Koninklijk besluit tot vaststelling van de organisatie van de arrondissementele bureaus gerechtskosten en de procedure volgens dewelke gerechtskosten in strafzaken en gelijkgestelde kosten worden toegekend, geverifieerd, betaald en teruggevorderd, de 15 décembre 2019

HOOFDSTUK 1. - DEFINITIES EN BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS

Afdeling 1. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. "de wet": de wet van 23 maart 2019 betreffende de gerechtskosten in strafzaken en gelijkgestelde kosten en tot en tot invoeging van een artikel 648 in het Wetboek van Strafvordering;

  2. "tariefbesluit": een koninklijk besluit voor een of meerdere categorieën van prestatieverleners genomen op basis van artikel 11, eerste lid, van de wet;

  3. "minister": de minister bevoegd voor Justitie.

  4. "AVG": de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;

  5. "Kaderwet inzake de bescherming van persoonsgegevens": de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.

    Afdeling 2. - Bepalingen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens

    Art. 2. De procedure van toekenning, van vaststelling, van betaling en van terugvordering van gerechtskosten in strafzaken en gelijkgestelde kosten kadert in de verwezenlijking van de doelstellingen van Justitie en vormt een opdracht van openbaar belang in de zin van artikel 6.1.e) van de AVG.

    In het kader van deze procedure worden de persoonsgegevens bedoeld in artikelen 9 en 10 van de AVG verwerkt onder de verantwoordelijkheid van een medewerker van Justitie, wanneer deze gegevens noodzakelijk en proportioneel zijn in het licht van het gestelde doel.

    Deze gegevens worden voor maximaal 15 jaar bewaard vanaf hun registratie.

    Art. 3. De rechterlijke orde is verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7) van de AVG voor de persoonsgegevens die verwerkt worden in het kader van de taxatie.

    De Voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdient Justitie is verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7) van de AVG voor:

  6. de persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de vereffening;

  7. de persoonsgegevens die worden verwerkt door het centraal bureau gerechtskosten, bedoeld in artikel 6;

  8. de persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van het beroep bedoeld in artikel 25.

    Art. 4. De minister van Justitie is verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 26.8 van de kaderwet inzake de bescherming van persoonsgegevens voor de persoonsgegevens die worden verwerkt door de bevoegde rechterlijke instanties of politiediensten op het platform bedoeld in artikel 18.

    De doeleinden van de verwerking van de gegevens op dit platform zijn:

  9. het verzekeren van de identificatie van gebruikers;

  10. het faciliteren, standardiseren, optimaliseren en beveiligen van de uitwisseling van vragen en antwoorden in het kader van de uitvoering van de artikelen 46bis, 88bis, 90ter tot en met 90decies, 464/13, 464/25 en 464/26 van het Wetboek van Strafvordering;

  11. het verschaffen van een duidelijke basis om de kostenstaat van de telecomoperatoren, bedoeld in artikel 18, te berekenen.

    Persoonsgegevens worden verwerkt onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde rechterlijke instanties of de leidinggevende van een inlichtingendienst, wanneer deze gegevens noodzakelijk en proportioneel zijn in het licht van de gestelde doelen in punten 1° tot en met 3°.

    Enkel voor het gestelde doel bedoeld in punt 2° en in het kader van telefoontaps bedoeld in artikel 90quater van het Wetboek van Strafvordering worden persoonsgegevens verwerkt, zoals bedoeld in artikel 34 van de kaderwet inzake de bescherming van persoonsgegevens.

    De persoonsgegevens die verwerkt worden op dit platform worden voor maximaal 30 jaar bewaard vanaf hun registratie.

    Art. 5. In het kader van de verwerking van de gegevens bedoeld in artikelen 2 en 4, worden volgende minimale garanties voorzien om de rechten en vrijheden van de betrokken personen te beschermen:

  12. passende technische of organisatorische maatregelen worden aangenomen om te verzekeren dat de toegang tot persoonsgegevens wordt beperkt tot de personen die voor de uitoefening van hun functie kennis moeten nemen van deze gegevens, en dat de mogelijkheden tot verwerking ervan beperkt worden tot slechts die gegevens die onontbeerlijk zijn;

  13. in het bijzonder wordt een beheerssysteem voor de toegangen voorzien teneinde de gebruikers te identificeren en de rollen en de omvang van de toegangsrechten te controleren;

  14. de lijst van de categorieën van personen die worden aangewezen om de gegevens te verwerken, wordt ter beschikking gehouden van de bevoegde controlerende overheid;

  15. de personen bedoeld in punt 1° zijn onderworpen aan het beroepsgeheim of de discretieplicht;

  16. de technische omgeving, in dewelke de gegevensverwerking plaatsvindt, beantwoordt aan de hedendaagse normen en standaarden teneinde de authenticiteit, de integriteit en de vertrouwelijkheid van de gegevensverwerking te verzekeren.

    Voor wat betreft het platform bedoeld in artikel 18 worden logbestanden bijgehouden, in de zin van artikel 56 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. Deze bestanden worden bewaard voor maximaal 30 jaar.

    HOOFDSTUK 2. - ORGANISATIE EN OMKADERING

    Art. 6. Het centraal bureau gerechtskosten is bevoegd voor:

  17. het geven van juridisch-technische bijstand aan de taxatie- en vereffeningsbureaus, evenals aan opdrachtgevers, prestatieverleners, en belanghebbende overheden;

  18. het opleggen van de gepaste bestuurlijke maatregelen.

    Art. 7. Voor de uitvoering van zijn opdrachten bedoeld in artikel 4, § 3, van de wet wordt het diensthoofd van het taxatiebureau bijgestaan door administratief of financieel deskundigen, en assistenten, die allen specifiek hiertoe door de Federale Overheidsdienst Justitie worden opgeleid.

    Art. 8. Voor de uitvoering van zijn opdrachten bedoeld in artikel 4, § 4, van de wet wordt het diensthoofd van het vereffeningsbureau bijgestaan door gespecialiseerde medewerkers, die specifiek hiertoe door de Federale Overheidsdienst Justitie worden opgeleid.

    HOOFDSTUK 3. - DE ORGANISATIE VAN DE BEHANDELING VAN GERECHTSKOSTEN VIA DE DIGITALE PROCEDURE

    Art. 9. De vordering wordt door de opdrachtgever, die zich daartoe identificeert met behulp van zijn e-ID kaart, per e-mail verstuurd naar de prestatieverlener, die er langs dezelfde weg de ontvangst van bevestigt.

    De vordering omvat tenminste de volgende gegevens:

  19. het uniek nummer van de prestatieverlener;

  20. het notitienummer van het dossier;

  21. de unieke code als digitaal paspoort van de vordering, hierna "unieke code van de vordering" genoemd;

  22. het voorwerp van de vordering;

  23. de termijn waarbinnen de vordering dient te worden afgehandeld.

    De vordering wordt verstuurd naar het e-mailadres van de prestatieverlener, door hem opgegeven bij zijn opname in het nationaal register. De prestatieverlener is verplicht eventuele wijzigingen van zijn e-mailadres te laten registreren. Voor de prestatieverleners die niet in een nationaal register moeten zijn ingeschreven, wordt het e-mailadres geregistreerd bij een taxatiebureau of bij het centraal bureau gerechtskosten.

    De minister legt het model van de vordering vast voor een of meerdere groepen van prestatieverleners.

    Art. 10. De prestatieverlener stuurt zijn verslag, indien dit vereist is, op digitale wijze naar de opdrachtgever.

    De opdrachtgever keurt de prestatie of het resultaat ervan goed, of hij formuleert zijn opmerkingen.

    Art. 11. Na goedkeuring van de prestatie of het resultaat ervan, dient de prestatieverlener zijn kostenstaat digitaal in bij het taxatiebureau.

    Op het taxatiebureau koppelt de boekhoudapplicatie de kostenstaat met behulp van zijn unieke code aan de vordering.

    Het taxatiebureau controleert de kostenstaat en keurt hem goed, behalve bij vertraging van het uitvoeren van de prestatie, slechte uitvoering, incorrecte facturatie of elk ander vermoeden van onregelmatigheden. Enkel in deze gevallen kan dit bureau kennis nemen van het verslag, om op basis van concrete elementen uit dit verslag na te gaan of er sprake is van een niet verantwoorde vertraging van het uitvoeren van de prestatie, een slechte uitvoering, een incorrecte facturatie of een ander vermoeden van onregelmatigheden. Ingeval het niet mogelijk is om het verslag digitaal over te maken, wordt het verzonden per gewone brief.

    Het taxatiebureau stuurt in die gevallen een gemotiveerd voorstel tot aanpassing van zijn kostenstaat aan de prestatieverlener. De kostenstaat is definitief goedgekeurd als de prestatieverlener akkoord gaat met dit voorstel. De beslissing tot weigering of vermindering van de kostenstaat wordt gemotiveerd en aan de prestatieverlener ter kennis gebracht.

    Als de prestatieverlener niet akkoord gaat met de opmerkingen kan hij uitleg vragen, de opmerkingen beantwoorden en eventueel een tegenvoorstel doen.

    Als het taxatiebureau niet akkoord gaat met de kostenstaat of met het tegenvoorstel, zelfs zonder gebruik te hebben gemaakt van de voornoemde mogelijkheden, kan de prestatieverlener beroep instellen volgens de procedure, bepaald in de artikelen 25 tot 27.

    Iedere wijziging van de kostenstaat moet conform zijn met de wet van 22 mei 2003. In de boekhoudapplicatie worden het bedrag van de kostenstaat en de eventuele wijzigingen ervan geregistreerd.

    Art. 12. Het vereffeningsbureau zet de goedgekeurde kostenstaat in betaling als de volgende voorwaarden vervuld zijn:

  24. er moet overeenstemming zijn tussen de vordering van de opdrachtgever, de geleverde prestatie of het resultaat ervan, en hetgeen is opgenomen in de kostenstaat;

  25. de gegevens van de prestatieverlener op de kostenstaat stemmen overeen met die in de boekhoudapplicatie;

  26. het risico op dubbele betaling is nagegaan;

  27. er wordt rekening gehouden met de eventueel toepasselijke bijzondere modaliteiten bij de betaling.

    In geval van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT