Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeelL van de politiediensten betreffende de moederschapsbescherming, de 2 mai 2021

Artikel 1. In artikel VIII.V.1 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 maart 2008, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 2. Artikel VIII.V.2 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 maart 2008, wordt opgeheven.

Art. 3. In artikel VIII.V.4 RPPol, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 10 maart 2008 en van 11 januari 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. in het tweede lid, 4°, worden de woorden "met uitsluiting van de afwezigheden bedoeld in artikel VIII.V.2" opgeheven;

  2. het tweede lid wordt aangevuld met de bepaling onder 5°, luidende:

    "5° de volledige werkverwijdering bedoeld in artikel VIII.V.6.";

  3. het derde lid wordt opgeheven;

  4. in het vierde lid worden de woorden "het eerste, het tweede en het derde lid" vervangen door de woorden "het eerste en het tweede lid".

    Art. 4. In het RPPol wordt een artikel VIII.V.4ter ingevoegd, luidende:

    "Art. VIII.V.4ter. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van de omzetting en de planning bij toepassing van artikel 39, derde lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971, dient ten laatste vier weken voor het einde van de verplichte periode van postnatale rust de overheid waaronder het ressorteert hiervan schriftelijk op de hoogte te brengen.".

    Art. 5. In artikel VIII.V.7 RPPol worden de woorden "De artikelen VIII.V.1 en VIII.V.2 zijn" vervangen door de woorden "Artikel VIII.V.1 is".

    Art. 6. Artikel VIII.V.9 RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 maart 2007, wordt opgeheven.

    Art. 7. In het RPPol wordt een artikel XII.VIII.17 ingevoegd, luidende:

    "Art. XII.VIII.17. Het recht op de verlenging van de periode van arbeidsonderbreking na de negende week met een bijkomende week overeenkomstig artikel VIII.V.4, derde lid, zoals bepaald vóór de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 2 mei 2021 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende de moederschapsbescherming, blijft van toepassing op het personeelslid dat, op grond van artikel VIII.V.4, tweede lid, 4°, zoals bepaald na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 2 mei 2021 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende de moederschapsbescherming, niet kan genieten van de verlenging van de postnatale rust met meer dan vier weken, of meer...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT