Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen met het oog op de afgifte van een gecombineerde vergunning dewelke onderdanen van derde landen machtigt om te verblijven en te werken op het grondgebied van het Rijk, de 12 novembre 2018

Artikel 1. Dit besluit zet de volgende zaken gedeeltelijk om:

  1. de richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen ;

  2. de richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven.

    Art. 2. Artikel 1, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd en hernummerd door het koninklijk besluit van 22 november 1996, wordt aangevuld met 3°, 4°, 5° en 6°, luidend als volgt :

    " 3° samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 : het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten;

  3. bevoegde gewestelijke overheid : de bevoegde gewestelijke of communautaire bestuursoverheid die bedoeld wordt in artikel 3, 2°, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 en die overeenkomstig artikel 7 van dit akkoord en de wetgeving met betrekking tot de tewerkstelling van de buitenlandse werknemers bevoegd is om elke aanvraag voor toelating tot arbeid te ontvangen en te behandelen ;

  4. toelating tot arbeid : de toelating tot arbeid in de zin van artikel 3, 8°, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 ;

  5. gecombineerde vergunning : het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister dat overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld en een vermelding met betrekking tot de toegang tot de arbeidsmarkt bevat, dat aantoont dat een onderdaan van een derde land gemachtigd is om meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven om er te werken ;

  6. gecombineerde aanvraagprocedure : procedure in de zin van artikel 3, 6°, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018. ".

    Art. 3. In artikel 1/1/1, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 8 juni 2016 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 14 februari 2017, wordt 2° vervangen als volgt:

    " 2° de vreemdeling die 18 jaar of ouder is :

    1. de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 1°, 2°, 5°, 9°, 10° en 11°, van de wet: 350 euro ;

    2. de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 3°, 4°, 6° en 7°, van de wet: 200 euro ;

    3. de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 8°, van de wet: 60 euro. ".

    Art. 4. In artikel 1/2, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 16 februari 2015, worden de woorden " Bij de indiening van zijn verblijfsaanvraag " vervangen door de woorden " Bij de indiening van zijn verblijfsaanvraag, onder voorbehoud van artikel 1/2/1 ".

    Art. 5. In hoofdstuk I, van titel Ibis, van hetzelfde besluit, wordt een artikel 1/2/1 ingevoegd, luidende:

    " Art. 1/2/1. § 1. Overeenkomstig artikel 18, § 4, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 legt de onderdaan van een derde land, die een aanvraag bedoeld in artikel 61/25-1 van de wet indient, het bewijs van betaling van de retributie dat krachtens artikel 1/1, § 2, 8° of 11°, van de wet, naargelang het geval, vereist wordt, voor wanneer hij zijn aanvraag bij de bevoegde gewestelijke overheid indient.

    § 2. Overeenkomstig artikel 19, § 2, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 deelt de bevoegde gewestelijke overheid, indien de in paragraaf 1 voorziene verplichting niet gerespecteerd wordt, de onderdaan van een derde land schriftelijk mee dat hij over een termijn van vijftien dagen, na de betekening van de brief, beschikt om het bewijs van betaling van de retributie voor te leggen.

    Overeenkomstig artikel 19, § 3, van het samenwerkingsakkoord verklaart de bevoegde gewestelijke overheid de aanvraag onontvankelijk indien de onderdaan van een derde land het bewijs van betaling van de retributie niet voorgelegd heeft nadat de in het eerste lid voorziene termijn van vijftien dagen verstreken is.

    § 3. Overeenkomstig artikel 61/25-5, § 3, eerste lid, van de wet, brengt de Minister of zijn gemachtigde, indien hij tijdens het onderzoek van de verblijfsaanvraag vaststelt dat het bedrag van de retributie niet of gedeeltelijk betaald werd, de onderdaan van een derde land hiervan op de hoogte en vraagt hij hem om het verschuldigde bedrag te betalen en het bewijs van de betaling binnen een termijn van vijftien dagen voor te leggen.

    De beslissing waarmee de onderdaan van een derde land geïnformeerd wordt over de niet-betaling of de gedeeltelijke betaling wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 43 betekend.

    De in het eerste lid bedoelde termijn van vijftien dagen begint te lopen op de dag na de dag van de kennisgeving van de in het tweede lid bedoelde beslissing.

    De betaling van het verschuldigde bedrag wordt overeenkomstig artikel 1/1/1, § 3, uitgevoerd.

    § 4. Overeenkomstig artikel 65/25-5, § 3, tweede lid, van de wet, weigert de Minister of zijn gemachtigde de verblijfsaanvraag indien de onderdaan van een derde land het verschuldigde bedrag niet betaald heeft.

    De beslissing tot weigering wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 43bis betekend. ".

    Art. 6. Artikel 25/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 27 april 2007 en gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 juli 2008 en 21 september 2011, wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende :

    " § 6. Dit artikel is niet van toepassing op de onderdanen van een derde land die een aanvraag voor een toelating tot arbeid bedoeld in artikel 61/25-1, van de wet, op basis van artikel 61/25-2, § 2,van de wet, indienen. ".

    Art. 7. In artikel 31 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 27 april 2007, 7 mei 2008, 22 juli 2008, 15 augustus 2012 en 13 februari 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  7. in paragraaf 1 worden de woorden " de gecombineerde vergunning " ingevoegd tussen de woorden " de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene " en de woorden " de verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie " ;

  8. paragraaf 2 wordt aangevuld met twee leden, luidende:

    " De geldigheidsduur van de gecombineerde vergunning die aantoont dat de onderdaan van een derde land tot een verblijf van beperkte duur gemachtigd is, is gelijk aan de geldigheidsduur van de toelating tot arbeid.

    De gecombineerde vergunning die aantoont dat de onderdaan van een derde land tot een verblijf van onbeperkte duur gemachtigd is, is vijf jaar geldig. " ;

  9. in paragraaf 3 worden de woorden " de gecombineerde vergunning " ingevoegd tussen de woorden " de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene " en de woorden " zijn geldig voor het hele grondgebied van het Rijk " ;

  10. het wordt aangevuld met de paragrafen 4 en 5, luidende:

    " § 4. Het verblijfsdocument of de verblijfstitel, afgegeven aan de vreemdeling die toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk om andere doeleinden dan werk bevat, afhankelijk de beperkingen van de arbeidsmarkt die vastgelegd zijn door de federale wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, een van de volgende vermeldingen:

  11. indien de betrokkene gemachtigd is om op beperkte wijze te werken : " Arbeidsmarkt : beperkt " ;

  12. indien de betrokkene gemachtigd is om op onbeperkte wijze te werken : " Arbeidsmarkt : onbeperkt " ;

  13. indien de betrokkene niet gemachtigd is om te werken : " Arbeidsmarkt : neen ".

    § 5. Het verblijfsdocument of de verblijfstitel afgegeven aan de onderdaan van een derde land die toegelaten is om te werken krachtens de gewestelijke of communautaire wetgeving betreffende de tewerkstelling van de buitenlandse werknemers bevat, afhankelijk de beperkingen van de arbeidsmarkt daarin, een van volgende vermeldingen:

  14. indien de betrokkene gemachtigd is om op beperkte wijze te werken : " Arbeidsmarkt : beperkt " ;

  15. indien de betrokkene gemachtigd is om op onbeperkte wijze te werken : " Arbeidsmarkt : onbeperkt ".

    Art. 8. In artikel 32 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 21 september 2011, 19 juli 2012, 15 augustus 2012, 26 december 2013, 13 februari 2015, wordt een paragraaf 1ter ingevoegd, luidende :

    " § 1ter. De gecombineerde vergunning die aantoont dat de onderdaan van een derde land tot een verblijf van onbeperkte duur gemachtigd is, wordt vernieuwd voor vijf jaar door het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats.

    Onder de in artikel 41 bepaalde voorwaarden kan zij vervroegd vernieuwd worden. ".

    Art. 9. Artikel 33 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 21 september 2011, 19 juli 2012, 15 augustus 2012, 26 december 2013 en 13 februari 2015, wordt vervangen als volgt :

    " Art. 33. § 1. Onder voorbehoud van het tweede lid moet de vreemdeling zich tussen de vijfenveertigste en de dertigste dag voor de vervaldatum van zijn verblijfs- of vestigingsvergunning, van zijn Europese blauwe kaart of van zijn EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezeten bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats aanbieden om de vernieuwing van zijn verblijfs-of vestigingsvergunning, zijn Europese blauwe kaart of van zijn EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene aan te vragen.

    Twee maanden voor de vervaldatum van zijn gecombineerde vergunning moet de onderdaan van een derde land zich bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats aanbieden om de vernieuwing van zijn gecombineerde vergunning aan te vragen.

    § 2. De verplichting de vernieuwing te vragen van de verblijfsdocumenten bedoeld in paragraaf 1 wordt opgeschort voor...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT