Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, de 4 avril 2019

Artikel 1. In artikel 1, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 juli 2018, worden de woorden "de artikelen 32, 64 en 65, § 2" vervangen door de woorden "artikel 64".

Art. 2. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking van ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 3. De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Handtekening

Gegeven te Brussel, 4 april 2019.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Justitie,

K. GEENS

Aanhef

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 353bis, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 6 mei 1997, en gewijzigd bij de wetten van 24 maart 1999, 12 april 1999 en 25 april 2007 en artikel 354, eerste lid, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 10 april 2014;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan ;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 juni 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister belast met...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT