen een Openbare Dienst dat generiek van aard is en desgevallend in het strategisch plan van elke Openbare Dienst moet kunnen opgenomen worden. Een niet-exhaustieve opsomming van transversale activiteitsgebieden betreft: de efficiëntieverbetering en kostenreductie, de administratieve vereenvoudiging, de klantgerichtheid, de duurzame ontwikkeling, de bevordering van gelijke kansen, de bevordering van het integriteitsbeleid en integriteitsmanagement, de bevordering van welzijn en organisatiecultuur, de verbetering van de interne controle en interne audit en de dienstoverschrijdende samenwerking;

  8. Voorzitter: voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst of van de programmatorische federale overheidsdienst, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst.

    § 2. Tussen enerzijds de Federale Regering, vertegenwoordigd door de bevoegde minister of bevoegde staatssecretaris die bevoegd is voor het grootste gedeelte van het activiteitsgebied van de Openbare Dienst en anderzijds de Openbare Dienst, vertegenwoordigd door de voorzitter wordt één strategisch plan onderhandeld en afgesloten voor de duur van de legislatuur.

    § 3. Ongeacht het niveau van detail en de graad van operationalisering dat in overleg wordt overeengekomen tussen de partijen vermeld in § 2, bevat het strategisch plan minstens volgende elementen :

    1. Een lange-termijn-strategie die de legislatuur overstijgt, bestaande uit:

      1. Een beschrijving van de toegewezen missies en opdrachten;

      2. De visie en de waarden;

      3. De resultaten van een omgevingsanalyse en een belanghebbendenanalyse.

    2. De te volgen strategie voor de legislatuur, met betrekking tot:

      1. De uitvoering van de beleidsverklaringen van de bevoegde ministers en de bevoegde staatssecretarissen;

      2. De uitvoering van de kernopdrachten van de Openbare Dienst;

      3. Het interne beheer van de Openbare Dienst;

      4. De deelname van de Openbare Dienst aan het beleid inzake een transversaal activiteitsgebied.

    3. Een communicatieplan - en dat zowel voor interne als externe communicatie - inzake de inhoud van het strategisch plan. Voor wat betreft de transversale activiteitsgebieden wordt dit communicatieplan gecoördineerd door de FOD BOSA;

    4. Het meerjarig middelenschema, waarbij er voorzien wordt in een verband tussen de kernopdrachten van de openbare dienst zoals bedoeld in § 1,5° en de middelen;

    5. De wederzijdse verbintenissen om gunstige voorwaarden te scheppen met het oog op de correcte uitvoering van de strategieën en de bijhorende doelstellingen die beschreven staan in het strategisch plan en in de operationele plannen;

      De Openbare Dienst verbindt zich ertoe om tijdens de uitwerking van deze vijf elementen rekening te houden met de standpunten van de relevante stakeholders alsook met het budgettair kader.

      De transversale doelstellingen die uitvoering geven aan het transversaal beleid, zoals bedoeld onder punt 2°, d), worden voorgesteld door het College van Voorzitters van het directiecomité, volgens de modaliteiten bepaald in § 4,1°.

      Het strategisch plan voorziet bovendien in de toewijzing van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van elke doelstelling die wordt geformuleerd in uitvoering van de strategieën bedoeld in punt 2° hierboven en die is opgenomen in het strategisch plan aan een houder van een managementfunctie of een houder van een staffunctie.

      § 4. De totstandkoming van het strategisch plan verloopt als volgt:

    6. Ten laatste één maand na het einde van de bespreking in commissie van de beleidsverklaring maakt de bevoegde minister en/of bevoegde staatssecretaris, ieder wat hem betreft, zijn verwachtingen en prioriteiten over aan de Openbare Dienst waarvoor ze bevoegd zijn.

      Ten laatste één maand na het einde van de bespreking in commissie van de beleidsverklaring maakt de minister en/of staatssecretaris bevoegd voor een transversaal activiteitsgebied, ieder wat hem betreft, zijn eventuele verwachtingen en prioriteiten inzake transversale doelstellingen voor de strategische plannen over aan de Minister van Ambtenarenzaken. De Minister van Ambtenarenzaken bewaakt in overleg met de ministers en/of staatssecretarissen bevoegd voor een transversaal activiteiteitsgebied de coherentie van deze prioriteiten en verwachtingen. De Minister van Ambtenarenzaken agendeert de op elkaar afgestemde prioriteiten en verwachtingen inzake transversale doelstellingen voor goedkeuring op de Ministerraad. De minister van Ambtenarenzaken informeert vervolgens - uiterlijk één maand na goedkeuring op de Ministerraad - de voorzitter van het College van Voorzitters van het directiecomité over de op elkaar afgestemde prioriteiten en verwachtingen inzake transversale doelstellingen, alsook van het niveau van detail en de graad van operationalisering van de transversale doelstellingen.

      Ten laatste 2 maanden nadat de minister van Ambtenarenzaken het College van Voorzitters van het Directiecomité de op elkaar afgestemde prioriteiten en verwachtingen inzake transversale doelstellingen, alsook van het niveau van detail en de graad van operationalisering van de transversale doelstellingen heeft overgemaakt, informeert het College van Voorzitters van het directiecomité de Regering - via de Minister van Ambtenarenzaken - hoe ze deze verwachtingen inzake transversale doelstellingen zal integreren in de strategische plannen van de Openbare Diensten.

    7. Ten laatste vier maanden nadat de bevoegde ministers of bevoegde staatssecretarissen hun verwachtingen en prioriteiten hebben kenbaar gemaakt, maakt de Openbare Dienst een ontwerp van strategisch plan over aan de bevoegde minister of bevoegde staatssecretaris die bevoegd is voor het grootste gedeelte van het activiteitsgebied van de Openbare Dienst, die het op zijn beurt onverwijld bezorgt aan de andere voor de Openbare Dienst bevoegde ministers en/of staatssecretarissen.

      Indien er een directiecomité is in de Openbare Dienst is het ontwerp van strategisch plan besproken in dit directiecomité en zodanig opgemaakt dat alle houders van een managementfunctie of staffunctie, althans gedeeltelijk en minstens voor wat betreft de elementen die betrekking hebben op hun functie en verantwoordelijkheidsdomein, actief betrokken zijn geweest bij de opmaak ervan.

      Indien geen directiecomité is opgericht in de Openbare Dienst, is het ontwerp van strategisch plan zodanig opgemaakt dat alle eventuele houders van een managementfunctie of staffunctie, althans gedeeltelijk en minstens voor wat betreft de elementen die betrekking hebben op hun functie en verantwoordelijkheidsdomein, actief betrokken zijn geweest bij de opmaak ervan.

    8. Ten laatste één maand nadat de Openbare Dienst zijn ontwerp van strategisch plan heeft overgemaakt aan zijn bevoegde minister of bevoegde staatssecretaris die bevoegd is voor het grootste gedeelte van het activiteitsgebied van de Openbare Dienst, ontvangt de Openbare Dienst een gerichte en onderbouwde feedback op het ontwerp van strategisch plan vanwege de bevoegde minister of bevoegde staatssecretaris die bevoegd is voor het grootste gedeelte van het activiteitsgebied van de Openbare Dienst. De termijn voor feedback kan maximaal twee maanden in beslag nemen wanneer meerdere ministers en/of staatssecretarissen bevoegd zijn voor de Openbare Dienst. De bevoegde minister of bevoegde staatssecretaris die bevoegd is voor het grootste gedeelte van het activiteitsgebied van de Openbare Dienst coördineert desgevallend de gerichte en onderbouwde feedback van de bevoegde ministers en/of bevoegde staatssecretarissen.

    9. Indien na twaalf maanden, te rekenen vanaf het einde van de bespreking in commissie van de beleidsverklaring (zoals vermeld in art. 121bis van het Reglement van de Kamer van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT